Toespraak staatssecretaris A. Aboutaleb van Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tijdens het Congres van de landelijke Cliëntenraad op 3 april 2008 te Ede
Dames en heren goedemorgen. Mag ik beginnen met een compliment.In een paar jaar tijd is vrijwel overal cliëntenparticipatie in de sociale zekerheid van de grond gekomen. Met als grootste groep de gemeentelijke cliëntenraden. Tot mijn grote vreugde beschikken nagenoeg alle gemeenten nu over een of andere vorm van cliëntenparticipatie.
Om de vreugde gelijk maar wat te temperen; het feit dat het goed geregeld is wil nog niets zeggen over het functioneren van de cliëntenraden. Feit is ook dat er nog altijd bestuurders op lokaal niveau zijn die eigenlijk geen luizen in de pels dulden. Die het er maar lastig mee hebben. Dat is tegelijkertijd ook een beetje het probleem waar ik mee zit. Je weet dat uitkeringsgerechtigden mee mogen praten en dat is goed.Maar het effect dat ze hebben laat zich niet altijd even makkelijk meten. Ze zijn niet in dezelfde mate actief en slaan niet altijd in dezelfde mate een deuk in een pakje boter. Of ze staan als vertegenwoordigers van de doelgroep te ver af van de mensen om wie het uiteindelijk gaat.
Grote vraag blijft dus: Wat bereiken we met cliëntenparticipatie? Welke invloed hebben de raden?
Daar wil ik het graag met u over hebben. Mij is gevraagd of ik zo meteen wil eindigen met een stelling waar u straks in de werkgroepen mee aan de slag kan. Ik hou hem nu nog even voor me, maar het zal u niet verbazen, gezien het voorgaande, dat het vooral over functioneren en verantwoordelijkheden zal gaan.
Dames en heren.
We komen uit een periode van kabinetten die de eigen verantwoordelijkheid van mensen heel erg benadrukten. Daar ben ik ook voorstander van, dus die lijn zetten we door. Maar het mag niet verworden tot een 'en daarmee zoek je het maar uit'. Temeer daar we een gecompliceerde samenleving hebben met gecompliceerde samenlevingsvormen, wat nou eenmaal vraagt om gecompliceerde wetgeving.
Het is een illusie dat je een ingewikkelde samenleving met eenvoudige maatregelen kunt sturen. We hebben het allemaal zeer fijnmazig georganiseerd en willen tegelijkertijd maatwerk leveren. Dat maakt het er niet eenvoudiger op en helaas ook fraudegevoeliger. Daarbij mogen we er niet van uitgaan dat iedereen, in die wirwar die we met z'n allen gemaakt hebben, zijn weg vindt.Dat rechtvaardigt cliëntenparticipatie nog meer.
Als we het hebben over beleidsbeïnvloeding dan is in mijn optiek cliëntenparticipatie vooral van nut in de fase van beleidsvoorbereiding. Als nog gesproken wordt over de gewenste richting. Ik vind dat bestuurders zoals colleges van Burgemeester en wethouders, gemeenteraden maar ook uitkeringsinstanties etc. die het goed menen met cliëntenparticipatie, zich al in een vroeg stadium met cliëntenvertegenwoordigers moeten verstaan. Dus niet alleen bijvoorbeeld bij incidenten die met veel publiciteit omgeven zijn. Of pas op het moment dat een beleidsplan al zo goed als klaar is. Dan is de ruimte voor beïnvloeding heel beperkt en zullen bestuurders eerder geneigd zijn vast te houden aan hun oorspronkelijke ideeën.
Je mag veronderstellen dat een goede bevruchting van het gemeentelijk beleidsproces door cliëntenraden stevig bijdraagt aan een goede uitvoering. Te meer daar we als overheid steeds meer overlaten aan gemeenten. Op lokaal niveau worden verordeningen vastgelegd, dus dat luistert nauw. Dan is het belangrijk dat burgers daar invloed op hebben. Nu zal er altijd een spanningsveld zijn omdat cliëntenraden nou eenmaal meer willen dan bestuurders. Iedereen heeft daarin zijn eigen verantwoordelijkheid. Cliëntenraden gaan niet over de inhoud van zo'n verordening, dat is aan de gemeenteraad om te bepalen. Maar een cliëntenraad kan wel heel zinnige ideeën hebben over hoe bijvoorbeeld een betere uitvoering te organiseren. En daar moet je wel naar luisteren. Net als naar zinnige voorstellen over bijvoorbeeld eerlijk delen.
