Voortgang voorstel Wet ambulancezorg
De Voorzitter van de Eerste Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20017
2500 EA DEN HAAG
CZ/EKZ 2838119
3 april 2008Naar aanleiding van uw vergadering van 4 maart jongstleden waarin u heeft gesproken over de voortgang van het voorstel Wet ambulancezorg (Waz), verzoekt u mij bij brief (kenmerk 136139.14U) een drietal onderwerpen nog nader toe te lichten. Aan dat verzoek voldoe ik graag.
U vraagt mij nader toe te lichten op welke wijze de publieke borging van de meldkamer ambulancezorg gestalte krijgt. In het wetsvoorstel op de veiligheidsregio’s (Wvr) is, mede indachtig de opmerkingen daarover in het Coalitieakkoord, de positie van de meldkamer ambulancezorg op een zodanig wijze geregeld (artikel 29, eerste lid, Wvr), dat dit in lijn is met de regeling daarover in de Waz (artikel 3 Waz). Ook met de reacties op het wetsvoorstel van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding, die pleiten voor een heldere publiekrechtelijke verankering van de meldkamer, is in het wetsvoorstel Wvr rekening gehouden. In de Wvr is dat is volgt verwoord.
De meldkamer is essentieel voor het bevoegd gezag om zijn verantwoordelijkheid voor de veiligheid en openbare orde waar te maken. De meldkamer vervult de spilfunctie in het functioneren van brandweer, politie, geneeskundige hulpverlening en ambulancezorg, zowel in de dagelijkse situatie als onder ramp- of crisisomstandigheden. Het bevoegd gezag moet direct op de meldkamer kunnen sturen. In de wet is daarom verankerd dat de meldkamer onder de publieke verantwoordelijkheid valt en wordt ingesteld en in stand gehouden door het bestuur van de veiligheidsregio, met dien verstande dat de daadwerkelijke uitvoering van de meldkamer ambulancezorg en daarmee de verantwoordelijkheid voor de feitelijke inzet valt onder de verantwoordelijkheid van de rechtspersoon aan wie de vergunning is verstrekt door de minister van VWS.
De minister van VWS verleent per regio een vergunning aan één rechtspersoon tot het verrichten van ambulancezorg. Om voor de meldkamer ambulancezorg de verantwoordelijkheid van het openbaar bestuur waar te maken, is bepaald dat ten aanzien van een groot aantal onderwerpen het bestuur van de veiligheidsregio eisen kan stellen aan de vergunninghouder. Daarnaast is bepaald dat het bestuur van de veiligheidsregio de directeur van de meldkamer benoemt en ontslaat. Hij doet dit niet eerder dan nadat hij het regionale college en het bestuur van de regionale ambulancevoorziening in de gelegenheid heeft gesteld daarover advies uit te brengen. Het personeel van de meldkamer is in de regel afkomstig en in dienst van de disciplines die samenwerken in de meldkamer, tenzij de partijen in regionaal verband voor een andere oplossing kiezen. Het aanstellen van personeel van één van de partijen voor het verrichten van werkzaamheden in de meldkamer, behoeft de instemming van de directeur. Dit met het oog op de kwaliteitsbewaking en mogelijkheden voor samenwerking van het personeel. De directeur van de meldkamer kan immers zijn verantwoordelijkheid voor het algehele beheer en de kwaliteit van de processen niet waarmaken indien hij geen zeggenschap heeft over het personeel dat in de meldkamer te werk wordt gesteld. De directeur heeft de algehele leiding over de meldkamer, met inachtneming van de werkinstructies van de verantwoordelijke leidinggevenden van de onderscheiden disciplines.
Vervolgens vraagt u mij om aan te geven in hoeverre de Regionale Ambulancevoorzieningen (RAV) samenvallen met de veiligheidsregio’s. De RAV-regio’s vallen, op één uitzondering na, samen met de veiligheidsregio’s. De uitzondering betreft de regio Zaanstreek-Waterland. De ambulancezorg in de regio Zaanstreek-Waterland wordt momenteel aangestuurd vanuit de meldkamer in Amsterdam (regio Amsterdam-Amstelland). Als de regio Zaanstreek-Waterland een eigen vergunning krijgt, leidt dit tot het oprichten van een (nieuwe) meldkamer ambulancezorg. Dit lijkt mij vanuit het oogpunt van doelmatigheid niet wenselijk. Mocht echter door nieuwe inzichten blijken dat het wenselijk is om deze meldkamer op te splitsen naar de regio’s, dan sta ik daarvoor open.
Tot slot vraagt u mij om aan te geven op welke termijn het voorstel Wet veiligheidsregio’s aan de Eerste Kamer ter behandeling wordt aangeboden. De minister van BZK is voornemens samen met de minister van VWS en de minister van VROM in april 2008 de nota naar aanleiding van het verslag naar de Tweede Kamer toe te zenden. De verdere behandeling en de termijnen liggen uiteraard in handen van de Tweede Kamer.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
dr. A. Klink