Bestrijding kindermishandeling is dure plicht
Minister Rouvoet is vastbesloten kindermishandeling rigoureus aan te pakken. Op een bijeenkomst ter gelegenheid van de aftrap Stuurgroep aanpak kindermishandeling, onder voorzitterschap van Ivo Opstelten, noemde de Rouvoet kindermishandeling een hardnekkig en groot kwaad dat moet worden uitgeroeid.
Dames en heren,
Om stil van de worden. Zo’n tv-uitzending raakt me diep in het hart. Een onderwijzer die duidelijke signalen krijgt, een huisarts die verwondingen ziet, een verontruste moeder. En toch wordt niet adequaat ingegrepen.
Een voorbijgangster heeft na zeven minuten méér dan een niet-pluis-gevoel, maar zij wordt niet gehoord. Resultaat: Sheila is dood. Een jong meisje. Rode lichten genoeg, maar niemand wist het noodlot af te wenden.
En dan sta ik hier als minister die het allemaal wel zou willen oplossen. Maar, was het maar zo simpel.
Je kunt amper met droge ogen naar deze oude uitzending van de Ronde van Witteman kijken. Een aangrijpend relaas, dat zoveel jaar na dato nog steeds genadeloos de urgentie blootlegt om kindermishandeling rigoureus aan te pakken. En, dames en heren, ik ben vastbesloten dat te doen.
Kindermishandeling is een hardnekkig en groot kwaad dat moet worden uitgeroeid, Dergelijke harde woorden zei ik ook al bij de installatie van de stuurgroep Aanpak Kindermishandeling op mijn ministerie eerder dit jaar.
Uit twee vorig jaar gepubliceerde universitaire onderzoeken (Leiden/Amsterdam) blijkt dat meer dan 100.000 kinderen er jaarlijks slachtoffer van zijn. Dat betekent dat achter die zojuist vertoonde beelden ook nog eens schrikbarende cijfers zitten.
En achter die cijfers zitten kinderen van vlees en bloed, vol verdriet en pijn. Maar ook met hoop en verwachtingen.
Kinderen, die slachtoffer zijn van geweld, seksueel misbruik, intimidatie of verwaarlozing. Vaak in de huiselijke kring. Juist in die omgeving waar een kind zich veilig en gelukkig zou moeten voelen. Waar warmte, geborgenheid en veiligheid zouden moeten heersen. Kindermishandeling is een zeer ernstige aantasting van de waardigheid van een kind.
Ik reken het tot mijn dure plicht als minister voor Jeugd en Gezin om alles uit de kast te halen om deze vreselijke toestanden te voorkomen. Ik wil er zorg voor dragen dat signalen van kindermishandeling eerder, op tijd, worden herkend.
En dat vervolgens waar dat nodig passende hulp en bescherming wordt geboden. Onze kinderen hebben daar recht op. Wat mij betreft worden de geweldplegers gecorrigeerd en ter verantwoording geroepen.
Om kindermishandeling effectief tegen te gaan, moeten we samen optrekken: professionals, instanties en overheden. En daarom zijn we vandaag hier bij elkaar. Samenwerking is een voorwaarde voor succes.
Want als de huisarts de mishandeling niet opmerkt, dan doet de onderwijzer dat misschien wel, of de professional in een Centrum voor Jeugd en Gezin, een politieagent of een alerte buurvrouw. Iedereen moet zich realiseren dat hij of zei een eigen verantwoordelijkheid heeft bij de bestrijding van dit grote kwaad.
Er is al veel bereikt met de Sire-campagne, die veel mensen ervan bewust heeft gemaakt dat kindermishandeling zo wijdverbreid is. En er komt opnieuw een publiekscampagne om de alertheid op misstanden rond kinderen te vergroten. Maar ook om een ieder in de omgeving van kinderen bewuster te maken van de ernstige gevolgen van kindermishandeling.
Dus samen aan de slag. Het is keihard nodig. Samen is ook een van de stellingen in de actieverklaring, die hier vandaag wordt gepresenteerd. En vanaf deze plek doe ik daarom een klemmende oproep aan u om als bestuurders van de 35 centrumgemeenten, provincies en stadsregio’s uw handtekening te zetten op de opgehangen poster van de actieverklaring.
