Brief aan de Tweede Kamer over corruptie op de Nederlandse Antillen
Tijdens het ordedebat van 11 maart 2008 is verzocht om een brief over corruptie in de Nederlandse Antillen en de maatregelen die ik tref om de corruptie te bestrijden. Deze brief zend ik u mede namens de Minister van Justitie.
Problematiek
In de NOVA-reportage over corruptie in de Nederlandse Antillen werden diverse misstanden in het Nederlands-Antilliaans bestuur aan de kaak gesteld. Het beeld dat uit de reportage naar voren komt correspondeert met recent verschenen rapporten, zoals het WODC-rapport over Sint Maarten en het Zwartboek over Bonaire, dat ik aan het Nederlands-Antilliaans Openbaar Ministerie heb aangeboden. Dit beeld vind ik verontrustend. Ik beschouw met name de structuur (of het gebrek aan structuur) die corruptie mogelijk maakt als problematisch.
Ik benadruk dat de deugdelijkheid van het bestuur op de eilanden primair een verantwoordelijkheid is van het land Nederlandse Antillen en de eilandgebieden. De Nederlandse Antillen hebben laten zien deze verantwoordelijkheid serieus te nemen. Dit blijkt onder andere uit corruptiezaken die voor de rechter zijn gebracht en tot veroordelingen hebben geleid. Hiermee geven de Nederlandse Antillen blijk van ‘zelfreinigend vermogen’. Nederland draagt bij aan de bevordering van het deugdelijk bestuur door middel van ondersteuning en het stellen van harde criteria in het staatkundig veranderingsproces.
Ondersteuning
Nederland biedt ondersteuning die is gericht op het versterken van het bestuur in de Nederlandse Antillen en daarmee het beperken van de mogelijkheden voor corruptie. In de eerste plaats financiert Nederland de samenwerkings-programma’s Institutionele Versterking en Bestuurskracht. In het kader van deze programma’s verstevigen de eilandgebieden onder andere hun ‘checks & balances’, voeren zij hun integriteitsprogramma’s uit en versterken zij het financieel beheer en de financiële controle. Ook ondersteunt Nederland door middel van technische bijstand de gezaghebbers in de uitvoering van hun toezichthoudende taken. Daarnaast is het door Nederland gefinancierde Plan Veiligheid Nederlandse Antillen gericht op de structurele verbetering van de organisaties in de rechtshandhavingsketen. Het Plan Veiligheid Nederlandse Antillen 2, dat is vastgesteld op 21 januari 2008, richt zich op de instituties die worden genoemd in de Slotverklaring van 2 november 2006. Dat zijn het Openbaar Ministerie, het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, het gevangeniswezen, de politie en de vreemdelingenketen. Afgesproken is dat binnen dit programma de meeste aandacht zal uitgaan naar de politie en de vreemdelingenketen (70% van het budget). Van het budget voor het Plan Veiligheid Nederlandse Antillen 2 zal 50% worden besteed aan Sint Maarten. Daarnaast is er euro 9 miljoen extra vrijgemaakt voor het gevangeniswezen op de Nederlandse Antillen.
Staatkundige verandering
De voorgenomen staatkundige veranderingen leggen extra druk op de eilanden om de kwaliteit van hun bestuur te verbeteren. De nieuwe staatkundige structuur kan pas gerealiseerd worden als de eilanden voldoen aan de criteria die gesteld worden aan de deugdelijkheid van bestuur en aan de afspraken op het terrein van rechtspleging en rechtshandhaving en op het terrein van financiën.
De criteria waaraan de eilanden moeten voldoen, zijn vastgelegd in bijgevoegde brief van 7 maart 2006 van de Voorbereidingscommissie Ronde Tafel Conferentie. Het gaat om criteria waaraan de constituties, de wetgeving en het overheidsapparaat van de nieuwe entiteiten moeten voldoen. Adequate regelgeving op het terrein van corporate governance is één van die criteria. Afspraken over corporate governance maken bovendien deel uit van het financieel toezicht.
De criteria zijn onderschreven door Curaçao en Sint Maarten in het bestuurlijk overleg van 2 november 2006. Ook in de Slotverklaring van de Miniconferentie van 11 oktober 2006 wordt naar deze criteria verwezen. Deze set van criteria en afspraken (waar bijvoorbeeld ook het financieel toezicht onderdeel van uitmaakt) moet een voldoende niveau van deugdelijk bestuur waarborgen. Hiermee moet een situatie van hoger toezicht kunnen worden voorkomen.
Zoals aangegeven in mijn brief van 11 maart 2008 is de problematiek in de gevangenissen op Sint Maarten, Curaçao en Aruba een verantwoordelijkheid van de Ministers van Justitie van de Nederlandse Antillen respectievelijk Aruba. Ik zal de door u genoemde problemen, die ook in de NOVA-uitzendingen aan de orde werden gesteld, op korte termijn met hen bespreken.
De antwoorden op de vragen over de Isla-raffinaderij, die op 21 februari 2008 zijn gesteld, heb ik u separaat toegezonden.
DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES,
drs. A.Th.B. Bijleveld-Schouten