Criminaliteit met behulp van internet neemt zienderogen toe
Het aantal personen dat via internet onder valse voorwendselen geld uit de zak wordt geklopt, neemt zienderogen toe. Ook komt het steeds vaker voor dat op slinkse wijze vertrouwelijke informatie wordt losgepeuterd om slachtoffers financieel op te lichten. Het hacken of manipuleren van andermans computer – een delict op zich – is vaak een manier om andere criminele activiteiten mee te faciliteren. Criminele organisaties rekruteren daarvoor in toenemende mate net-afgestudeerden, computermedewerkers en jongeren met kennis van ICT.
Dat blijkt uit een onderzoek naar zogeheten “high-tech crime” dat minister Hirsch Ballin van Justitie vandaag naar de Tweede Kamer heeft gezonden. Het onderzoek is uitgevoerd door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC), het onderzoekcentrum van Justitie. Aanleiding voor het nader onderzoek was het gebrek aan kennis over daders van high-tech crime en de betrokkenheid van de georganiseerde criminaliteit. Uit de literatuurinventarisatie van het WODC komt naar voren dat vooral internetfraude en hacking criminele verschijnselen zijn die veel in combinatie met andere vormen van high-tech crime worden gepleegd. Volgens de onderzoekers biedt het toenemende gebruik van computers – en internet in het bijzonder – zeer lucratieve mogelijkheden voor criminelen. Het onderzoek benadrukt dat er nog aanzienlijke lacunes bestaan in de kennis over daders. Kinderporno, grooming en internetfraude kennen vooral mannelijke daders. Het gros van de zedendelicten wordt gepleegd door blanke daders terwijl bij internetfraude vooral daders betrokken zijn van Afrikaanse en/of Aziatische afkomst. Opvallend in de ogen van de onderzoekers is dat corrupte ICT-ers en criminelen die actief zijn op het gebied van internetfraude, kinderporno en hacking nogal eens over een strafblad blijken te beschikken.
Internet
Bij cybercriminaliteit gaat het in veel gevallen om de ondersteunende communicatieve functie van het internet waarbij sprake is van digitale gedragsdelicten zoals het verspreiden van kinderporno, haatzaaien via het internet of het seksueel benaderen van kinderen via chatsites door volwassenen (ook wel ‘grooming’ genoemd) en van financiële transacties op het internet waarbij sprake is van oplichting en bedrog. Volgens de onderzoekers vormt met name internetfraude een bedreiging voor de Nederlandse samenleving. Van slachtoffers wordt onder valse voorwendselen geld uit de zak geklopt (voorschotfraude) of op slinkse wijze vertrouwelijke informatie losgepeuterd (identiteitsfraude) om slachtoffers financieel op te lichten en te beroven (bank- en creditcardfraude). Opvallend is de sterke verwevenheid tussen cyber- en computercriminaliteit: het hacken of manipuleren van andermans computer – een delict op zich – is vaak een manier om andere criminele activiteiten mee te faciliteren. De onderzoekers verwachten dat zowel het aantal slachtoffers als de criminele winsten de komende jaren verder zal toenemen.
Georganiseerde criminaliteit
Er zijn aanwijzingen dat in sommige gevallen van high-tech crime sprake is van georganiseerde criminaliteit, al blijft ook het zicht erop beperkt. De onderzoekers gaan ervan uit dat high-tech crime steeds meer het werkterrein wordt van de georganiseerde misdaad waarbij telkens nieuwe trends en innovatieve technieken zullen worden toegepast. Onder meer kinderporno, internetfraude, hacking en malware zijn lucratieve werkterreinen: de opbrengsten zijn groot, zeker wanneer deze worden afgezet tegen de geringe investeringen en risico’s. In Nederland zijn georganiseerde netwerken actief op het gebied van internet- en voorschotfraude en ons land is bovendien een belangrijke leverancier van botnets (legers aan besmette en extern bestuurbare ‘zombie’computers die tegen forse betaling te huur worden aangeboden) en doelwit van aanvallen waarmee getracht of gedreigd wordt systemen plat te leggen (dDoS).
Voor het ontwikkelen van malware en instrumenten, het bespioneren of overnemen van andermans systemen of het maken van nep-websites, rekruteren criminele netwerken experts onder net-afgestudeerden, computermedewerkers en jongeren met kennis van ICT (bijvoorbeeld via computerclubs). Ook hackers zijn door hun deskundigheid belangrijke dienstverleners geworden voor de georganiseerde misdaad door op bestelling allerlei technische hulpmiddelen te leveren.
Volwassen
Minister Hirsch Ballin schrijft aan de Tweede Kamer dat de cybercrime in Nederland is ‘gearriveerd’ en daarmee een volwassen sector in de criminaliteit is geworden. Dit heeft ook gevolgen voor de aanpak van cybercrime door politie en justitie. De ICT-ontwikkeling gaat zo snel en is zo massief, dat de overheid op het gebied van de rechtshandhaving naast de al in gang gezette maatregelen extra dient te investeren in de komende periode. Het kabinet heeft bij de presentatie van het programma ‘Veiligheid begint bij voorkomen’ reeds extra geld uitgetrokken voor capaciteitsuitbreiding bij politie en justitie op het gebied van cybercrime. Cybercrime is naar haar aard grenzeloos – daarom zijn voorzieningen nodig die de geografische beperking in de opsporing waar mogelijk opheffen. Alleen met adequate grensoverschrijdende voorzieningen kan volgens de minister een effectieve strafrechtelijke aanpak van cybercrime tot stand komen. Een verdere verruiming hiervan bij grensoverschrijdende doorzoeking van een computersysteem wordt nagestreefd.
In zijn brief stelt de minister de volgende prioriteiten bij de aanpak van cybercrime:
1) Bedreiging of ondermijning van de democratische rechtsorde.. Hiervan is vooral sprake bij terroristisch handelen die mede met behulp van ICT-voorzieningen een grote uitwerking kunnen krijgen.
2) Delicten die ook zonder tussenkomst van ICT worden gepleegd, maar nu met behulp van de ICT plaatshebben zoals bedreigingen, vormen van seksuele delicten, maar ook pesterijen. Naast het gebruik van e-mailverkeer, is dit ook aan de orde in allerlei vormen van chatten en bijvoorbeeld binnen omgevingen als YouTube en Secondlife. In eerste instantie kan zelfregulering vanuit de internetbedrijven een nuttig middel zijn om dit aan te pakken. Het strafrecht komt hier in beeld wanneer de criminaliteit de lichamelijke en geestelijke integriteit en de vrijheid van personen (en vooral: van kinderen) ernstig aantast. Hiervan is sprake bij vormen van geweldpleging (bedreiging, intimidatie, belaging) en seksueel misbruik (in kader van kinderpornografie, grooming).
3) Eigendom en vermogen: diefstal, inbreuken op auteursrechten, oplichting, fraude en vernieling. Juist bij deze delicten geldt dat door particulieren veel preventieve maatregelen kunnen worden getroffen. Hier is een grote rol weggelegd voor particulieren en bedrijven. Door samen te werken kunnen burgers, bedrijven en overheid elkaar helpen risico’s te onderkennen en vermijden.
In 2008 zal in opdracht van het ministerie van Justitie met een nulmeting worden gestart naar de aard en omvang waarmee Nederlandse burgers en bedrijven te maken krijgen met cybercrime. Van belang zijn ook de conclusies van een analyse van de juridische instrumenten die de overheid tot haar beschikking heeft om content van het internet te verwijderen. Deze conclusies worden nog dit jaar gepresenteerd.