Toespraak van de Nederlandse staatssecretaris A. Aboutaleb van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tijdens het Forum Anne⊥ré Leysen `Interculturele verhoudingen` op 13 maart 19.00u te Leuven.
Dames en heren. Het is mij een eer en genoegen om hier bijna avondvullend te mogen praten over zaken die mij als Nederlands politicus zeer na aan het hart liggen.
Mag ik u nogmaals heel hartelijk danken voor deze uitnodiging.
De organisatie heeft mij gevraagd in te willen gaan op de vraag wat integratie betekent in de (Nederlandse) samenleving. En daarbij is het woordje Nederlandse tussen haakjes gezet. Ik mag het dus ook over de Belgische samenleving hebben. Maar als u het niet erg vindt, beperk ik me voorlopig tot die van ons, met af en toe wellicht een klein uitstapje over de grens.
Hoewel, misschien hebben we het, met het oog op de voortschrijdende globalisering, straks allemaal wel over ònze samenleving. Dat zal nog even duren. Maar je weet nooit, een mens moet wat te dromen over houden..
Ik zal u maar meteen bekennen: Ik heb geen pasklaar antwoord op uw vraag. Ik worstel met het begrip integratie. Daar wil ik u vanavond deelgenoot van maken. Ik wil u deelgenoot maken van mijn worsteling hoe bevolkingsgroepen dichter bij elkaar te brengen. Een proces dat gepaard gaat met tal van persoonlijke overwegingen. Uiteindelijk is alles wat politiek is ook persoonlijk. Elkaar de waarheid vertellen is ook niet gemakkelijk. Toch kies ik ervoor u mìjn waarheid te vertellen.
Immers geen glans zonder wrijving.
Ik hoop dat u met mij wilt meedenken.
In de titel van deze reeks lezingen, en waarvan ik vanavond het spits mag afbijten, de titel Crisissen zijn uitdagingen kan ik me goed vinden. Maar zoals ik al zei; worstelend. Als rechtgeaard Nederlander luidt ook mijn motto, net als de Zeeuwen: Luctor et emergo. Ik worstel en kom boven.
Dames en heren. Ruim een jaar ben ik nu staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in een centrumrood kabinet. Het kabinet Balkenende/Bos. Een kabinet van PvdA, CDA en de ChristenUnie. Mijn politiek/bestuurlijke loopbaan begon ik als wethouder in Amsterdam waar ik op de terreinen onderwijs, jeugd, werk, inkomen en grootstedenbeleid de nodige politieke ervaring opdeed. Als staatssecretaris is mijn streven om in de tijd die mij gegeven is, meer mensen aan het werk te helpen. Tegelijkertijd wil ik de armoede bestrijden en minder mensen in de bijstand.
Bijstand, u noemt dat geloof ik leefloon in het kader van maatschappelijke hulp. Mijn doel is dat tegelijkertijd en gezamenlijk te doen, met, zoals wij dat in Nederland noemen, alle betrokkenen in de keten van werk en inkomen in de regio.
Integratie is niet direct mijn corebusiness, hoewel je zou kunnen zeggen dat ook voor allochtonen arbeidsparticipatie misschien wel de beste weg naar integratie is. Betaalde arbeid is immers een van de schaarse dingen die een samenleving kan vergeven. We hebben in Nederland gekozen voor een aparte minister voor Integratie, gekoppeld aan Wonen en Wijken. Met de achterliggende gedachte dat wonen, de woonomgeving de bàsis is voor individuele en maatschappelijke ontwikkeling en dus voor integratie en inburgering.
In concreto betekent dit dat we binnen tien jaar zo'n veertig probleemwijken willen omvormen tot vitale woon-, werk- en leefomgevingen waar het prettig wonen en werken is en waarin mensen betrokken zijn bij de samenleving. En ik hoop daar via de weg van betaalde arbeid mijn steentje aan te kunnen bijdragen. Maar ik ben de eerste om toe te geven dat de mate van integratie niet alleen te meten is met harde indicatoren als wonen en deelname aan onderwijs en werk. Dat is wel de basis, ik kom daar straks op terug, maar het gaat om veel meer. Bijvoorbeeld om de vraag of migranten bereid zijn zich te verdiepen in de Nederlandse taal, de Nederlandse cultuur, geschiedenis en rechtsstaat. Ook op die terreinen is nog een lange weg te gaan. Maar met het oog op een goede integratie, onontbeerlijk.
