Motie van Miltenburg (TK 26631 nr. 245) spoeddebat PGB 12 maart 2008
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DLZ/ZI-U-2842848
14 april 2008
In het plenair overleg van 12 maart 2008 inzake spoeddebat PGB heeft mw. van Miltenburg een motie ingediend (TK vergaderjaar 2007 – 2008, 26631 nr 245) die vervolgens is aangenomen.
Over de uitvoering van de motie wil ik u als volgt informeren.
De motie wil bevorderen dat instellingen zoals scholen, zorgaanbieders en welzijnsinstellingen hun reguliere zorg ook uitstrekken naar kinderen die soms gedrags-, leer- en sociale problemen hebben waardoor ze even niet helemaal vanzelf meekomen met de andere kinderen.
De motie vraagt de regering in dit verband concreet te bepalen wat de ‘gebruikelijke zorg’ is die openbare instellingen zoals scholen, zorgaanbieders en welzijnsinstellingen zelf geacht worden te leveren aan kinderen met gedrags-, leer- en sociale problemen en dit vast te leggen in een indicatiedocument.
De wijze waarop in de AWBZ het begrip ‘gebruikelijke zorg’ is gedefinieerd wordt hierbij als voorbeeld genoemd.
Het indicatiedocument waarin dit nu is vastgelegd zijn de beleidsregels indicatiestelling AWBZ. Het CIZ heeft deze beleidsregels nader uitgewerkt in instructies voor de indicatiestellers AWBZ. Op die manier is in de AWBZ voorzien in een uniforme werkwijze als het gaat om het toepassen van ‘gebruikelijke zorg’, bijvoorbeeld voor kinderen met gedrags-, leer- en sociale problemen.
Bij het bepalen van een AWBZ-aanspraak weegt het CIZ ook mee, op titel van voorliggende voorzieningen, de zorg die andere openbare instellingen zoals scholen en welzijnsinstellingen gebruikelijk bieden aan kinderen met gedrags-, leer- en sociale problemen. Richtinggevend voor het CIZ hierbij is met name de afbakening van het AWBZ-pakket ten opzichte van andere sectoren zoals onderwijs en welzijn zoals het CVZ die formuleert.
Zoals ik reeds in het plenaire debat op 12 maart heb aangegeven ben ik voornemens in de AWBZ te komen tot een “glasheldere polis”. Het verduidelijken van de zorg die andere openbare instellingen zoals scholen en welzijnsinstellingen gebruikelijk bieden aan kinderen met gedrags-, leer- en sociale problemen zal in dat kader plaatsvinden. Ik zal, gezien de in de motie genoemde doelgroep, hierover in contact treden met de Minister van Jeugd en Gezin.
Het is vervolgens aan de betreffende Inspecties c.q. gemeenten om erop toe te zien dat genoemde instellingen hun reguliere taken ook op dit punt naar behoren uitvoeren. Ik zie daarom geen aanleiding om met flankerend beleid te komen anders dan hetgeen reeds in dit kader plaatsvindt.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
mw. dr. J. Bussemaker