Toespraak bij Regionale Conferentie Biobased Economy
Speech van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, G. Verburg, Regionale Conferentie Bio-based Economy, Rotterdam, 1 april 2008.
Dames en heren,
De bio-based eonomy, dames en heren, is 'hot'. Zoek op Google en je krijgt ruim 230.000 resultaten. Dat zegt iets over de snelheid waarmee dit onderwerp in de belangstelling komt. Bedrijven en wetenschappers buitelen over elkaar heen om maar niet als laatste deze veelbelovende weg naar duurzaamheid in te slaan. De bio-based economy is hip, nieuw, modern. Maar is dat eigenlijk wel zo?
Nee, dus. De bio-based economy is bijna net zo oud als de menselijke beschaving. Sinds de mens duizenden jaren geleden voor het eerst zijn voedsel ging telen, vee ging hoeden en eenvoudige onderkomens bouwde, is de economie geworteld in hernieuwbare grondstoffen. En zo is het millennia gebleven.
Bedenk daarbij dat de aardolie-economie pas 140 jaar bestaat en dat die waarschijnlijk niet het begin van de volgende eeuw haalt. Ik constateer dus dat we het niet moeten hebben over de "opkomst" van de bio-based economy, maar eerder over een glorieuze come-back.
Dames en heren.
Waaraan hebben we die come-back te danken? Allereerst natuurlijk aan het simpele feit dat aan de winning van fossiele grondstoffen een einde komt. Over 20 tot 100 jaar is er mogelijk geen druppel aardolie meer te vinden.
Verder wordt het grootste gedeelte van de aardolie gewonnen in politiek instabiele regio's. En dat heeft gevolgen voor de leveringszekerheid en prijs. En tenslotte kent de aardolie-economie - naast een aantal onmiskenbare zegeningen - ook grote minpunten. Denk aan de klimaatverandering. Denk aan lucht- en bodemvervuiling. Geen wonder dus dat we al tijden op zoek zijn naar een alternatief. En we denken dat te hebben gevonden met de biobased-economy. Want ga maar na:
- Duurzame grondstoffen zijn hernieuwbaar en voorhanden.
- Ze zijn een stuk minder belastend voor milieu en volksgezondheid.
- Ze zijn biologisch afbreekbaar; waardoor afvalstromen zullen verminderen.
- En last but not least: duurzame grondstoffen openen de weg naar nieuwe, opwindende economische activiteiten.
Ik sluit niet uit dan enkelen van u door deze perspectieven hier naartoe zijn gelokt.
Immers, een groene economie verbindt economie met ecologie. En dat biedt een ongelofelijk grote uitdaging voor de agro-sector en de chemische sector; de twee grootste sectoren van ons land. Tel daarbij op dat we ook nog eens beschikken over een uitstekende logistiek en uitmuntende kennisinstellingen, en dan begrijpt u dat de bio-based economy, of de groene industriële revolutie, zoals ik het ook wel eens noem, grote kansen biedt.
En wat het nog spannender maakt: het biedt grote kansen in nog nagenoeg onontgonnen gebied. Want doordat we als overheid 'de keten willen sluiten', leggen we de lat hoog. En borrelen vragen op als: Hoe maken we optimaal gebruik van reststromen uit de agribusiness, zodat er geen waardevolle stoffen verloren gaan? Hoe kunnen we door middel van co-productie tegelijkertijd hoogwaardige producten zoals materialen en chemicaliën maken, en ook nog eens elektriciteit en transportbrandstoffen uit de reststromen? En hoe doen we dat duurzaam?
Zoals ik al zei, onontgonnen gebied, waarbij zaken als 'primaire, secundaire en tertiaire bijproducten' ineens een hoofdrol gaan spelen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan groene grondstoffen die in verschillende fasen in de agroketen beschikbaar komen: bietenpulp, snoeiafval, bermgras, om er een paar te noemen.
Daarnaast wordt co-productie belangrijk. Door deze manier van produceren wordt het maximale gehaald uit biomassa, waarbij de hoogwaardige fracties van de grondstof zoveel als mogelijk intact worden gelaten, terwijl de restfracties worden gebruikt in de energievoorziening.
Voor deze co-productie is de ontwikkeling van nieuwe kennis met kansen en toepassingen nodig. De life sciences zijn daarbij bijvoorbeeld van eminent belang, en dan met name de ontwikkeling van de zogenaamde 'witte biotechnologie', de technologie die is toegesneden op de chemiesector.
