Kamer toont vertrouwen in Actieplan Werving en Behoud
Er bestaat bij een overgrote meerderheid in de Tweede Kamer vertrouwen in het Actieplan Werving en Behoud zoals dat onlangs door staatssecretaris Jack de Vries is gepresenteerd. Wel wil een aantal fracties delen van het plan naar voren halen.
Zo pleitten Raymond Knops (CDA) en Arend-Jan Boekestijn voor een bredere inzet van reservisten en ziet Angelien Eijsink niets in een bonus voor militairen die een collega weten te werven. Het Actieplan Werving en Behoud moet ervoor gaan zorgen dat de Defensieorganisatie goed gevuld wordt en blijft. Het plan kost ongeveer tien miljoen euro. Voor structurele maatregelen is vijf miljoen euro beschikbaar. Het restant ‘verdient’ Defensie door de salarissen die niet hoeven te worden uitbetaald door de ondervulling. Op dit moment is ongeveer 85 procent van de arbeidsplaatsen bezet.
De ChristenUnie vroeg nogmaals om extra aandacht voor militairen met jonge kinderen. “De gezinssituatie behoort tot de prioriteiten”, zei Joel Voordewind. Staatssecretaris De Vries komt voor 15 oktober met een uitwerking van het Actieplan naar de Kamer. Daarin worden de voorstellen die de Vaste Commissie voor Defensie vanmiddag heeft gedaan, meegenomen. Het betreft dan onder meer de inzet van reservisten en een onderzoek naar de effecten die mogen worden verwacht van de maatregelen. Tevens zal de financiering dan duidelijk zijn. “Wil een en ander slagen, is een strakke aansturing nodig”, betoogde Eijsink.
Staatssecretaris De Vries ging ook in op de suggestie dat de operatie in Uruzgan jongeren er van weerhoudt in dienst te treden. “Dat kun je ontkennen noch bevestigen. Je kunt niet goed peilen waarom ze niet voor Defensie kiezen, maar dat het meespeelt, is logisch. Het gaat niet om niks. De officiersfuncties bij de infanterie zijn bijvoorbeeld weer zeer gewild op dit moment en daarmee teken je zeker voor een uitzending.” De bewindsman ziet de herinvoering van de opkomstplicht niet als een oplossing voor de personeelstekorten. “Bij de missies die we doen, hebben we een beroepsleger nodig. Voor een maatschappelijk stage zijn er eventueel wel mogelijkheden.”