Antwoorden op Kamervragen over de invulling van vacatures in de politietop
Vragen van de leden Van Hijum en Haverkamp (beiden CDA) aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de invulling van vacatures in de politietop. (Ingezonden 25 maart 2008)
Vraag 1
Heeft u met de korpsbeheerders afgesproken dat de komende drie jaar de helft van de vacatures in de politietop moet worden vervuld door vrouwen en allochtonen en dat vacatures voor overige hogere functies voor 30% door vrouwen en allochtonen worden vervuld? 1)
Antwoord vraag 1
Ik heb afgesproken dat van de kroonbenoemingen - in de korpsleiding - in de periode van 1 oktober 2007 tot 1 januari 2011 50 % een vrouw en/of allochtoon zal zijn. Ten aanzien van de kroonbenoemingen in de schalen 15 en 16 -niet zijnde korpsleiding, bijvoorbeeld districtschefs- is afgesproken dat 30% van de benoemingen in de periode tot 2011 vrouw en/of allochtoon is.
Vraag 2
Is het waar dat u benoemingen in hogere functies wilt tegenhouden, als de korpsen er niet in slagen om meer vrouwen en allochtonen aan te trekken
Vraag 3
Kunt u aangeven op welk moment en op welke wijze u concreet van deze bevoegdheid gebruik denkt te gaan maken?
Antwoord op de vragen 2 en 3:
De voorzitter van het samenwerkingsprogramma ‘Politietop divers’ heeft op mijn verzoek een inventarisatie gehouden onder korpsbeheerders. Hieruit is gebleken dat de hiervoor genoemde percentages realistisch zijn; korpsbeheerders zijn bereid om een groot deel van de komende vacatures zo in te vullen dat meer diversiteit in de politietop wordt gerealiseerd. Het niet vervullen van vacatures is in die situatie niet nodig.
Indien onverhoopt zou blijken dat benoemingen niet bijdragen aan het realiseren van de gemaakte afspraken, kan een dergelijke afweging aan de orde zijn.
Vraag 4
Waarom probeert u diversiteit van het personeelsbestand van de politie af te dwingen via quota en sancties, in plaats van deze van onderop te stimuleren via een bewust diversiteits- en Human Resource Managementbeleid?
Antwoord vraag 4
Daar waar het gaat om de top van de politie, heb ik gekozen voor een tweesporenbeleid: quotering enerzijds en bewust diversiteits- en Human Resource Managementbeleid anderzijds. Op dit moment wordt door het samenwerkingsprogramma ‘Politietop divers’ gewerkt aan verbetering van het carrièrebeleid voor de top, om op die manier ook perspectief voor de huidige politieleiders te creëren.
Met de korpsbeheerders heb ik ook diversiteitsafspraken gemaakt die gelden voor de gehele politieorganisatie: over de ontwikkeling van multicultureel vakmanschap bij iedere politiemedewerker en over instroom, betere doorstroom en het voorkomen van ongewenste uitstroom. Ook wordt een talentenprogramma ontwikkeld om zo talent versneld tot bloei te laten komen. Een taskforce diversiteit, onder leiding van de portefeuillehouder diversiteit uit de Raad van Hoofdcommissarissen, fungeert als aanjager. De politieorganisatie zelf draagt verantwoordelijkheid voor de uitvoering van diversiteitsbeleid, om diversiteit van onderop te laten groeien. Daarbij wordt gebruik gemaakt van expertise en instrumenten vanuit de korpsen en het Landelijk Expertise Centrum Diversiteit.
Vraag 5
Acht u het denkbaar en acceptabel dat het moeten halen van de streefcijfers leidt tot concessies aan de kwaliteit van topfunctionarissen bij de politie? Welk criterium heeft voorrang bij de selectie: de kwaliteit van de sollicitant of herkomst/sekse?
Antwoord vraag 5
Nee. De kwaliteit staat altijd centraal: van mannen en vrouwen, allochtonen en autochtonen. Er zijn overigens voldoende vrouwen en allochtonen die over uitstekende kwaliteiten beschikken.
Vraag 6
Kunt u aangeven hoeveel vrouwen en allochtonen er op dit moment werken bij de politie, uitgedrukt in een percentage van het totale personeelsbestand en hoe dit percentage zich de afgelopen tien jaar heeft ontwikkeld? Kunt u dit tevens aangeven voor het aandeel vrouwen en allochtonen in de politietop?
Antwoord vraag 6
Percentage vrouwen
Het percentage executieve vrouwen betrof in 1997 ongeveer 14 %; in 2007 was het percentage over de gehele politie gerekend circa 34% en het percentage executieve vrouwen circa 22%[1].
Percentage allochtonen
In 1997 telde de politie 4,8% executieve allochtonen[2]; in 2007 was dat 6,5% over de gehele politie gerekend.
Percentage vrouwen op kroonbenoemde posities
In 1997 was het percentage vrouwen op kroonbenoemde posities minder dan 1%. Per 1 mei 2008 is het percentage vrouwen op kroonbenoemde posities ruim 11%.
Percentage allochtonen op kroonbenoemde posities
In 1997 was het percentage allochtonen op kroonbenoemde posities tussen de 3 en 4%. Per 1 mei 2008 bedraagt het percentage allochtonen op kroonfuncties 2%.
Vraag 7
Is het waar dat allochtonen gemiddeld genomen sneller weer vertrekken bij de politie dan autochtone collega’s? Welke oorzaken heeft dit? Zou uw beleid zich niet beter kunnen richten op het wegnemen van deze oorzaken?
Antwoord vraag 7
Ja, allochtone politiemedewerkers vertrekken gemiddeld genomen sneller. De oorzaken zijn nooit systematisch onderzocht. Eén van de afspraken die ik daarom met het Korpsbeheerdersberaad heb gemaakt betreft het beter in kaart brengen van vertrekredenen door middel van exitinterviews. Zodat het in de toekomst beter mogelijk wordt om –naast het hiervoor geschetste beleid- ook de oorzaken voor voortijdig vertrek zoveel mogelijk weg te nemen.
1) www.regering.nl, 17 maart 2008
[1] Over 1997 zijn alleen percentages beschikbaar over het executieve aandeel van vrouwen en allochtonen binnen de politie. Over 2007 zijn alleen betrouwbare gegevens beschikbaar over het percentage allochtonen binnen de gehele politiepopulatie.
[2] Voor de percentages allochtonen geldt dat deze de werkelijkheid zo goed mogelijk benaderen; het komt voor dat medewerkers er de voorkeur aan geven om hun afkomst niet te (laten) registreren.