Antwoorden op kamervragen over het verplicht aanbieden van een passende functie aan een klokkenluider
Antwoorden op kamervragen gesteld door het lid Griffith (VVD) over het verplicht aanbieden van een passende functie aan een klokkenluider. (ingezonden op 5 februari 2008)
1. Vraag
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van de rechtbank Amsterdam dat de minister van
Justitie een klokkenluider een passende functie moet aanbieden? 1)
1. Antwoord
Ja.
In algemene zin wordt het volgende opgemerkt. De hier aan de orde zijnde uitspraak van de voorzieningenrechter te Amsterdam van 21 januari 2008 betreft een voorlopig oordeel. In de bodemprocedure zal de zaak behandeld worden. Zolang de zaak onder de rechter is, past ons terughoudendheid bij openbare reacties. Bovendien betreft het een procedure die ziet op een individuele ambtenaar. Uit privacyoverwegingen zal terughoudend worden ingegaan op vragen van personeelsvertrouwelijke aard.
2. Vraag
Zijn de interne procedures die gelden bij het melden van misstanden door werknemers in deze kwestie gevolgd? Zo ja, welke zijn dat. Zo neen, waarom niet?
2. Antwoord
Ja.
De hoogste ambtelijke leiding van het Ministerie van Justitie heeft een onderzoek ingesteld nadat betrokkene een vermoeden van een integriteitsmisstand in 2003 had gemeld. Uitgangspunt hierbij was de Regeling klokkenluiders en vertrouwenspersoon integriteit Justitie van 26 oktober 2001 2) en het daarbij behorende onderzoeksprotocol.
Uit het door het Ministerie van Justitie ingestelde onderzoek kwam naar voren dat geen bevestiging kon worden gekregen van de vermoedens van misstanden die betrokkene naar voren had gebracht.
3. Vraag
Is deze zaak aan de orde gesteld bij de Commissie integriteit rijksoverheid? Zo ja, wat is er met de melding gedaan. Zo neen, waarom niet?
3. Antwoord
Ja. Betrokkene heeft zich tot deze Commissie gewend. Het onderzoek van de Commissie heeft geen aanwijzingen opgeleverd dat sprake is (geweest) van een misstand in de zin van de ‘Regeling Procedure inzake het omgaan met een vermoeden van een missstand’. De Commissie heeft de melding niet-ontvankelijk verklaard.
4. Vraag
Kunt u aangeven wat u doet met de jaarverslagen van de Commissie integriteit rijksoverheid, en welke lessen, op welke wijze, er getrokken worden uit die jaarverslagen?
4. Antwoord
Met ingang van 10 maart 2006 is de Commissie integriteit overheid in de plaats getreden van de Commissie integriteit rijksoverheid. 3) De jaarverslagen van beide commissies worden betrokken bij het lopende evaluatieonderzoek naar de werking van en ervaringen met de klokkenluidersregelingen binnen de openbare sector, Defensie en Politie. Over de uitkomsten van de evaluatie bericht de eerste ondergetekende de Tweede Kamer in het voorjaar van 2008.
5. Vraag
Bent u, gezien uw verantwoordelijkheid voor de integriteit binnen het openbaarbestuur, geïnformeerd over deze kwestie? Zo neen, waarom niet?
6. Vraag
Kunt u aangeven in hoeverre deze klokkenluider de gebruikelijke rechtsbescherming heeft gekregen voortvloeiende uit de klokkenluidersregeling, dan wel voortvloeiende uit de Regeling procedure inzake het omgaan met een vermoeden van een misstand?
7. Vraag
Welke rechtsbescherming krijgt de betrokkene nu? Wie ziet daar op toe?
8. Vraag
Hoe heeft het kunnen gebeuren dat een klokkenluider structureel op deze wijze is tegengewerkt?
9. Vraag
Welke inspanningen had de overheid of de werkgever in deze kwestie kunnen en moeten leveren?
10. Vraag
Welke lessen trekt u uit de uitspraak van de rechter? Welke aanpassingen moeten naar uw mening genomen worden om de regeling in lijn te brengen met hetgeen van een integere overheid als werkgever mag worden verwacht?
11. Vraag
Ziet u aanleiding om de klokkenluidersregeling aan te passen op die aspecten, die in de uitspraak van de rechter naar voren zijn gekomen en die tekort zijn geschoten?
12. Vraag
Welke stappen bent u voornemens te ondernemen richting de minister van Justitie? Kunt u de Kamer hierover gericht berichten?
