Stamrechtuitkeringen onder meer niet gekort op IOAW
Naar aanleiding van een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep in 2005 ontstond onduidelijkheid over de gevallen waarin de uitkering uit zo’n stamrecht wel of niet moet worden verrekend met de uitkering. Tussen gemeenten ontstonden daardoor verschillen in de uitvoering. Daarom is het Inkomensbesluit IOAW aangepast. Voor mensen bij wie de stamrechtuitkering wel is verrekend met de IOAW is er het overgangsrecht van kracht. Zij kunnen om herziening van de uitkering vragen over de periode vanaf 1 april 2005. Dit moet gebeuren vóór 1 april 2009.
Deze wijziging gaat ook gelden voor de Toeslagenwet, de Algemene nabestaandenwet en de Algemene ouderdomswet. Voor deze uitkeringen hoeven echter geen herzieningen te worden aangevraagd. Uitkeringsinstantie UWV en de Sociale Verzekeringsbank hebben de uitkeringen uit stamrecht namelijk niet verrekend met de toeslag of het pensioen.
Het overgangsrecht heeft betrekking op alle op en na 1 april 2005 lopende IOAW-uitkeringen.
Belanghebbenden kunnen een aanvraag doen bij burgemeester en wethouders van de gemeenten om alsnog vrijstelling te krijgen van verrekening van stamrechtuitkeringen, zoals dat sinds 1 april 2008 is geregeld.
Het overgangsrecht geldt tevens voor belanghebbenden die op of na 1 april 2005 aan de voorwaarden voor een IOAW-uitkering voldeden, maar aan wie geen recht op uitkering is toegekend vanwege te hoge inkomsten uit een periodieke uitkering uit een stamrecht.