Antwoorden op kamervragen van Çörüz over de definitie van de wachtlijsten in de jeugdzorg

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

JZ/GJ-2842302

1 april 2008

Antwoorden van minister Rouvoet op kamervragen van het Kamerlid Çörüz (CDA) over de definitie van de wachtlijsten in de jeugdzorg (2070812600).

Vraag 1
Hoe beoordeelt u de reactie van het IPO op de oorzaken van de verschillen in wachtlijsten in de jeugdzorg bij de provincies? (www.zorgwelzijn.nl/nieuws, 18 februari 2008: ‘Wachtlijsten in elke provincie ander geteld’)

Vraag 2
Betekent dit dat de cijfers die u heeft gepresenteerd mogelijk geen eenduidig beeld geven, omdat er door de provincies verschillende definities worden gehanteerd?

Antwoord 1 en 2
In het betreffende artikel wordt vermeld: “niet alleen het verschil in aanpak, maar de manier van registreren ligt ten grondslag aan de wachtlijstcijfers van provincies”.
IPO geeft hierbij aan: 'Maak eerst een analyse van de verschillen tussen provincies'.

Bij de uitvragen aan de provincies over de stand van zaken van de wachtlijsten heb ik alle provincies en grootstedelijke regio’s (voortaan: provincies) verzocht om mij de wachtlijstcijfers aan te leveren conform de volgende definitie:”het aantal kinderen dat langer dan negen weken op de wachtlijst staat en nog geen enkele vorm van zorg ontvangt”. Deze definitie is dezelfde als degene die in het aanvalsplan op de wachtlijsten van de toenmalige staatssecretaris is gehanteerd. Met het hanteren van dezelfde definitie kunnen de ontwikkelingen in de wachtlijstcijfers beter vergeleken worden. Bovendien geef ik met het gebruik van deze definitie het belang aan dat kinderen en ouders – in het geval dat de eerst aangewezen zorg nog niet beschikbaar is - door middel van vervangende zorg in ieder geval worden ondersteund en in beeld blijven. De kinderen die vervangende zorg ontvangen, dienen – als de eerst aangewezen zorg beschikbaar is – door te stromen naar die zorg. Zij blijven bij de zorgaanbieders in beeld. In de praktijk blijkt overigens dat de vervangende zorg voor een deel van de cliënten volstaat.

Provincies hebben, na het bestuurlijk overleg over de uitkomsten van de gesprekken met de provincies op 12 maart jl, op eigen initiatief een quick-scan laten uitvoeren naar de wijze van registreren die is gebruikt voor de levering van de wachtlijstcijfers aan mijn ministerie. Daaruit blijkt dat alle provincies alleen cliënten van de wachtlijst hebben gehaald als zij een vorm van geïndiceerde (vervangende) zorg ontvangen. Dat betekent dat de provincies kinderen die niet-geïndiceerde (vervangende) zorg ontvangen, in de vorm van (licht) ambulante zorg, op dit moment wel nog meetellen in de wachtlijstcijfers die bij mij zijn aangeleverd. Daarnaast bleek uit de gesprekken dat sommige provincies in hun gegevens uitgingen van het aantal zorgaanspraken in plaats van het aantal unieke jeugdigen.

De conclusie die ik hieruit getrokken heb is dat het ontbreekt aan eenduidigheid. Daarom heb ik de provincies gevraagd om mij de stand van de wachtlijsten per 1 januari 2008 te sturen volgens de definitie: “het aantal kinderen dat langer dan negen weken op de wachtlijst staat en nog geen enkele vorm van zorg ontvangt”. De provincies zullen zich tot het uiterste inspannen om mij binnen één maand deze wachtlijstcijfers aan te leveren.

Vraag 3
Wat is uw reactie op de genoemde analyse van de wachtlijsten die ook al twee jaar geleden had kunnen plaatsvinden?

Vraag 4
Deelt u de mening dat dit bericht opnieuw aantoont dat er nog veel onduidelijkheid bestaat bij betrokken partijen, en dat hierin snel verbeteringen moeten optreden, zeker gelet op de invoering van de nieuwe financieringssystematiek?

Antwoord 3 en 4
Het verschil in registratie is een belangrijk aandachtspunt voor het traject rondom de verbetering van de beleidsinformatie (BAM), dat ik samen met het IPO in gang heb gezet. Ook het krijgen van eenheid van de gebruikte definities wordt binnen dit project als activiteit uitgewerkt.
In mijn brief heb ik bovendien duidelijk aangegeven welke definitie in de komende periode gehanteerd wordt/blijft bij de aangekondigde uitvraag naar de wachtlijstcijfers per 1 april, 1 juli en 1 oktober van dit jaar.

Daarnaast heb ik samen met de provincies een aantal te nemen acties benoemd, deze heb ik opgenomen in de brief die ik u heden heb toegezonden. De genoemde acties zijn gericht op een versnelling in de verbetering van de aanpak wachtlijsten: het maken van prestatieafspraken met zorgaanbieders, weten wat er speelt, aansluiting met gemeenten op gebied van preventie en nazorg en samenwerking tussen de bureaus jeugdzorg en de zorgaanbieders. Al deze onderdelen, waar de provincies en ik belang aan hechten en mee aan de slag gaan, worden in mijn brief verder uitgewerkt.

Vraag 5
Kunt u in uw beantwoording aangeven of de reactie van het IPO het officiële standpunt is, en wat u samen met het IPO gaat ondernemen om de provincies te wijzen op de reeds jarenlang bekende definitie van wachtlijsten in de jeugdzorg?

Antwoord 5
Op 12 maart jl. heb ik bestuurlijk overleg gevoerd met de gedeputeerden van de provincies, bestuurders van de stadsregio en het IPO over de resultaten uit de 15 afzonderlijke gesprekken met de provincies over de oorzaken van de wachtlijsten in de jeugdzorg. Tijdens dit overleg zijn de verbeterpunten besproken, die vervolgens in een concept-brief aan het IPO zijn voorgelegd. Het IPO heeft in dit overleg haar standpunt over de wachtlijsten aan mij kenbaar gemaakt.

Zoals reeds vermeld heb ik voor alle duidelijkheid de te hanteren definitie van wachtlijsten in de brief vermeld. Ik heb de provincies klip en klaar gevraagd dat zij overeenkomstig deze definitie de wachtlijstcijfers gaan leveren.