Kabinet pakt wanbetalers zorgpremie aan

Mensen die geen zorgpremie willen betalen en daarmee de kosten op de schouders van anderen leggen, worden aangepakt. Profiteren van anderen die wél betalen is niet te tolereren. Verzekerden die langer dan zes maanden hun nominale premie niet hebben betaald (wanbetalers), moeten daarom een bedrag ter hoogte van 130 procent van de nominale premie per maand betalen. Dit is een bestuursrechtelijke premie, die hen wordt opgelegd door het College voor zorgverzekeringen (CVZ). Deze premie wordt ingehouden op het inkomen van de wanbetaler. Ook moeten zij hun schuld van zes maandpremies en bijkomende kosten (ongeveer 1000 euro) betalen aan hun zorgverzekeraar, voordat de bestuursrechtelijke premie weer wordt omgezet in de gewone nominale premie die wordt betaald aan de verzekeraar. Dit staat in het wetsvoorstel structurele maatregelen wanbetalers nominale zorgverzekeringspremie, waar de ministerraad op voorstel van minister Klink van Volksgezondheid, Welzijn en Sport mee heeft ingestemd. Verwacht wordt dat door dit wetsvoorstel het aantal wanbetalers (volgens het CBS ongeveer 200.000) snel zal afnemen.

Wanbetalers komen door hun slechte betaalgedrag hun wettelijke verzekeringsplicht niet na. Hierdoor komt de solidariteit in het verzekeringsstelsel, die de basis vormt voor de Zorgverzekeringswet, onder druk te staan. Het kabinet wil de druk op het (alsnog) betalen van de nominale premie daarom zo hoog mogelijk opvoeren. Zeker ook omdat het royeren van wanbetalers door zorgverzekeraars geen oplossing is, omdat ook onverzekerden de druk op de solidariteit in het stelsel vergroten.

Als mensen langer dan zes maanden hun premie niet hebben betaald moeten zorgverzekeraars hen aanmelden bij het CVZ. Het CVZ stelt daarop een bestuursrechtelijke premie vast die 130 procent van de nominale premie is. Deze premie wordt vervolgens volgens het principe van bronheffing ingehouden op het inkomen van de wanbetaler, indien nodig op de zorgtoeslag. Deze premie is aanzienlijk hoger dan de gemiddelde nominale premie en is daarmee een belangrijke prikkel tot betalen. Het CVZ int deze boete totdat de verzekerde zijn schuld aan de zorgverzekeraar heeft betaald. Zodra de wanbetaler zijn schuld heeft voldaan en weer gewoon zijn premie betaalt, stopt het CVZ de inning. Met verzekeraars worden afspraken gemaakt over de voorwaarden van aanmelding.

Sinds 2006 is iedereen verplicht een zorgverzekering af te sluiten en hiervoor premie te betalen aan de zorgverzekeraar. Bij een laag inkomen kunnen mensen een zorgtoeslag aanvragen. Zorgverzekeraars hebben het recht om de zorgverzekering te beëindigen als de verzekerde geen premie heeft betaald. Om te voorkomen dat wanbetalers worden geroyeerd en daardoor onverzekerd raken, zijn afspraken gemaakt met zorgverzekeraars. Sinds december 2007 mogen verzekerden met een betalingsachterstand hun verzekering niet meer opzeggen en dus niet wisselen van verzekeraar. Verzekeraars krijgen, voor het verzekerd houden van wanbetalers, een gedeeltelijke compensatie van de overheid voor de premie die ze mislopen. Dit kost de betalende Nederlanders ongeveer 165 miljoen euro per jaar. De kosten voor deze compensatie worden straks gedekt door de opbrengsten van de bestuursrechtelijke premie. De eerste zes maanden vallen, net als nu, onder het betalingsrisico van de zorgverzekeraar.

Om het ontstaan van deze achterstanden bij minima te signaleren en te voorkomen wisselen gemeenten en verzekeraars gegevens uit. Gemeenten, verzekeraars en schuldhulpverleningsorganisaties kunnen waar nodig wanbetalers met een laag inkomen en/of met hoge schulden ondersteunen met bijvoorbeeld deelname aan collectieve contracten, schuldhulpverlening, budgetbeheer of hulp bij het aanvragen van zorgtoeslag. Tijdig aangeboden hulp is belangrijk om schulden te voorkomen. Er is nog overleg tussen de verschillende partijen over de inspanningen voor de minima.

De ministerraad heeft ermee ingestemd dat het wetsvoorstel voor advies aan de Raad van State zal worden gezonden. De tekst van het wetsvoorstel en van het advies van de Raad van State worden pas openbaar bij indiening bij de Tweede Kamer.