‘Sport maakt mens én maatschappij gezond’
Sport is een belangrijk bindmiddel in onze huidige maatschappij: het brengt mensen letterlijk en figuurlijk bij elkaar. Dat maakt sport gewild én kansrijk voor het realiseren van een hele reeks doelen die dit kabinet zichzelf heeft gesteld op het gebied van onder meer preventie en gezondheid, integratie, wijkontwikkeling, waarden en normen, jeugdbeleid en veiligheid. Sport maakt mens én maatschappij gezond, volgens staatssecretaris Jet Bussemaker in haar toespraak voor de Nationale Discussiedag Sport en Gezondheid. Hieronder is de volledige tekst van haar toespraak afgedrukt. De tekst werd namens haar uitgesproken door directeur-generaal Volksgezondheid Hans de Goeij.
Dames en heren,
Een maand geleden was ik, zoals u misschien weet, op werkbezoek in China. Uiteraard ben ik daar ook naar de sportaccommodaties geweest die zijn gebouwd voor de Olympische Spelen, zoals het Water Cube, dat immens grote zwempaleis waar Pieter van den Hoogenband ongetwijfeld triomfen gaat vieren.
Wat mij in China ook opviel is de sportieve volksaard van de Chinezen. In de steden waar ik was zag ik op diverse pleintjes, naast de bekende wipkippen voor de kinderen, ook sporttoestellen voor volwassenen staan. Ik bedoel van die apparaten die je hier normaal gesproken alleen in fitnesszalen tegenkomt. In China zijn het van die robuuste apparaten in felle kleuren waar iedereen gebruik van kan maken – en dat ook doét. En ook zag ik dat er veel gezamenlijk aan sporten en bewegen wordt gedaan, Tai Chi enzo.
Volgens mij zijn Chinezen letterlijk veel beweeglijker dan de mensen in ons deel van de wereld. Vrouwen, mannen, jongeren, ouderen: iederéén sport of beweegt, zo lijkt het wel. U begrijpt wel waar ik heen wil: Nederland kan, als het om sporten en bewegen gaat, nog wel iets van China leren. Al kan China ook nog wel wat van ons leren op sportgebied, bijvoorbeeld op het terrein van de teamsporten.
Maar ik zie in ons land nog niet zo snel gebeuren dat werknemers elke dag vóór of ná werktijd massaal aan het sporten slaan. De meeste werkende Nederlanders gaan ’s ochtends liever een rondje koffie halen vóór dan een rondje hardlopen mét hun collega’s.
Dat is ieders goed recht maar tegelijk ook jammer, want sport is om allerlei redenen van groot belang voor onze samenleving. Dat vind ik niet alleen, dat vindt dit hele kabinet. Allereerst uit oogpunt van gezondheid. Een actieve leefstijl kan met name helpen bij het voorkómen van ziektes en aandoeningen die het gevolg zijn van overgewicht. Nu al is één op de acht kinderen in Nederland te zwaar of veel te zwaar en als het zo doorgaat zijn dat er straks één op de vijf. Dat alleen al is reden genoeg hen achter pc en tv vandaan te halen en ze aan te sporen tot spelen en sporten.
En voor mensen die een ziekte of aandoening hebben, zoals diabetes, staat vast dat zij baat hebben bij meer beweging. Want dat leidt in de regel tot minder complicaties en een lager medicijngebruik. Niet voor niks heeft minister Klink onlangs het startsein gegeven voor de Beweegkuur. Dat is een beweegprogramma waarmee diabetici onder professionele begeleiding kunnen werken aan een actievere leefstijl.
Maar sport is daarnaast ook een belangrijk bindmiddel in onze huidige maatschappij: het brengt mensen letterlijk en figuurlijk bij elkaar. Dat maakt sport ook gewild én kansrijk voor het realiseren van een hele reeks doelen die dit kabinet zichzelf heeft gesteld. Doelen op het gebied van onder meer preventie en gezondheid, integratie, wijkontwikkeling, waarden en normen, jeugdbeleid en veiligheid. Je zou kunnen zeggen: sport maakt mens én maatschappij gezond.
Achter het woord ‘sport’ gaat feitelijk een hele wereld schuil en dat maakt sport ook zo uniek. Ik zal niet zeggen dat álles wat dit kabinet wil bereiken van sport afhangt, maar wel véél. Ook de voormalig president van Zuid-Afrika Nelson Mandela zag het belang in van sport voor de samenleving. Hij zei acht jaar geleden al: “Sport has the power to change the world. It has the power to inspire. It has the power to unite people in a way that little else does. Sport can awaken hope where there was previously only despair."
