Toespraak bij het voorjaarsforum van Natuurmonumenten
Toespraak door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), mevrouw G. Verburg, bij het voorjaarsforum van Natuurmonumenten op 16 april 2008 in Amsterdam.
Dames en heren,
''t Is haast niet voor te stellen
Een aardbol met geen mens erop
De insecten aan de macht
Je kunt alleen voorspellen
Een sluipwesp met een Nixon-kop
Die de rode mieren slacht
En in de hemel zit vermoeid
De mens een beetje na te zeuren
Totdat ook daar de ingenieuren
Het leven hebben uitgeroeid'
Zo zag het er ruim vijfendertig jaar geleden voor ons uit. Nabije toekomst in de fantasie van Adèle Bloemendaal, waarbij de mens het loodje legt. Toekomst volgens de Club van Rome. En na de Club van Rome ook de toekomst in de fantasie van vele anderen.
Als mensen nu aan de toekomst denken, zien ze een ijsbeertje op smeltend poolijs voor zich. Of een sumatraanse tijger in het regenwoud, een pandabeertje, koralen. Geen bescheiden soorten, zoals de sluipwesp van Adèle. Vooral uitheemse dieren staan in verband met CO2-uitstoot en bomenkap. Met name via de media krijgen we waarschuwingen van wetenschappers, goeroes en ex-politici.
Gelukkig doen we al veel. Maar de planeet is complexer dan Al Gore, Nicolas Stern en Leonardo di Caprio ons voorspiegelen. Laat ik duidelijk zijn. Het is goed dat de urgentie hoog wordt opgestuwd. Dat heeft tot resultaat gehad dat het stoppen van de achteruitgang op ieders agenda staat. Maar daar hoort wat mij betreft ook de ontwikkeling van ondernemend Nederland èn van de burgers in Nederland bij. Zij hebben verschillende vragen. Vragen als: duurzaam ondernemen, zit mijn klant daarop te wachten? En: biodiversiteit, leuk hoor, maar wat heb ík eraan? Het kabinet vindt in elk geval dat we niet voor die vragen moeten weglopen. We hebben u daarbij nodig.
U heeft deze dag een toekomstthema meegegeven: countdown 2010. Daarop heb ik mijn bijdrage ook een thema meegegeven: gedeelde verantwoordelijkheid. Niet in 2010, maar nu. En ik ben blij te horen dat u, net als het kabinet, ook kiest voor een positieve insteek. Ik zal eerst, zoals beloofd, ingaan op de rol van het kabinet. Daarna beantwoord ik de vraag hoe dat eruit kan zien, verantwoordelijkheid nemen.
Als eerste. Wat is de rol van het kabinet?
Het kabinet roept u op. Wij roepen Natuurmonumenten en haar collega-organisaties op om samen met ons, andere overheden en het bedrijfsleven ons best te doen om een stukje aan de biodiversiteitspuzzel toe te voegen. Meer mensen moeten het belangrijk gaan vinden om zorgvuldig met onze soortenrijkdom om te gaan. Dit heb ik samen met mijn collega-ministers van VROM en Ontwikkelingssamenwerking opgenomen in een nieuw beleidsprogramma 'Biodiversiteit werkt: voor natuur, voor mensen, voor altijd'. Het stoppen van de achteruitgang is niet ons enige doel. Het gaat er ook om dat we daar samen draagvlak voor creëren. Zowel de mensen, als de planeet als de economie staan centraal. People, Planet en Profit.
Ik haal uit ons programma een aantal punten naar voren. Om te beginnen een Profit-punt. Het kabinet vindt dat Nederlandse bedrijven zich meer moeten inspannen voor duurzame productie- en handelsketens. Nederland importeert namelijk veel natuurlijke grondstoffen uit verre landen: hout voor in de bouw, soja voor veevoer, palmolie voor de industrie. De productie daarvan drukt, zoals u weet, op het tropisch regenwoud. Dichter bij huis importeren we veen voor potgrond, waardoor in EU-landen als Letland, Estland en Litouwen maanlandschappen dreigen te ontstaan. Door bedrijven te stimuleren duurzaam in te kopen, willen we daar veranderingen bewerktstelligen.
