Informatie beschikbaarheidstoeslag voor ziekenhuizen voor AO ziekenhuiszorg
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
CZ-CB-U-2833270
17 maart 2008
In uw brief van 14 februari 2008 vraagt u mij om naar aanleiding van mijn brief van 8 februari 2008 (CZ/TSZ-2815677) u “zo mogelijk de cijfers te verschaffen die samenhangen met het vervallen van de beschikbaarheidstoeslag voor kleine ziekenhuizen.” Hierbij geef ik u voor zover mogelijk de gevraagde informatie.
De specifieke beschikbaarheidstoeslag zoals deze nu nog in de FB-systematiek geldt, wordt verstrekt aan ziekenhuislocaties met een klinische adherentie van minder dan 72.500 inwoners met een afdeling spoedeisende hulp (SEH) die van belang is voor de bereikbaarheid. Dit houdt in dat de SEH binnen maximaal 45 minuten aanrijdtijd per ambulance voor een patiënt te bereiken is. Doel is om spoedeisende ziekenhuiszorg op locaties die voor de bereikbaarheid noodzakelijk zijn beschikbaar te houden. In 2004 is de eerste ‘Beleidsregel beschikbaarheidstoeslag’ in werking getreden. De nu geldende ‘Beleidsregel beschikbaarheidstoeslag is sinds 2006 ingesteld. De beleidsregel heeft mede op basis van onderzoek door het RIVM naar aanrijdtijden naar ziekenhuislocaties met een SEH geleid tot verstrekking van deze toeslag aan tien ziekenhuizen.
Deze specifieke beschikbaarheidstoeslag is gemiddeld 1,5 miljoen euro per ziekenhuis, met een spreiding van circa 0,4 miljoen tot 3,8 miljoen euro.
Na invoering van de prestatiebekostiging wordt een algemene beschikbaarheidsvergoeding verstrekt aan alle ziekenhuizen met een 7x24 uur SEH. Deze algemene beschikbaarheidsvergoeding is gebaseerd op een verantwoorde bezetting op de SEH in de ANW-uren. Dit is één SEH-arts (of een vergelijkbaar gekwalificeerde arts) en één gespecialiseerde verpleegkundige.
Deze beschikbaarheidsvergoeding komt bovenop de reguliere DBC-bekostiging die voorziet in alle kosten, ongeacht of er sprake is van een spoedeisende of niet-spoedeisende DBC en ongeacht of de prestatie ’s nachts of overdag geleverd wordt. Op grond van onderzoek in opdracht van de NZA is er voor gekozen de beschikbaarheidsvergoeding te beperken tot de ANW-uren en voor de spoedeisende hulp overdag geen beschikbaarheid te vergoeden. De polikliniek functioneert ook zonder vergoeding van de beschikbaarheidskosten. De afbakening tussen reguliere zorg via de polikliniek en acute zorg via de spoedeisende hulp is namelijk in de praktijk niet scherp te trekken.
In het vastgestelde uurtarief voor medisch specialisten zit een component voor beschikbaarheid en via de bandbreedte zijn er extra mogelijkheden tot compensatie.
Ik ben van mening dat door deze combinatie van DBC-bekostiging en beschikbaarheidsvergoeding elk ziekenhuis in staat moet zijn de SEH 7 x 24 uur verantwoord te bezetten.
In de aanwijzing inzake voorbereiding ziekenhuiszorg 2009 aan de NZa heb ik gevraagd de hoogte van de kosten van deze bezetting in de ANW-uren en daarmee de hoogte van de beschikbaarheidsvergoeding exact te berekenen. Ik wacht het antwoord van de NZa af.
Tevens heb ik de NZa gevraagd om in de consultatieronde aandacht te besteden aan de hiergenoemde verandering voor kleine ziekenhuizen.
Daarbij heb ik tijdens het Algemeen Overleg op 26 maart 2008 toegezegd mij te zullen beraden op mogelijkheden om de beschikbaarheidsvergoeding te differentiëren. Ik wil voorkomen dat de kleine ziekenhuizen die momenteel een beschikbaarheidstoeslag ontvangen benadeeld worden door de wijziging in het bekostigingssysteem.
De afweging en de mogelijke wijze waarop tot differentiatie van de beschikbaarheidsvergoeding binnen het nieuwe bekostigingssysteem gekomen kan worden, zal ik opnemen in de bereikbaarheidsbrief die ik eind mei aan de kamer zal sturen.
De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink