Startconferentie CJG te Apeldoorn
Voordat ik hier mijn visie op de Centra voor Jeugd en Gezin met u deel, en daarvoor zijn we vandaag bij elkaar gekomen, moet mij even iets van het hart.
Soms prijs ik me een gelukkig mens als ik de kranten lees. Dan realiseer ik me weer waarom ik minister voor Jeugd en Gezin ben geworden. Onlangs was er weer zo’n week waarin ik dacht: mooi, we boeken resultaten.
Ik las dat verpleegkundigen in het Medisch Centrum Haaglanden hebben besloten niet alleen duidelijke gevallen van kindermishandeling te melden, maar dat ook te doen bij twijfelgevallen en als het vermoeden bestaat dat de sociale omstandigheden thuis te wensen overlaten.
Voor hen was de urgentie duidelijk geworden.
Ergens anders stond een artikel over een anti-bureaucratie cursus voor hulpverleners om te voorkomen dat zij zich achter regeltjes verschuilen, terwijl overlast in de buurt blijft bestaan of gezinnen dreigen te ontsporen.
En in een derde krant las ik dat dertig gemeenten de handen ineen hebben geslagen om ernstige probleemgezinnen sneller uit de narigheid te helpen, onder meer door één coach, één zorgcoördinator per gezin toe te wijzen zodat niet alle instanties langs elkaar heen werken.
Dan denk ik, kijk het werkt. Het begint te komen. Steeds meer ouders en professionals nemen hun verantwoordelijkheid. En het Centrum voor Jeugd en Gezin dat vandaag centraal staat, moet daarbij een cruciale rol spelen. U zag daar overigens in het openingsfilmpje al een mooi voorbeeld van. Het CJG moet dus geen nieuwe bureaucratische laag worden. Geen extra instituties!
Ik las dus dat een zorgcoördinator voor een gezin een wereld van verschil kan betekenen. Eergisteren kreeg ik daar weer een bevestiging van. Ik sprak tijdens een werkbezoek aan Zeeland met een mevrouw van wie het gezin een paar maanden terug nog totaal uitgeteld was. Murw gebeukt door tegenslagen. Een partner die zijn handen niet kon thuishouden, een te dure woning waar de schimmel op de muren stond, geen huursubsidie, fors in de schulden. De oudste zoon ging te veel drinken, de jongste zoon was buitensporig druk en kon niet langer thuis blijven. En tot overmaat van ramp kreeg deze vrouw een herseninfarct.
Om stil van te worden.
En dat was ik dus ook, toen ik daar op de bank zat.
Maar gelukkig kon deze vrouw ook het vervolg vertellen: hoe het beter werd en hoe ze nu, een paar maanden later, het gevoel had weer greep op haar leven te krijgen. En wat was volgens deze mevrouw de sleutel? Inderdaad. Het feit dat er een zorgcoördinator was aangewezen.
Een centraal aanspreekpunt; altijd bereikbaar en aanspreekbaar voor alle zorg- en hulpvragen waar ze mee liep. Iemand die de vele problemen die in dat gezin speelden bij de kop vatte en op zoek ging naar oplossingen. En ook vond!
Eerst bewindvoering geregeld, toen een nieuwe woning. Gelukkig herstelde zij zelf vrij snel. En met de nodige hulp heeft haar oudste zoon nu een leuke baan en heeft hij zijn drinkgedrag in de hand. De jongste zoon komt regelmatig een weekeinde naar huis en is veel rustiger geworden. Schuldsanering is in gang gezet. Ze zijn er nog niet, maar het gezin kan weer ademen. Er is weer een perspectief.
Op zo'n moment, als ik daar met die vrouw én met de zorgcoördinator op de bank zit, besef ik weer de betekenis van een slogan als 'één gezin, één plan', gewoon in de dagelijkse praktijk van het leven, in dit geval van zo'n Zeeuws gezin.
En ongetwijfeld zijn er vele voorbeelden uit andere delen van het land.
Dan weet je weer waarvoor je het doet: de ontwikkeling van de CJG's, het verbeteren van de samenwerking tussen instanties en hulpverleners, de versterking van de regierol van de gemeente.
Dit soort verhalen motiveren mij enorm om de ingeslagen weg op volle snelheid voort te zetten. Die bevlogenheid wil ik graag op u overbrengen. Want u kunt in uw gemeenten ervoor zorgen dat er een veelvoud van dit soort verhalen een gelukkig einde kennen.
Geachte aanwezigen,
,,Alle kinderen moeten gezond en voorspoedig kunnen opgroeien in een veilige omgeving. En alle ouders, ook die geen problemen hebben, moeten met alle mogelijke opvoedvragen én voor hulp terecht kunnen bij een herkenbaar en laagdrempelig punt in de buurt,” zo heb ik de rol van het Centrum voor Jeugd en Gezin samengevat in ‘Alle kansen voor alle kinderen’.