Dan een Planet-punt. Tweeduizendtien is een jaar dat u en mij zorgen baart. Mondiaal hebben we afgesproken dat de achteruitgang dan minder hard moet gaan. In Europa liggen nog ambitieuzer afspraken: de achteruitgang moet zijn gestopt. Maar 2010 nadert snel. Het kabinet deelt dan ook de zorg van de Europese Commissie of we als lidstaten 2010 gaan halen. Meer specifiek gaat het in ons land om de voltooiing van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). We streven ernaar die te hebben afgerond in 2018. Bij het realiseren van de Ecologische Hoofdstructuur ligt er voor de provincies, de terreinbeheerders en de boeren een enorme uitdaging. Aan hen om, met rijksgeld, goede natuur te realiseren.
We weten natuurlijk dat dat voor een aantal soorten niet voldoende zal zijn. Om die soorten een kans te geven, ontwikkelen we leefgebieden. In die gebieden gaat het om groepen soorten. Ik onderzoek momenteel of de provincies de regie op zich kunnen nemen, en of we daarvoor het Investeringsbudget Landelijk Gebied kunnen aanwenden. Voor leefgebieden geldt hetzelfde als voor de EHS: het is geen exclusieve overheidsaangelegenheid. Ik nodig alle partijen die daarover mee willen praten uit, zich aan te sluiten bij de ruim veertig partijen die, verdeeld over zestig plekken in het land, actief zijn. Daar hebben we bij het bosrandenbeheer al resultaat mee gehad. Dankzij een paar kleine ingrepen overleven onder andere de bosparelmoervlinder, de kleine ijsvogelvlinder, de hazelworm en de adder in een stuk bosrand. Ook in andere leefgebieden lijkt het goed uit te pakken. Onder andere bij het herstel van de bovenlopen van de beken in Overijssel en in het kalkrijke heuvelland in Zuid-Limburg.
Ik merk bij hierbij het volgende op. Er klinken de laatste tijd geluiden dat biodiversiteitsbehoud vooral iets is voor in het buitenland. Het beleid zou zich in Nederland vooral op landbouwhectares moeten richten. Het beschermen van biodiversiteit is geen ver-van-ons-bed ambitie. En dat zeg ik niet omdat we er in Europa nu eenmaal afspraken over hebben gemaakt. Zorgvuldig omgaan met wat ons is toevertrouwd, vind ik een kwestie van beschaving. Waarbij we ook de kwaliteit van de leefomgeving in een verstedelijkte delta moeten blijven borgen. Ik noem het 'goed rentmeesterschap'. We moeten dit vooral blijven nastreven. Juist in een land als Nederland, een dichtbevolkt land, met per hectare een hoge agrarische productie.
Nog een P-punt, dat aan alle drie de P's, people, planet en profit, raakt. Verschillende sprekers, en met name mijnheer Pauli, hebben er al op gewezen hoezeer biodiversiteit de mens ten bate is, onder andere in de farmaceutische industrie.
In de politiek is het noodzakelijk en gebruikelijk om coalities te sluiten. In de samenleving zie ik dat steeds vaker terugkeren. Partijen gaan verbindingen aan of gaan samenwerken. Ministeries hebben daar zeker ook een rol in. Een mooi voorbeeld is bij het ministerie van LNV de samenwerking tussen de bioloog en de boer. Beide zijn betrokken bij biodiversiteit. De één weet hoe een specifiek ecosysteem werkt, de ander merkt het. Een fruitteler ziet het meteen wanneer de bijen minder talrijk zijn. De wetenschap is inmiddels zo ver, dat agrarisch ondernemers insecten kunnen inzetten, voor plaagbestrijding. Lieveheersbeestjes of oorwurmen kunnen goed in akkerranden verblijven, én schadelijke bladluizen eten. Met als voordeel voor de boer dat hij minder gif hoeft te spuiten. Op dit gebied steun ik samen met mijn collega van VROM een aantal praktijkexperimenten. Met de 'sluipwesp aan de macht' had Adèle dus wel een punt.
Er gebeurt al veel. Daarom wil ik ook de steun die we op dit moment vanuit de samenleving krijgen niet onvermeld laten. Zo ben ik erg blij met het initiatief van het bedrijfsleven en de International Union for Conservation of Nature (IUCN) voor een 'Taskforce Biodiversiteit en Natuurlijke Hulpbronnen'. Ik zie uit naar de plannen die de Taskforce gaat uitwerken.