Antwoord op de vragen 5 en 12
De eerste ondergetekende is niet geïnformeerd over deze kwestie. Overheden zijn zelf verantwoordelijk voor de integriteit van de eigen organisatie, voor al hetgeen in de organisatie door ambtenaren wordt gedaan en nagelaten. Zij leggen over het gevoerde integriteitsbeleid verantwoording af ten opzichte van het vertegenwoordigend orgaan.
De verantwoordelijkheid van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor de integriteit binnen het openbaar bestuur, ook wel aangeduid als systeemverantwoordelijkheid, uit zich enerzijds in een sturende rol (door middel van wet- en regelgeving) en anderzijds in een stimulerende en faciliterende rol ter ondersteuning van overheden bij hun eigen primaire taken en verantwoordelijkheden op het gebied van integriteitsbeleid. Die systeemverantwoordelijkheid houdt geen bemoeienis in met concrete, individuele gevallen.
Antwoord op de vragen 6 en 7
Als rijksambtenaar valt betrokkene onder de voor rijksambtenaren geldende rechtspositie, waaronder de Ambtenarenwet, het Algemeen Rijksambtenarenreglement en het Sociaal flankerend beleid 4) (in verband met de gevolgen van de reorganisatie bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven). De rechtsbescherming wordt gewaarborgd door de mogelijkheid van iedere ambtenaar om bezwaar en beroep te maken tegen een onwelgevallige (rechts)handeling van het bestuursorgaan. Deze rechtsbescherming vloeit voort uit de Algemene wet bestuursrecht.
Uitgangspunt bij het in behandeling nemen van de melding van betrokkene was de Regeling klokkenluiders en vertrouwenspersoon Integriteit Justitie van 26 oktober 2001. In deze regeling staat vermeld dat het hoofd van dienst dan wel de naasthogere autoriteit binnen wiens gezagsbereik een melding plaatsvindt, er zorg voor draagt dat de melder niet wordt benadeeld als gevolg van het feit dat deze een melding heeft gedaan. Op dat punt is de vereiste zorgvuldigheid in acht genomen en heeft betrokkene de rechtsbescherming gekregen die voortvloeit uit de vigerende regelgeving.
De voorzieningenrechter komt tot het oordeel, dat in strijd is gehandeld met artikel 125 quinquies, derde lid van de Ambtenarenwet. In dat artikellid is bepaald dat de ambtenaar die te goeder trouw de bij hem levende misstanden meldt volgens de klokkenluidersprocedure, als gevolg van het melden van die vermoedens geen nadelige gevolgen voor zijn rechtspositie zal ondervinden tijdens en na het volgen van die procedure. Zoals eerder aangegeven betreft de uitspraak van de voorzieningenrechter een voorlopig oordeel en zal de zaak in de bodemprocedure worden behandeld. Vanzelfsprekend heeft het Ministerie van Justitie inmiddels volledig uitvoering gegeven aan het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter. Zo is betrokkene geplaatst op een passende functie.
8. Antwoord
De opvatting dat betrokkene structureel is tegengewerkt wordt niet gedeeld.
Zie ook het antwoord op de vragen 6 en 7.
9. Antwoord
De Minister van Justitie heeft alle noodzakelijke inspanningen geleverd, zowel ten aanzien van de gemelde vermoedens, als ten aanzien van de arbeidsrechtelijke kwestie.
Zie ook het antwoord op de vragen 6 en 7.
Antwoord op de vragen 10 en 11
Op dit moment doet een onafhankelijk onderzoeksbureau in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties onderzoek naar de werking van en ervaringen met die klokkenluidersregelingen. Een uitspraak als die van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam zal daarbij worden betrokken. Over de uitkomsten van het onderzoek bericht de eerste ondergetekende de Tweede Kamer in het voorjaar van 2008.
1) De Telegraaf, 22 januari 2008.
2) Deze (interne) regeling vindt zijn basis in de Regeling procedure inzake het omgaan met een vermoeden van een misstand.
3) Vgl de Besluiten van 3 februari 2006 (Stb. 129 en 130) waarbij in het Algemeen Rijksambtenarenreglement een regeling voor het omgaan met misstanden is neergelegd en de Commissie integriteit overheid is ingesteld. Met de inwerkingtreding van deze besluiten is de werking komen te ontvallen aan de als tijdelijk bedoelde Regeling procedure inzake het omgaan met een vermoeden van een misstand die sinds 1 januari 2001 gold voor de sector Rijk.
4) Sociaal flankerend beleid zijn regels en voorzieningen die gelden rondom de te volgen procedure bij het aanpassen van een organisatie en het herplaatsen van ambtenaren.