U begrijpt nu waar ik mijn inspiratie vandaan haalde voor de titel van de beleidsbrief over sport die ik oktober vorig jaar uitbracht: ‘De kracht van sport’. In die brief geef ik een concrete invulling aan het kabinetsprogramma ‘Samen leven, samen werken’ wat betreft het onderwerp sport. In maatregelen en in geld. Zoals u waarschijnlijk wel weet is tijdens de kabinetsformatie besloten dat er extra geld naar sport gaat: tot en met 2012 jaarlijks 20 miljoen euro. Dat geld ga ik, dat zal u niet verbazen, vooral inzetten om de eerder genoemde kabinetsdoelen te realiseren.
Waar ik de komende jaren vooral in wil investeren is de versterking van de sportverenigingen. Met als voornaamste doel sportverenigingen in staat te stellen maatschappelijke taken uit te voeren. Ik streef er naar dat over vier jaar circa tien procent van de sportverenigingen niet alleen hun eigen leden bedienen, maar ook het onderwijs, de naschoolse opvang en de wijk.
Ik zou bijvoorbeeld graag zien dat zij zich nadrukkelijk richten op bepaalde groepen inwoners die relatief weinig aan sport doen, zoals ouderen, gehandicapten en allochtonen. Juist voor hen is de toegevoegde waarde van sport en bewegen groot. Niet alleen uit oogpunt van gezondheid, maar ook uit oogpunt van integratie en onderlinge verhoudingen in buurt of wijk.
Sterke sportverenigingen wil ik vooral realiseren met behulp van zogenoemde combinatiefuncties. Dat zijn functies waarbij professionals, bijvoorbeeld gymleraren, deels werkzaam zijn bij sportverenigingen en deels in het onderwijs. Samen met de bewindslieden van OCW, gemeenten, de sport-, onderwijs- en cultuursector wil ik de komende jaren minstens 2500 van deze combinatiefuncties realiseren. Dat gebeurt trouwens onder de vlag van de Impuls brede scholen, sport en cultuur. Ik draag daar dit jaar vanuit de sportbegroting 7,5 miljoen euro aan bij, oplopend tot 28,3 miljoen euro in 2012.
En hoe belangrijk een sportvereniging kan zijn voor de sociale infrastructuur en de leefbaarheid in buurten, wijken en dorpen, blijkt wel in Marknesse. Dat is een klein dorp in de Noordoostpolder met 3800 inwoners. Er is daar één sportvereniging, SVM, met 700 leden die actief zijn in vier takken van sport: voetbal, korfbal, volleybal en gymnastiek. Toen SVM een nieuwe accommodatie kreeg, wilde de club dat die niet alleen in het weekend, maar zeven dagen per week werd benut. En dat gebeurt nu ook, want SVM biedt ook onderdak aan de kinderopvang en aan ouderensport. En voor de basisschooljeugd werd een pannaveldje aangelegd. Wat mij betreft een voorbeeld dat navolging verdient.
Ik zei net al dat ik gemeenten betrek bij het realiseren van de combinatiefuncties. Gemeenten hebben wat mij betreft sowieso een belangrijke functie als het om sport en bewegen gaat. Door het aanleggen van trapveldjes, wandel- en fietspaden. Kortom: door het zorgen voor een omgeving die uitnodigt tot bewegen, net zoals in China.
Maar ook bij de uitvoering van het Nationaal Actieplan Sport en Bewegen, het NASB, spelen de gemeenten een belangrijke rol. Het NASB is erop gericht mensen te stimuleren tot lichaamsbeweging om zodoende de gezondheid te bevorderen. Gemeenten kunnen daar een heleboel aan doen, bijvoorbeeld via projecten in de wijk. Zodat bewegen een onderdeel wordt van de dagelijkse routine.
Daarom geef ik samen met de gemeenten en sportsector een impuls aan het realiseren van zogeheten beweeginterventies en stimuleer ik dat deze interventies onderdeel gaan uitmaken van gemeentelijke plannen voor het lokaal gezondheidsbeleid. Op 3 april ga ik daar een overeenkomst over ondertekenen met de Vereniging Nederlandse Gemeenten en met NOCNSF.
Een voorbeeld van zo’n beweeginterventie is een ‘Community in Beweging’. Een Community in Beweging richt zich vooral op mensen met een beweegachterstand of met overgewicht, met name bij jongeren, allochtonen en mensen met een laag inkomen. Zij worden benaderd via bijvoorbeeld de school, de moskee of een vereniging. Bedoeling is dat die mensen mee gaan doen aan allerlei laagdrempelige sport- en beweegactiviteiten, zoals wandelen, fietsen, zwemmen en dansen.
Met dit soort projecten en activiteiten wil ik bereiken dat steeds meer mensen voldoen aan de beweegnorm, oftewel minstens vijf dagen per week elke dag een half uur matig intensief bewegen en de jeugd zelfs elke dag een uur. Nu voldoet circa 63 procent van de volwassenen en 40 procent van de jeugd aan die norm. Die percentages zouden in 2012 respectievelijk 70 en 50 procent moeten zijn.