Het kabinet gaat uit van gedeelde verantwoordelijkheid. Om de balans te vinden tussen People, Planet en Profit. Maar dat kan niet zonder spelregels. Sommige staan in de Flora- en Faunawet, andere in gedragscodes. Sinds enige tijd hebben we daar ook de Gegevensautoriteit Natuur en de Nationale Databank Flora en Fauna bij. We werken er hard aan om zowel de Gegevensautoriteit als de databank verder te ontwikkelen. Zodat iedere ondernemer, iedere burger kan weten waar beschermde soorten zitten. Op die manier komt niemand voor verrassingen te staan.
Ik kom bij mijn tweede vraag. Wat is er nog meer nodig om gedeelde verantwoordelijkheid waar te maken?
Uw organisatie, Natuurmonumenten, heeft zich ontwikkeld tot een grote, invloedrijke speler en gesprekspartner. En u weet, adel verplicht. Ik daag u graag uit te kijken met nieuwe ogen, te spreken met nieuwe tongen. Aan tafel te schuiven met verschillende partijen. Voor organisaties met een andere traditie zal dat soms moeilijk zijn.
Maar we kunnen niet oud blijven denken en doen. 'Oud' kan het biodiversiteitsverlies niet stoppen. 'Oud' is: iets op de agenda zetten en meningsverschillen steeds via de rechter of de Raad van State oplossen. Zoals is gebeurd in het conflict rond de Waddenzee en de mosselvisserij. 'Nieuw' is: de dialoog aangaan en niet helemaal zeker weten wat uw achterban daarvan gaat vinden.
Met nieuw denken en doen kunnen ondernemers en wetenschappers innovatief zijn. Het maakt agrarisch ondernemers tot goed waarnemer èn wegbereider, zoals bij de bladluizen etende sluipwesp. Consumenten kunnen kritisch zijn op de herkomst en kwaliteit van eten. Vrijwilligers kunnen helpen het landschap te onderhouden. Gulle gevers kunnen een stukje groen adopteren. Ouders of leraren kunnen kinderen wijzen op kikkers en salamanders in de sloot. Vakantievierders kunnen vliegkilometers dichtbij huis compenseren, bijvoorbeeld door een boom in hun eigen tuin te planten. Maatschappelijke organisaties kunnen hun netwerken aan elkaar knopen.
Nieuw denken, gecombineerd met een verantwoordelijke houding, vertaalt zich uiteindelijk in de manier waarop we leven, werken en reizen. Het is iets, dat zal moeten wortelen in gedeelde waarden. Waarden die uitdrukken dat we in ons dagelijks leven rekening moeten houden met de natuur.
Terug naar de toekomst. Het kabinet besteedt op een afgewogen manier aandacht aan biodiversiteit. Het kiest bij het nemen van gezamenlijke verantwoordelijkheid voor verbinding tussen partijen. Willen we dat ook vasthouden tot na 2010, dan hebben we daar drie dingen bij nodig.
- Optimisme als levenshouding (dat is nieuw denken).
- Durf en doorzettingsvermogen en lef en leiderschap van alle partners (dat is nieuw doen).
- En een evergreen: goede voorbeelden. Mensen die inspireren. Creatieven, denkers, filmmakers, politici, ceo's en alle andere mensen die hun toekomstvisioenen omzetten in daden. Zoals Willy Nelson in de Verenigde Staten, die zijn eigen biodieselmerk uitvond. U hoeft niet van Willy Nelson te houden, dat doen zijn fans wel. Het gaat erom, dat er mensen zijn die ons helpen ingesleten patronen los te laten, als ze niet langer bruikbaar zijn.
Ik begon mijn bijdrage met het toekomstbeeld van deze generatie, ik eindig met dat van een meisje van acht jaar. Een tijd geleden drukte een landelijke krant een gedicht van haar af. Een gedicht over People, Planet en Profit. Al zou Manon van Holstein - zo heet ze - dat zelf niet zo zeggen, vermoed ik.
'Op school leren wij, de wereld is een bol
Maar ik denk weleens, hij is wel erg vol
Met mensen, dieren, landen en water.
Er zijn ook vulkanen met een diepe krater.
Ik vraag me weleens af, wereld word jij nooit eens moe.
Wil jij nooit eens naar bed toe.
Maar jij draait altijd maar door, daar zijn wij wel erg blij mee.'
Dames en heren,
Dit is wat we kunnen leren van de generatie van de toekomst: optimisme is een uitdaging. Om te kunnen leven van het land, en te kunnen geven om natuur. Dank u wel.