Antwoorden op kamervragen over verplicht stoppen met werken door politieagenten.
Vragen van de leden Griffith en Blok (beiden VVD) aan de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over verplicht stoppen met werken door politieagenten. (Ingezonden 4 maart 2008)
Vraag 1
Is het waar dat agenten tot en met schaal 9, gelet op de in te vullen vragenlijst, uiterlijk één jaar voor het bereiken van de leeftijd van zestig jaar, kenbaar moeten maken dat zij willen doorwerken, terwijl agenten in schaal 10 en hoger dit niet hoeven te doen? 1)
Antwoord 1
Voor een specifieke categorie politiepersoneel is dit waar. De bepalingen waarop wordt gedoeld maken deel uit van een, binnen afzienbare termijn aflopende, overgangsmaatregel. Het functioneel leeftijdsontslag (FLO) is bij de politie met ingang van 2001 afgeschaft en vervangen door een flexibele uittredingsregeling. Op basis van overgangsrecht, dat met de politievakorganisaties is overeengekomen, hebben politieambtenaren van 50 jaar en ouder hun oude FLO-aanspraken behouden. Overigens is ook bij deze overgangsmaatregel het eenvoudiger gemaakt om na de leeftijd van zestig te blijven doorwerken. De keuze van de ambtenaar is bepalend en het arbeidsgezondheidskundig onderzoek geldt niet meer in alle gevallen. Bij de overgangsmaatregel dient de ambtenaar een vragenlijst in te vullen met betrekking tot zijn gezondheidstoestand. Deze vragenlijst wordt door de Arbodienst gebruikt om het bevoegd gezag -de korpsbeheerder- te adviseren over de vraag of het noodzakelijk is de ambtenaar een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te laten ondergaan alvorens kan worden vastgesteld of de ambtenaar zijn functie kan blijven uitoefenen na het bereiken van de zestigjarige leeftijd.
Vraag 2
Deelt u de mening dat deze voorwaarde leidt tot ongelijke behandeling van politieagenten, enkel en alleen op basis van verschil in salarisschaal?
Vraag 3
Op welke gronden wordt dit onderscheid in het besluit gemaakt en vindt u dit onderscheid gerechtvaardigd gelet op artikel 1 van de Grondwet en de Algemene Wet Gelijke Behandeling?
Antwoord 2 en 3
Het invullen van de vragenlijst geldt alleen voor ambtenaren ingedeeld in een salarisschaal lager dan salarisschaal 10. Het advies over de gezondheidstoestand is namelijk van belang bij de uitvoerende politiefuncties, omdat met name deze functies de zware aspecten van het politiewerk in zich herbergen, zoals onregelmatigheid en confrontatie met geweld. Het criterium van een advies over de gezondheidstoestand is in de politierechtspositie praktisch gezien alleen mogelijk door dit te koppelen aan een salarisschaal. In het algemeen geldt dat bij functies die in hogere salarisschalen zijn ingedeeld de zware aspecten van de politiewerkzaamheden minder of niet voorkomen.
De Algemene wet gelijke behandeling (Awgb) ziet niet op situaties waarin sprake is van een verschil in behandeling op grond van salarisschaal. Voor wat betreft de toepasselijkheid van artikel 1 Grondwet moet er vanuit worden gegaan dat in casu verschillende gevallen aan de orde zijn, te weten werknemers in verschillende functieschalen op grond van het feit dat de functies verschillende soorten politiewerk met zich meebrengen, met verschillende gevolgen voor de gezondheidstoestand. Hierdoor kan niet worden gesproken van ongelijke behandeling van gelijke gevallen.
Vraag 4
Vindt u het rechtvaardig dat een verzoek tot langer werken van een politieagent wordt afgewezen op basis van het enkele feit dat betrokkene uiterlijk één jaar voor het bereiken van zijn zestigste levensjaar de vragenlijst met betrekking tot zijn gezondheidstoestand niet heeft ingevuld, terwijl de gezondheidstoestand van deze politieagent door het bevoegde gezag is goedgekeurd?
Antwoord 4
Het invullen van een vragenlijst over de gezondheidstoestand één jaar voor het bereiken van de zestigjarige leeftijd van de ambtenaar, waarborgt dat er voldoende tijd is om zonodig nog een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan, eventueel de aan de uitslag van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek verbonden beroepsprocedures te kunnen doorlopen en eventueel nog tijdig de voor het ontslag op basis van de oude FLO-aanspraken noodzakelijke administratieve handelingen te kunnen afronden. Een samenloop van een uitkering op basis van de oude FLO-aanspraken met een voorgezet dienstverband is niet mogelijk.
Gelet op de redactie van artikel 49a, van het Barp (het huidige artikel 88c van het Barp) komt het bevoegd gezag, in het geval de vragenlijst over de gezondheidstoestand niet tijdig is ingediend, niet toe aan de beoordeling van deze gezondheidstoestand. Dit zou alleen anders zijn als er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding van de ambtenaar, maar dit is aan het bevoegd gezag -de korpsbeheerder- om te beoordelen.
Vraag 5
Hoe rijmt dit onderscheid zich met het kabinetsbeleid, dat er enerzijds op gericht is om oudere werknemers langer te laten werken en anderzijds het groeiend personeelstekort bij de politie op te heffen?
Vraag 6
Vindt u dat het onderscheid in salarisschalen geen recht doet aan de vrije keuze van oudere werknemers om langer te blijven werken, en dat dit onderscheid niet motiverend maar eerder belemmerend werkt?
Vraag 7
Bent u bereid dit onderscheid op korte termijn op te heffen en coulant te zijn richting agenten, die niet op de hoogte waren van de termijn van één jaar kennisgeving vooraf, en hun verzoek tot langer doorwerken in behandeling te laten nemen?
Antwoord 5, 6 en 7
Bij de beantwoording van vraag 1 is aangegeven dat vanaf 1 januari 2001 bij de sector Politie een flexibele uittredingsregeling van kracht is. Het flexibele karakter houdt in dat de ambtenaar zelf het moment van uittreden kan kiezen.
De verplichte vragenlijst over de gezondheidstoestand geldt alleen voor een specifieke categorie politiepersoneel, die op grond van overgangsrecht, de oude FLO-aanspraken heeft behouden. Voor de laatste ambtenaren van deze categorie treden de FLO-aanspraken in 2010 in werking. Het tijdig invullen van een vragenlijst over de gezondheidstoestand en eventueel een gezondheidskeuring is de enige voorwaarde om te mogen doorwerken na het bereiken van de leeftijd van zestig jaar en hoeft derhalve geen belemmering te vormen.
Aangezien het een met de vakorganisatie afgesproken overgangsregeling betreft, die bovendien op korte termijn uitfaseert, ben ik niet voornemens deze regeling te wijzigen. Dat zou ook geen redelijk beeld opleveren ten opzichte van degenen die zich in de afgelopen 7 jaren wel aan deze bepaling hebben gehouden of daaraan niet hebben voldaan en met de consequentie daarvan zijn geconfronteerd.
Zoals bij het antwoord op vraag 4 is vermeld, is de beoordeling of er sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding aan de korpsbeheerder.
1) Besluit Algemene Rechtspositie Politie, artikel 49a lid 1 jo artikel 88