Een handtekening als symbolisch gebaar om het belang van de actieverklaring te ondersteunen. Ik hoop dat alle aanwezigen later een wel wat kleinere versie van de poster mee naar huis zullen nemen.
Om op te hangen naast uw bureau, zodat u voortdurend wordt herinnerd aan de ernst van dit maatschappelijke probleem.
Iedereen moet beseffen dat kindermishandeling of het vermoeden ervan behoort te worden gemeld met behulp van de meldcode kindermishandeling.
Daarin staat onder andere welke stappen de beroepsbeoefenaar kan ondernemen om de hulpverlening op gang te brengen als hij mishandeling signaleert. Ook wordt training en scholing in het toepassen van de meldcode geboden. Want een opmerking, dat ‘de antennes er niet op stonden’, zoals de leerkracht eerlijk erkende, zouden we niet meer mogen horen in deze tijd.
Het Nederlands Jeugdinstituut speelt een belangrijke rol op het vlak van informatievoorziening, kennisuitwisseling en advisering. Het NJi publiceert informatie op internet en heeft bijvoorbeeld een speciale site voor kinderen ontwikkeld. Het NJi gaat de centrumgemeenten ondersteunen bij de invoering van de RAAK-aanpak. Maar ook het programmaministerie biedt hulp, bijvoorbeeld met het programma Beter Beschermd.
Er is een stevige relatie tussen de RAAK-aanpak en de vorming van de Centra voor Jeugd en Gezin. Als deze centra er straks zijn in alle gemeenten, is daarmee de RAAK-aanpak voor helft al ingevoerd.
Dat is onder meer het geval door het aanbieden van opvoedondersteuning voor een ieder die daar behoefte aan heeft.Bovendien ontstaat met de Centra voor Jeugd en Gezin een infrastructuur waarin instellingen rond het kind samenwerken en waarbij met het invoeren van de RAAK-aanpak uitstekend op kan en móet worden aangesloten.
Andersom kan het invoeren van de RAAK- aanpak ook versterkend werken op de totstandkoming van Centra voor Jeugd en Gezin, omdat de aanpak kindermishandeling een krachtig appel doet op de samenwerking van de betreffende instellingen.
Dames en heren,
Wat wordt er van de regio’s verwacht? Dat ze werken aan een regioplan sluitende aanpak kindermishandeling, een regionaal handelingsprotocol, een gezamenlijke meldcode én aan een scholingsplan.
Voor de regiocoördinator en voor scholing is de komende drie jaar 250.000 euro per regio uitgetrokken.
Tot mijn vreugde hebben verschillende provincies en gemeenten al goede initiatieven genomen die in het land navolging kunnen krijgen.
Zo is de ggz in Gelderland extra alert op de mogelijkheid dat een ouder in geestelijke nood kinderen zóu kunnen mishandelen en zijn er afspraken gemaakt over een goede informatie-uitwisseling tussen GGZ, AMK en Raad voor de Kinderbescherming.
En de ziekenhuizen in Haaglanden, Utrecht en het AMC hebben besloten dat bij vermoedens van kindermishandeling altijd een melding wordt gedaan.
Dat leidde bij een proef in de maanden december, januari en februari in het Westeinde ziekenhuis in Den Haag tot zeventien meldingen die anders niet zouden zijn gedaan.
Wat blijkt vervolgens: zestien van de zeventien meldingen waren terecht.
Daardoor kon zestien keer eerder actie worden genomen. Alle gevallen waren tot dan toe niet bekend bij hulpverleners.
Helaas is melden bij vermoedens van kindermishandeling nog geen staande praktijk. Sommige beroepsbeoefenaren zijn terughoudend om vermoedens van kindermishandeling te melden op grond van hun beroepsgeheim. Die mythe van het beroepsgeheim stel ik in dit verband aan de kaak. En ik roep alle ziekenhuizen op het voorbeeld van Haaglanden, Utrecht en het AMC te volgen.