Dan wil ik graag nog iets over gehandicaptensport zeggen. Ons land telt zo’n 1,7 miljoen mensen met een lichamelijke beperking en circa 110.000 mensen met een verstandelijke beperking. De sportdeelname van mensen met een handicap blijft duidelijk achter bij de rest van de bevolking. Daar wil ik wat aan veranderen, want het is een feit dat ook – of misschien wel juist – voor mensen met een handicap sporten en bewegen veel voordelen biedt. Niet alleen voor de eigen gezondheid, maar ook uit oogpunt van integratie in en deelname aan de samenleving.
Ik laat momenteel een nulmeting uitvoeren door NebasNsg naar de sportdeelname door mensen met een handicap. Op basis van die nulmeting wil ik nog dit jaar concrete afspraken maken met NOCNSF en NebasNsg over hoe mensen met een handicap kunnen worden gestimuleerd meer te sporten en te bewegen. Ook individuele sportbonden, sportverenigingen, zorginstellingen en onderwijsinstellingen kunnen daar natuurlijk een bijdrage aan leveren.
Een goed voorbeeld in dit verband vind ik de Wandelsportorganisatie, die ervoor heeft gezorgd dat een 160 kilometer lange wandelroute, de Koninklijke Weg, volledig toegankelijk is voor mensen met een lichamelijke beperking. Zo’n initiatief draagt uiteraard bij aan de sport- en bewegingsmogelijkheden voor mensen met een handicap.
Tenslotte nog iets over de keerzijde van sportbeoefening: blessures. Want hoe belangrijk het ook is om meer te sporten en te bewegen, het is natuurlijk niet de bedoeling dat je daardoor iets oploopt. Daarom geef ik geld aan de sportbonden om voorlichting aan hun leden te kunnen geven over het voorkómen van blessures. Het gaat om in totaal 900.000 euro per jaar.
Met dat geld kan voorlichting worden gegeven aan trainers over methoden, technieken of uitrusting waarmee ze hun sporters kunnen behoeden voor blessures. Ook heb ik geld beschikbaar gesteld voor de opleiding van sportartsen. En voor de sporters zelf is er de site www.sportzorg.nl, waarop veel informatie over het voorkómen en behandelen van blessures is te vinden.
dit onderwerp te vinden is.
Een andere keerzijde van sport is het fysieke en verbale geweld en ander onbehoorlijk gedrag tussen en langs de lijnen. Ik vind dat de sportsector zelf het voortouw moet nemen bij het bestrijden van dergelijke uitwassen. Dat gebeurt gelukkig steeds vaker. Bij de hockeybond bijvoorbeeld. Die heeft aan elke hockeyvereniging gevraagd een ambassadeur voor sportiviteit en respect aan te stellen. Verder ben ik benieuwd naar de uitkomsten van het vervolgonderzoek dat het Sociaal en Cultureel Planbureau uitvoert onder de titel ‘Een gele kaart voor de sport’. Met de uitkomsten – die niet lang meer op zich zullen laten wachten - zal ik zeker aan de slag gaan.
En het gaat natuurlijk niet alleen om sportiviteit en respect ten opzichte van de tegenstander, maar zeker ook ten opzichte van de scheidsrechter. Om die reden is maart vorig jaar het Masterplan Arbitrage van start gegaan. Dat plan heeft niet alleen als doel het verhogen van de kwaliteit, kwantiteit en samenstelling van het scheidsrechterskorps, maar ook om een einde te maken aan de onheuse bejegening van scheidsrechters door spelers, trainers en publiek. Pas geleden is een campagne begonnen om in de komende jaren 50.000 extra scheidsrechters te werven, uit de verschillende geledingen van onze samenleving. Die extra menskracht is hard nodig om de vele wedstrijden goed te kunnen begeleiden.
Dames en heren,
Ik rond af. Ik heb u in hoofdlijnen verteld wat ik de komende jaren ga doen op het terrein van sport en gezondheid. En dan heb ik het nog niet eens gehad over aanverwante zaken als het antidopingbeleid, de aanpak van discriminatie en intimidatie in de sport en het tegengaan van alcoholmisbruik in kleedkamers en kantines.
Met al de maatregelen die ik heb genoemd en ook die ik nu niet heb genoemd, wil ik bereiken dat sporten en bewegen bijdraagt aan een actieve, gezonde en veilige samenleving. Sport is bij uitstek geschikt om dat soort doelen te bereiken. Anders gezegd: sport is het belangrijkste sociale verband van onze huidige samenleving. Dát is wat mij betreft de grote kracht van de sport en daarom ga ik daar de komende jaren zo veel in investeren.
Dank u wel.