Handboek voor ecologisch onderzoek bij thermische belasting van oppervlaktewateren

Ten behoeve van de vergunningverlener is het belangrijk dat op éénduidige wijze een dataset wordt opgebouwd van reacties van aquatische levensgemeenschappen op een verhoogde omgevingstemperatuur als gevolg van thermische lozingen; mede om te kunnen nagaan in hoeverre de eisen, zoals die geformuleerd zijn in de vergunningen, reëel zijn. Het opbouwen van een dataset is vooral van belang bij extreme zomerse situaties (hoge luchttemperatuur in combinatie met langdurige droogte). Verwacht mag worden dat als gevolg van de toename van de watertemperatuur in de grote rivieren, door bovenstroomse (buiten de landsgrenzen) koelwaterlozingen en door klimaatveranderingen, de toegestane grenzen met betrekking tot warmte-emissies sneller zullen worden bereikt. Dit zal zeker leiden tot een hernieuwde discussie over de toelaatbaarheid van dergelijke emissies. Het verzamelen van informatie over het ecologisch functioneren van waterlichamen waarop koelwater wordt geloosd, in het bijzonder in perioden wanneer de huidige toelaatbare grenzen zijn bereikt, is daarom noodzakelijk. Vooralsnog wordt er in dit rapport vanuit gegaan alleen ecologische informatie te verzamelen wanneer de isotherm die de begrenzing vormt voor de mengzone verhoogd wordt van 30 naar 32°C. Dit houdt in dat het onderzoek zich beperkt tot de omgeving van de mengzone. Omdat het beoogde onderzoek naar acute effecten van thermische belasting gerekend kan worden tot een specifieke vorm van ecologische monitoring, is het voor de toe te passen onderzoeksmethoden zaak zoveel mogelijk aan te sluiten bij die welke worden toegepast in lopende meetprogramma's in de ontvangende wateren. De resultaten van deze lopende meetprogramma's zijn van belang om: a. te dienen als referentie voor het nader onderzoek; b. trends in de biotische en abiotische toestand van de ontvangende wateren te kunnen vaststellen. Het te verrichten onderzoek dient zich te richten op de volgende biotische waterkwaliteitselementen: a. de ongewervelde dieren (macrofauna); b. de vissen; c. de watervogels. Daarnaast dienen ook abiotische parameters in het onderzoek te worden betrokken: a. de watertemperatuur; b. de zuurstofconcentratie in het water; c. de geleidbaarheid in gebieden waar de waarde van deze parameter relatief sterk schommelt. Aangezien het uitvoeren van metingen bepaald wordt door de geografische situatie rond elk lozingspunt is het vaststellen van meetpunten nader uitgewerkt voor een viertal bedrijven: 1. de Willem-Alexandercentrale, Buggenum (loost op de Maas); 2. de centrale Lage Weide, Utrecht (loost op het Amsterdam-Rijnkanaal); 3. de centrale Bergum, Bergum (loost op de Zwemmer); 4. Shell Chemie, Moerdijk (loost op het Hollands Diep). Voorgesteld wordt om de RWS-Waterdienst de rapportage van de metingen te laten coördineren. Om op efficiënte wijze de metingen te laten uitvoeren zou door deze dienst tevens de coördinatie van de metingen moeten plaats vinden.