In dat verband wil ik u nog iets meegeven. Vorige week nog was een medewerker van ons op een bijeenkomst waar verscheidene professionals aangaven dat ze er ‘moeite mee hebben’ om bij een vermoeden van kindermishandeling toestemming van de ouders te krijgen'. Lang niet alle professionals weten dus dat er helemaal geen toestemming van ouders nodig is om een melding van kindermishandeling te doen.
Dat lijkt ongelooflijk, maar wel waar. Het geeft echter aan hoe lang de weg is die we nog moeten gaan.
Persoonlijk wil ik een lans breken voor een morele meldplicht bij serieuze vermoedens van kindermishandeling.
Inhet geval van conflicterende belangen van ouders en kind moet voor de hulpverlener het belang van het kind voorop staan. Ik constateer dat bijvoorbeeld de KNMG steeds meer neigt naar het standpunt van ’spreken tenzij’. Dat juich ik toe.
Alle instellingen die in een bepaalde regio met kinderen werken, moeten kindermishandeling gecoördineerd aanpakken.
Dat houdt indat de professional beter en vaker informatie deelt met collega’s bij andere instanties, in staat is gesprekken met ouders te voeren en een melding van een vermoeden van kindermishandeling te doen als dat nodig is.
Er zijn veel instellingen bij betrokken:Bureau Jeugdzorg, het consultatiebureau, basisscholen, politie en gemeentelijke instanties zoals leerplichtambtenaren en de sociale dienst. Samenwerking is geboden in het belang van de samenleving.
Behalve de actieverklaring wordt vandaag ook de stuurgroep Aanpak Kindermishandeling gepresenteerd. De stuurgroep fungeert als aanjager bij de landelijke invoering van de RAAK-aanpak. De commissie vervult een actieve rol bij het verwezenlijken van het in juli vorig jaar door mij gepresenteerde plan ‘Kinderen veilig thuis’.
Ook zal de stuurgroep het maatschappelijk besef mobiliseren dat er meer werk moet worden gemaakt van de bestrijding van kindermishandeling. Het is belangrijk dat de stuurgroep aan de slag kan gaan. Hoe eerder en hoe doeltreffender kindermishandeling wordt aangepakt, hoe beter.
Voorzitter Ivo Opstelten zal straks verder op de plannen van de breed samengestelde stuurgroep ingaan.
Geachte aanwezigen,
Door uw inzet kunnen veel kinderen worden beschermd. U moet daar samen mee aan de slag gaan. Ik zei het eerder: professionals, instanties en overheden. Kinderen die nu lijden, maar die net als hun leeftijdgenootjes recht hebben op een veilig bestaan.
Maar ik ben niet naïef. Het is geen vanzelfsprekendheid dat ‘ouders hun kinderen in liefde opvoeden’, zoals de onderwijzer in de documentaire veronderstelde.
En ook met de opmerking van de arts dat zij misschien niet ‘achterdochtig genoeg’ is geweest, kunnen we niet meer uit de voeten. Ik wil dan ook dat geïnvesteerd wordt in opleiding, training en scholing.
Kortom de landelijk in te voeren RAAK-aanpak richt zich op voorkomen, signaleren en stoppen van kindermishandeling en steunt op de volgende punten:
- Gebruik van de meldcode aanjagen, informatie-uitwisseling verbeteren en het beroepsgeheim doorbreken
- meer scholing en training van professionals: herkennen van signalen; de antenne), niet meer wegkijken bij vermoedens van kindermishandeling, maar weten welke stappen gezet moeten worden om een kind te helpen
- publiekscampagne gericht op ouders, buren, en kinderen zelf om de alertheid en het gevoel van medeverantwoordelijkheid te vergroten.
Dames en heren, ik realiseer me terdege dat we niet alle misstanden van vandaag op morgen kunnen uitbannen. Ik verzuchtte al: was het maar waar. Maar het ontslaat ons niet van de dure plicht onze uiterste best te doen om kindermishandeling te bestrijden.
Ik wens u veel succes met uw belangwekkende opdracht.