Toespraak van staatssecretaris A. Aboutaleb van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tijdens het congres Jeugd en Armoede van Nibud/Stimulansz op 17 april 2008 in Utrecht
Jeugd en Armoede. Wat kunt u doen?
Ik citeer de titel van dit congres. En geef u direct een antwoord: Veel. Daarop volgt natuurlijk de vraag: Wat kan ìk doen, wat kan de overheid doen? En ook dan luidt het antwoord: Veel. Maar zeker niet alles en zeker niet alleen.
Laat ik beginnen met duidelijk te stellen dat geld nooit maar dan ook nooit een reden mag zijn dat kinderen in deze maatschappij niet mee kunnen doen, niet mee mógen doen. Alle kinderen van Nederland - arm of rijk - moeten per definitie dezelfde kansen en mogelijkheden krijgen en hebben om hun talenten te ontwikkelen. Of het nu gaat om onderwijs of vrijetijdsbesteding.
Het is een gotspe dat je in een welvarend land als Nederland nog in armoede geboren kan worden. Een lot dat vandaag de dag nog altijd enkele honderdduizenden kinderen treft. Maar ook in hen schuilen dokters, architecten, topmanagers en uitvinders, net als in andere kinderen. Toch zullen velen het nooit zover schoppen, omdat er geen geld is voor een computer, of voor bijlessen. Of omdat hun ouders ze niet kunnen helpen met hun huiswerk, omdat die op hun veertiende al aan het werk moesten omdat ze zelf in armoede geboren waren.
Ook ik ben geboren in armoede. In een dorp waar armoede en ongeletterdheid hand in hand gingen. Gelukkig was er in ons dorp een onderwijzer die zich daar niet bij neerlegde. Hij leerde de kinderen in het dorp lezen en schrijven. Mij ook. Dat lijkt misschien niet veel, maar dankzij hem kon ik mijn talenten ontwikkelen en mijn ambities verwezenlijken.
Ik heb mij als staatssecretaris tot doel gesteld, het aantal kinderen dat maatschappelijk niet meedoet om redenen van armoede, deze kabinetsperiode tenminste te halveren. Dat is een forse doelstelling, dat besef ik. Maar ik zal u straks uitleggen hoe ik denk dat we die kunnen bereiken. Het is een heel wenselijke doelstelling, want kinderen lijden het meest onder armoede.
Armoede voelt als onrecht als mensen de eindjes maar net aan elkaar kunnen knopen. Pijnlijk voelt het als je als ouder om financiële redenen je kinderen elementaire dingen moet ontzeggen. Als er geen geld is voor voetbalspullen. Als het lidmaatschap van een sportclub niet binnen het gezinsbudget valt. Als je niet naar muziekles mag omdat je moeder het niet kan betalen. Dat voelt niet alleen als onrecht, dat is onrecht. Vaak is er sprake van armoede die van generatie op generatie wordt doorgegeven. Een traditie waar we niet trots op zijn. Want alle kinderen moeten kansen krijgen. Kansen om talenten te ontwikkelen, ongeacht het inkomen van de ouders.
Maar we moeten eerst beter weten waar we het over hebben. Daarom heb ik het Sociaal Cultureel Planbureau gevraagd een landelijke nulmeting uit te voeren naar het aantal kinderen dat om financiële redenen overal buiten valt. Het gaat om een omvangrijk onderzoek waaraan zo'n 2.000 gezinnen mee zullen doen. De resultaten verwacht ik begin 2009. Maar wat de uitkomst van het onderzoek ook moge zijn, het zijn er sowieso te veel. Ik voel er ook niets voor te verzanden in allerlei discussies over definities en zeg u: Ieder kind dat om financiële redenen beperkt wordt in zijn ontwikkeling is er een te veel.
Samen met de minister voor Jeugd en Gezin zal ook worden onderzocht welke factoren aan armoede en sociale uitsluiting ten grondslag liggen. Want behalve dat we inzicht willen hebben in de omvang willen we ook de achtergronden van armoede en sociale uitsluiting bij kinderen in kaart brengen. Waarbij ook van belang is dat we de langere termijngevolgen van armoede bij kinderen onderzoeken.
Overigens is het gevoel moeilijk rond te kunnen komen niet één op één te koppelen aan de hoogte van het inkomen. Het zijn dus niet alleen de minima. CBS-gegevens laten dat ook zien. Het blijkt dat 330.000 huishoudens met een laag inkomen wel rond kunnen komen. Daar staat tegenover zo’n 670.000 huishoudens die geen laag inkomen hebben, maar wel aangeven financieel moeite te hebben.
Armoede is niet alleen maar een inkomensprobleem. Armoede in onze samenleving is een optelsom: Laag inkomen, gebrekkig onderwijs, minder kansen op de arbeidsmarkt, ongezonde huisvesting, moeilijke thuissituaties, gescheiden ouders. Een kringloop van de armoede. En niet te vergeten: schulden. Belangrijk is dat we ook in die gevallen hulp bieden. De campagne Blijf positief zullen we om die reden binnenkort weer volop onder de aandacht brengen. Deze campagne helpt mensen om financieel in vorm te blijven of te komen. En zou je kunnen beschouwen als een instrument om beter te kunnen rondkomen.