En ik onderstreep hier meteen maar: geen exta bureaucratische laag, laagdrempelig en voor álle opvoedvragen, wanneer je er met familie en vrienden niet meer goed uitkomt. Dat kan een vraag zijn van een jonge moeder die zich zorgen maakt, omdat haar zoontje van acht ’s avonds steeds uit zijn bed kruipt. En de vader die niet zeker weet welke ruimte hij zijn dochter van veertien kan geven in het weekeinde en hoe hij kan voorkomen dat ze met alcohol in aanraking komt. Maar ook ondersteuning voor de kinderen bij echtscheiding.
Ik heb een duidelijke ambitie geformuleerd: Aan het einde van deze kabinetsperiode is er in nagenoeg elke gemeente ten minste één Centrum voor Jeugd en Gezin. Dat is een enorme uitdaging. Zeker als we ons realiseren dat Nederland 443 gemeenten telt. De komende jaren zullen honderden Centra voor Jeugd en Gezin tot stand worden gebracht.
De Tweede Kamer heeft eind januari steun uitgesproken voor deze voornemens. Vanaf 1 januari 2008 ontvangen de gemeenten extra geld via een brede doeluitkering.
Dat betekent niet dat de overheid een zak geld geeft en de gemeenten verder maar laat aanmodderen. Met de VNG heb ik concrete afspraken gemaakt om de ondersteuning aan gemeenten gezamenlijk vorm te geven Daarover vertellen Wethouder Eigeman en ik u later op de ochtend graag meer.
Dames en heren,
Het doet me geweldig deugd dat u hier zo massaal aanwezig bent. Ik heb zelfs begrepen dat deze conferentie wegens overweldigende belangstelling vrijwel onmiddellijk na de bekendmaking was volgeboekt. Terwijl we hier toch niet bepaald in een achterafzaaltje van een lokale biljartclub bijeen zijn. Het onderstreept dat u, de gemeenten, het belang van de inrichting van de Centra voor Jeugd en Gezin serieus neemt. Dat u de handen uit de mouwen wilt steken. Fantastisch vind ik dat.
En dat is nodig ook! Want, dames en heren, ik realiseer me terdege dat u als gemeente heel wat op uw bordje heeft liggen.
Vorig jaar de invoering van de Wmo, nu de opbouw van de Centra voor Jeugd en Gezin, de invoering van Verwijsindex en Elektronisch Kinddossier, en de landelijke invoering van de RAAK-aanpak tegen kindermishandeling. Die trajecten hangen allemaal samen.
Tot mijn vreugde ziet u dat ook en weet u van aanpakken. Ook u beseft de urgentie. Ik herken dat ook tijdens mijn vele werkbezoeken, zoals maandag aan Zeeland. Dan blijkt weer dat op heel veel plekken in het land hard wordt gewerkt aan de totstandkoming van Centra voor Jeugd en Gezin. Uit onderzoek is gebleken dat in 70 procent van de gemeenten een CJG in ontwikkeling is, in diverse fases. En maar liefst twee op de drie gemeenten heeft aangegeven in 2009 een CJG te willen openen.
Dames en heren,
Als ik voor vandaag een motto mag geven, dan is het ‘een CJG is een middel en geen doel’.
We moeten voorkomen dat we ons richten op het CJG als institutie, dat het doel is dat er een nieuwe voorziening moet komen. Integendeel.
Dus geef ik graag als aftrap voor vandaag een schets wat mij als doel voor ogen staat en dat het CJG daarbij enorm zal helpen. Centra die er voor zullen zorgen dat heel veel mensen zorg en ondersteuning zullen ontvangen als zij dat nodig hebben of als ze er om vragen.
Maar opvoeden is niet altijd makkelijk. Jongeren staan in de moderne maatschappij bloot aan een enorme en voortdurende stroom van informatie. De samenleving is gejaagd. De arbeidsmarkt is veeleisend. Culturele verschillen zijn groot. En al te vaak is de familie onvoldoende in staat mee te helpen bij de opvoeding.
Dat betekent dat ouders en jeugdigen vaker een steuntje in de rug nodig hebben. Dat we hen moeten steunen in hun eigen kracht. Vragen over opvoeden en opgroeien, moeten dan gesteld kunnen worden in een veilige en betrouwbare omgeving in de buurt.
Wel moeten we voorkomen dat het stellen van een vraag wordt gezien als een teken van zwakte van ouders. Het is juist een bewijs van verantwoordelijkheid nemen. Een teken van eigen kracht.
De grote uitdaging waar we voor staan is dat we een steuntje in de rug ook daadwerkelijk kunnen bieden, zonder dat we de eigen verantwoordelijkheid van ouders in het opvoeden willen overnemen. Eigen verantwoordelijkheid staat centraal. Wat we moeten doen is ondersteuning geven.
Maar, dames en heren, er is meer. Sommige ouders en jeugdigen hebben zwaardere ondersteuning nodig dan de CJG-professionals kunnen bieden. Die professionals beperken zich tot jeugdgezondheidszorg en lichte vormen van opvoedondersteuning en pedagogisch advies. Voor die zwaardere ondersteuning moet snel de stap naar geïndiceerde zorg worden gezet.
Het Centrum voor Jeugd en Gezin moet dan ook goede verbindingen hebben met andere instellingen.