Neem het decentraliseren van de armoedegelden. De langdurigheidstoeslag. Die maakt het mogelijk voor gemeenten op geheel eigen wijze invulling te geven aan inkomensondersteuning aan de onderkant. Tot nu toe was er een strakke regelgeving: Een langdurigheidstoeslag van 5 jaar. Gemeenten mogen het nu zelf invullen. Dus wat gaan ze doen? Wordt het drie jaar of wellicht toch vijf? De inkomensgrenzen waaronder mensen nog ondersteuning krijgen, is dat 105 of wellicht 120 procent van het minimumloon? Allemaal zaken die ter bespreking staan en waar cliëntenraden opinies over zullen hebben en waar naar geluisterd moet worden.Dat geldt uiteraard ook voor de betrokkenheid van cliëntenraden bij het arbeidsmarktbeleid, en meer in het bijzonder bij re-integratie. Kortom het gaat om een onmisbare schakel in de keten van werk en inkomen.
Uit onderzoek naar cliëntenparticipatie in de WWB blijkt dat de raden zelf over het algemeen positief zijn over de mate waarin zij om advies worden gevraagd en de ruimte die ze krijgen. Anderzijds beschouwen de gemeenten cliëntenparticipatie doorgaans als een goede aanvulling op beleidsontwikkeling. Dus dat zit wel goed. Een belangrijke voorwaarde om cliëntenparticipatie tot een succes te brengen is een positieve houding en draagvlak aan beide zijden. En wat misschien nog wel het belangrijkste is: wederzijds vertrouwen!De macht en invloed van cliëntenraden wordt groter naarmate we toewerken naar meer samenwerking. Bij cliëntenparticipatie met betrekking tot CWI, UWV en SVB staan de mensen op een grotere afstand van het beleid dan bij de WWB waar de leden van de raden in direct contact met de gemeenten staan.
Daarom is het goed dat er in de wijzing van de wet Suwi een gezamenlijk verantwoordelijkheid van UWV en gemeenten komt voor een ketenbrede aanpak. De onvermijdelijke samenvoeging in de locaties van werk en inkomen maakt een andere, meer eigentijdse vorm van inspraak nodig. Dit vraagt een flinke inspanning van UWV, gemeenten en de cliëntenraden. Ik constateer dat de Landelijke Cliëntenraad hierbij een belangrijke rol speelt en dat is goed want het zal nog knap lastig worden om een en ander praktisch vorm te geven.
De continuïteit van cliëntenraden wil nog weleens een knelpunt vormen. Er zit een natuurlijk spanningsveld tussen het uitgangspunt van de Wet werk en bijstand en cliëntenparticipatie. Immers: Hoe beter we er in slagen mensen aan het werk te krijgen, des te meer problemen er ontstaan bij de werving van leden.U zult begrijpen dat ik langzaam maar zeker toe werk naar mij stelling. Als een soort apotheose. Ik ben er bijna.
Ik had het over het verloop in de cliëntenraden. En de moeite die het vaak kost om mensen uit de doelgroep te vinden die begaan zijn met het onderwerp. Dat zo zijnde kun je het ook anders bekijken.
Onze samenleving heeft zich de afgelopen jaren ontegenzeggelijk veel beter ontwikkeld. Het opleidingsniveau is fors gestegen. De burgers vinden het vanzelfsprekend dat ze van hun overheid allerlei dienstverlening krijgen. Daar kun je je als politieke partij ook nauwelijks nog op profileren. Zo van: kijk 'ns, wij hebben de riolering aangelegd of die school gebouwd. Dat scoort niet meer. Burgers vinden het niet meer dan vanzelfsprekend dat je dat doet.Dat je het land goed managet. Wat wel scoort is het hebben van een ferm standpunt. Temidden van die maatschappelijke ontwikkeling kun je je afvragen of burgers nog wel spreekbuizen nodig hebben, of welke vorm van cliëntenparticipatie dan ook. Burgers zijn steeds beter in staat om zelf of via eigen netwerken hun standpunten op tafel te krijgen. Verzet wordt steeds vaker geregisseerd door actiegroepen, waar geen individuele burger meer aan te pas komt.
Vraag is vinden we dat erg?
Daarom dames en heren, luidt mijn stelling als volgt:
Ook de mondige calculerende burger heeft behoefte aan cliëntenparticipatie.
Mensen worden steeds kritischer, mondiger maar ook veeleisender.Kunnen steeds beter voor zichzelf opkomen. Tegelijkertijd zien we ook meer ontevredenheid over politiek en samenleving. De beruchte kloof die we willen verkleinen. Vraag is of dat via de geëigende wegen van inspraak en cliëntenraden moet of in een meer directere dialoog.
Ik ben er zelf nog niet uit, en constateer slechts een aantal ontwikkelingen.Maar bovenal ben ik benieuwd naar u mening.
Ik wens u veel succes, en de uitkomst van uw discussies hoor ik ongetwijfeld nog wel.
Ik dank u wel.