In die kringloop van armoede wordt ook nog weleens een verband gelegd met criminaliteit. Ik weet niet of dat wetenschappelijk te verklaren is. Ik weet wel dat armoede nooit een alibi kan zijn voor criminaliteit. Als thuis warmte ontbreekt gaan kinderen de straat op. Er zijn te weinig plekken waar ze ongehinderd kunnen spelen en daardoor ontstaat al gauw overlast. Waar we voor moeten waken is kinderen te snel een stigma van lastig te geven. Beter is het te zoeken in vervangende structuren als onderwijs en vrijetijdsbesteding, die een prima rol kunnen spelen bij preventie. Dus niet alleen maar in repressieve termen denken, maar ook investeren.
Daarom stelt het kabinet 80 miljoen euro extra beschikbaar aan gemeenten om kinderen in arme gezinnen te laten deelnemen aan sport en cultuur of andere activiteiten. Dit geld komt overigens bovenop de eerder door het kabinet structureel beschikbaar gestelde middelen voor armoedebestrijding en schuldhulpverlening die vanaf 2011 oplopen tot 80 miljoen. Gemeenten mogen zelf bepalen hoe zij dit doel willen bereiken, zolang het geld maar bij de kinderen terechtkomt. Ik vertrouw erop dat gemeenten het belang ervan inzien dat alle kinderen, rijk of arm, kans krijgen zich te ontplooien. En er voor zorgen dat met dit geld arme kinderen daadwerkelijk bereikt worden. Liefst in natura en concrete zaken zoals een lidmaatschap van een sportclub of muziekschool. Samen met organisaties uit sport, cultuur en onderwijssector, waaronder NOC*NSF, de Cultuurformatie, de Kunstconnectie, de Kunstfactor, het Jeugdsportfonds en de stichting Leergeld, zal worden gezocht naar mogelijkheden om deze kinderen te bereiken.
Die tachtig miljoen wordt over twee jaar verdeeld. Dit jaar 40 en volgend jaar 40 miljoen. Beschikbaar voor gemeenten via de algemene uitkering van het Gemeentefonds. De afspraken met gemeenten leggen we vast in individuele, per gemeente af te sluiten convenanten. De eerste zijn inmiddels ondertekend.
Naast het beschikbaar stellen van de 2 x 40 miljoen hebben gezinnen met kinderen baat bij andere maatregelen die dit kabinet neemt. Heel belangrijk hierbij is het kindgebonden budget. Door bedragen per kind te introduceren in plaats van de kindertoeslag gaan gezinnen met meer dan één kind er substantieel op vooruit.
Maar er is meer. Mag ik u een voorbeeld geven: Van een eenoudergezin met twee kinderen en een laag inkomen. Voor dit gezin zijn er de volgende meevallers:
- Door de invoering van het kindgebonden budget krijgt dit gezin in 2009 € 305 extra.
- Door gratis schoolboeken is er een bedrag beschikbaar van € 308 per kind op de middelbare school. Weliswaar wordt de tegemoetkoming voor studiekosten voor mensen met lagere inkomens gekort, maar bij deze regeling zagen we een niet-gebruik van 37%.
- Als dit gezin ook nog eens profiteert van een verstrekking van een sportabonnement en sportkleding voor elk kind en een gratis PC, kan er nog een meevaller van samen € 1000 zijn.
- Opgeteld kom je zo uit op een plus van maar liefst € 1600! En het sommetje kan nog positiever uitpakken als de ouder in dit gezin een baan op minimumniveau heeft. Door de omzetting van de kinderkorting in kindertoeslag is er in 2008 een meevaller van bijna € 1000.
Ik begon met het beantwoorden van de vraag die dit congres stelt: Jeugd en armoede: Wat kunt u doen? Ik heb deze vraag vanuit mijzelf en het kabinet beantwoord en ik heb u aan willen tonen dat we veel kunnen, moeten, zullen en gaan doen. U kunt in ieder geval rekenen op een actieve inzet van mijn kant. Samen met mijn collega’s van OC&W, VWS, Jeugd en Gezin en WWI. Vanuit verschillende departementen wordt gewerkt aan de nota gezinsbeleid, die dit najaar aan de Tweede Kamer verstuurd zal worden. Waar voorzieningen ontbreken, moet er een passend aanbod komen.
De ambitie om kinderen in arme gezinnen te laten deelnemen aan sport en cultuur moet aansluiten op zowel het lokaal als landelijk beleid op het terrein van sport, cultuur en onderwijs. Dat betekent dat jeugdparticipatie in overleg met jongerenorganisaties en ongeorganiseerde jongeren wordt bevorderd. De activiteiten van jongerenorganisaties zoals de Nationale Jeugdraad dragen hieraan bij. Vanuit het sportbeleid is al veel geld beschikbaar, die de gemeente uitstekend kan benutten om het sportaanbod voor kinderen uit arme gezinnen te vergroten of verbeteren. Ook in het kader van de wijkaanpak kunnen gemeenten de wijk een stuk kindvriendelijker maken.
Samen gaan we aan de slag. Ik doe hierbij dan ook een direct beroep op de aanwezigen om samen met mij voortvarend aan deze ambitie te werken en daarvoor eigen gemeentelijk beleid in gang te zetten. Er is genoeg te doen. Al was het maar om te voorkomen dat, zoals het Nibud het ook omschrijft, de arme kinderen van nu de arme ouders van later zijn. Die traditie moet doorbroken. Want de jeugd heeft nog altijd de toekomst. Laten wij er met z'n allen voor zorgen dat het een goede toekomst wordt.
Ik dank u wel.