Het moet een spin in het web zijn met goede contacten. Dan denk ik behalve aan de jeugdgezondheidszorg, pedagogen, thuiszorg en Bureau Jeugdzorg, vooral ook aan de scholen en de Zorg- en Adviesteams. Maar ook aan bijvoorbeeld de huisarts, de kinderopvang, de kraamzorg, de veiligheidshuizen, het welzijnswerk en ga zo maar door.
Eigen belangen opzij. Goede sluitende afspraken maken, daar staat de gemeenten voor aan de lat, daarvoor heeft zij de regie. En daarbij is het essentieel dat informatie zo goed mogelijk worden gedeeld.
Op het vlak van vroeg signaleren ligt ook een belangrijke taak bij het CJG. De Verwijsindex is daarbij een doeltreffend hulpmiddel.
Vandaag kan ik u deelgenoot maken van een primeur: de eerste match van jongeren in de problemen. Instanties in Rotterdam en Den Haag deden allebei een melding over dezelfde jongere en er is onmiddellijk actie ondernomen. Prachtig dat zo’n systeem werkt.
De komende jaren zullen op die manier veel kinderen kunnen worden geholpen. We hebben laten berekenen dat er landelijk gezien jaarlijks ongeveer 200.000 meldingen zullen worden gedaan op 4,5 miljoen jeugdigen. In ongeveer 10.000 gevallen zal het gaan het om meerdere meldingen voor één jongere.
Dat houdt dus in dat we in 10.000 gevallen in actie komen om verdere narigheid en problemen te voorkomen. En dat betekent waarschijnlijk ook dat we duizenden jongeren op tijd bij de arm kunnen nemen. Dat is precies waarom ik de Verwijsindex in het leven heb geroepen!
En dan, dames en heren, kom ik op de volgende functie van het CJG waar we volgens mij goed aandacht aan moeten besteden. Vanuit het centrum zullen soms gezinssituaties worden gesignaleerd die vroeg of laat de gang naar de rechter nodig maken voor een ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing. Bijvoorbeeld als er sprake is van ernstige kindermishandeling. Uiteraard moet het centrum in dat geval een melding doen bij het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK).
Deze bijzondere functie van het Centrum van Jeugd en Gezin, maar ook het directe contact met het Bureau Jeugdzorg, kan er toe leiden dat ouders het centrum niet altijd als een ‘laagdrempelige vraagbaak in de buurt’ zien, maar als een instantie ‘die je kind afpakt’ of waar je onmiddellijk wordt geregistreerd als probleemgeval.
Dat is natuurlijk niet zo. We moeten dus nadrukkelijk stilstaan bij de profilering van het CJG als een vraagbaak voor alle ouders en jeugdigen voor kleine én grote problemen.
Het zou mooi zijn als dat overal onder de vlag van Centrum van Jeugd en Gezin gebeurt. Er zijn natuurlijk al instellingen die eigen naam hanteren, maar ik ben er groot voorstander van dat het CJG als merknaam wordt gebruikt. Want als een gezin nieuw in een gemeente komt wonen, moeten het wel in het telefoonboek, op internet of in de gemeentegids zonder enige moeite het CJG kunnen vinden. Met de VNG is daarom afgesproken dat eenheid van naamgeving en taal wordt gehanteerd.
Herkenbaarheid is erg belangrijk. Ik ga ervan uit dat u allen gebruik maakt van het invoeringslogo CJG, dat u hier vandaag overal aantreft. Dat logo zal worden doorontwikkeld naar hét CJG-logo.
Ik denk dat per gemeente, wijk of buurt een eigen invulling kan worden gegeven aan het CJG op voorwaarde dat de basisfuncties aanwezig zijn. U bepaalt dan zelf welke verdere functies precies in het centrum worden gebundeld of op welke wijze contact wordt onderhouden met ouders en jeugdigen.
Dames en heren,
Ik kom tot een afronding. Ik heb mijzelf de vraag gesteld wanneer ik tevreden ben in 2011 als het gaat om de CJG-vorming en kwam tot drie punten:
In 2011 wordt door de Centra voor Jeugd en Gezin de eigen kracht van ouders en jeugdigen versterkt.
In 2011 is er voor alle jeugdigen en gezinnen in de buurt een herkenbare plek op een logische plaats waar je alle opvoed- of opgroeivragen kan stellen.
In 2011 gaan de CJG-medewerkers erop uit naar jeugdigen en gezinnen om zoveel mogelijk in de eigen leefsituatie ondersteuning te bieden.
Ik ga ervan uit dat we eind 2011 kunnen zeggen: die Centra voor Jeugd en gezin hebben de afgelopen periode al miljoenen kinderen, jongeren, ouders en professionals met raad en daad bijgestaan.
Dat het CJG heeft bewerkstelligd dat zij baat hebben gehad bij de adviezen en dat het aantal jongeren in de jeugdzorg omlaag is gegaan.
En vanaf 2011 worden jaarlijks zelfs meer dan vier miljoen ouders en jongeren bereikt. Ik durf die ambitie aan. En u vast en zeker ook!