Maar ook op andere terreinen, is de zoektocht naar nieuwe kennis gaande. Vandaar ook dat het aandeel van de wetenschap in mijn beleid van de bio-based economy prominent is aangezet. Zo financier ik een groot aantal zogeheten 'matching van projecten'. Dat maakt dat de universiteit van Wageningen binnen Europa kan meedoen in diverse consortia met het bedrijfsleven. Een mooi voorbeeld daarvan is bijvoorbeeld het Programma Groene Grondstoffen. In dit programma heeft Wageningen - samen met de industrie - pilots uitgevoerd naar weekmakers, verven en biologisch afbreekbare plastic plantenpotten. Dit alles op basis van groene grondstoffen.
Dames en heren,
Naast die nieuwe kennis, moeten we ook op zoek naar nieuwe samenwerkingsvormen, bijvoorbeeld tussen de agrosector en de chemische- en farmaceutische industrie. Een mooi voorbeeld is bijvoorbeeld de samenwerking tussen TU Delft, DSM en Shell die een bio-based technologie en innovatiePark in Delft willen gaan bouwen. Of neem hier in Rotterdam, de proefopstelling die reststromen uit zowel de voedingsindustrie als de ethanolproductie verwerkt tot onder andere veevoer, menselijke voeding en chemicaliën.
En daarmee - dames en heren - ligt Rotterdam, denk ik, goed op koers. Want hoewel ik net met enthousiasme sprak over de kansen die de bio-based economy in petto heeft voor de Nederlandse agrosector, is een kanttekening wel op zijn plaats. Zo denk ik dat voor Nederland - door de hoge grondprijzen en het beperkt aantal hectares voorhanden - een grootschalige teelt van energiegewassen niet interessant is. Dan heb ik het over de eerste generatie biobrandstoffen.
Nee, ik denk dat de betere kansen liggen in het agro-foodcomplex. Dat zet vanouds haar reststromen af in de veevoederindustrie. Maar omdat de veestapel in omvang afneemt en er tegelijkertijd steeds strengere eisen worden gesteld aan veevoedergrondstoffen, zullen de afzetmogelijkheden afnemen. En dan biedt het gebruik van de rest- en nevenstromen uit de foodsector in de non-foodsectoren een interessant alternatief.
Dat betekent overigens niet dat de hele Rotterdamse regio zich nu ineens massaal moet gaan storten op het agro-foodcomplex. Rotterdam zou het - door haar ligging aan zee en de haven - meer kunnen zoeken in de richting van het importeren van biomassa. Of het verwerken van bioraffinage voor bio-chemicaliën. Want alles wat je daar voor nodig hebt, is er al: de haven, een logistieke sector en bedrijven als Cargill, DSM en AkzoNobel. Of Rotterdam kan zich toeleggen op de algenteelt. Onderzoeken wijzen namelijk uit dat dit booming business kan gaan worden.
Weet u echter nog niet precies, waar uw toekomst ligt, geen nood. De overheid kan en wil graag een rol spelen in het tot stand brengen van 'slimme consortia'. In het bij elkaar brengen van vraag en aanbod, in het aandragen van ideeën of mogelijke partners.
Wij bij LNV beschikken tenslotte over een ongekend breed en groot netwerk in alle uithoeken van de maatschappij; daardoor zijn we bij uitstek geschikt als makelaar tussen partijen die vijf jaar geleden bij wijze van spreken niet eens van elkaars bestaan afwisten.
En stiekem, dames en heren, hoop ik dat dat vandaag ook gaat gebeuren. Dat u een partner ontmoet, waarmee u een groene revolutie kunt en wilt gaan ontketenen. Niet dat ik te klagen heb, want de Rotterdamse regio doet het al goed.
- Biopetrol Rotterdam perst biodiesel uit koolzaad en sojaolie.
- Bioethanol Fabriek Rotterdam heeft slimme oplossingen bedacht voor reststromen, zoals de CO2 die ontstaat bij de productie van bioethanol
- Nedalco heeft reeds een technologie ontwikkeld voor tweede generatie biobrandstoffen.
- DSM maakt al weer jaren penicilline met behulp van biomassa. Dit proces is vele male schoner dan het oude proces waar veel chemicaliën bij werden geproduceerd.
- Uniquema maakt van reststromen hoogwaardige toepassingen zoals vetzuren.
Dus er gebeurt al het nodige. Maar het kan natuurlijk altijd beter. De overheid neemt haar verantwoordelijkheid door te investeren in een adequate kennisinfrastructuur, met onderzoek, door partijen samen te brengen. En vooral door samenwerking te stimuleren.
Maar hoe werkt het bij u? Ik ben benieuwd naar uw ervaringen, naar waar u kansen ziet, en waar drempels zijn. Die willen we samen wegwerken. Dat maakt dat de Bio-based Economy niet alleen de levens van onze voorouders heeft bepaald, maar ook die van de toekomstige generaties. Onze generatie gaat die doorbraak realiseren.