En daar zit al een deel van mijn worsteling.
Terug naar de titel 'Crisissen zijn uitdagingen'. Van een crisis een uitdaging maken vraagt om durf en flexibiliteit van geest. Feit is dat migratie en integratie niemand onberoerd laten. Het houdt bij ons, evenals hier, de gemoederen bezig en dat al vele jaren. Overal, in kleine en grote zalen is en wordt er over gediscussieerd. Problemen worden benoemd en besproken, soms met heftige emoties tot gevolg. Er is in de loop der tijd een moeizame zoektocht naar effectieve oplossingen op gang gekomen. In kringen van migranten zijn mensen aan het denken gezet over hun eigen bijdrage aan het ontstaan van angst en gevoelens van onbehagen in de samenleving. Sommigen voelen zich in de hoek gedreven, voelen zich slachtoffer en keren zich met de rug naar de samenleving.
Pogingen van goedwillende mensen om de ontstane verwijdering ongedaan te maken hebben vaak maar een beperkt effect. Dat is niet nieuw en al langer aan de gang. Maar we mogen hoe dan ook niet toestaan dat de verwijdering toeneemt.
Anderzijds zie je in Nederland nog steeds een groep die geneigd is die angsten te relativeren. Zij verwijzen onder meer naar de korte migratiegeschiedenis en zijn van mening dat de factor tijd er voor zal zorgen dat het denken over elkaar vanzelf zal ombuigen in positieve richting. In deze redenering schuilt de neiging gevoelens van onbehagen weg te redeneren. Daarom vind ik dit een verkeerde reflex. Omgekeerd is het net zo goed een verkeerde reflex om gevoelens van onbehagen aan te wakkeren. Om mensen voor te houden dat alles beter wordt als immigratie een halt wordt toegeroepen.
Of dat het tijd is minderheids-culturen te dwingen om de mainstream-cultuur te omarmen. Gedwongen huwelijken zijn geen succes.
En dat versterkt weer mijn worsteling.
Wat opvalt, is dat in Nederland veel mensen die negatief zijn over integratie, over de diversiteit aan culturen, over de Islam. Veel autochtonen vrezen voor het verlies van hun baan en eigenheid. Zij zien in de huidige discussie een bevestiging van hun opvatting dat de komst van migranten naar Nederland eerder een bedreiging dan een verrijking is.
De aanslag op het WTC in New York, de moorden op Fortuyn en Van Gogh, de bedreigingen aan het adres van politici en anderen, de aanslagen in tal van andere landen, de oververtegenwoordiging van allochtonen in de criminaliteit, de rellen in Utrecht en in Amsterdam zorgden voor nog meer verwijdering tussen autochtonen en allochtonen.
Daar komt nog bij dat een fors deel van het onbehagen in Nederland is ontstaan doordat de discussie over allochtonen en nieuwkomers is gekoppeld aan de Islam. Dat vertroebelt de discussie. Het islamiseren van het publieke debat over integratie maakt het klimaat er niet gemakkelijker op. Ik vind dat het niet moet gaan over religie maar over mensen. Niet over Islam maar over moslims. Het lijkt een subtiel verschil maar het gaat hier enerzijds om geloofsovertuiging en anderzijds om het gedrag dat mensen daaraan ontlenen.
Niet de redenering: er zijn extreme moslims dus de Islam is extreem. Die redenering gaat net zo mank als wanneer je zegt; er zijn extreme christenen die abortusartsen doden, dus het christendom deugt niet.
Tot zover de constateringen over het klimaat. Nu de vraag, wat doen we er aan?
Ik zei al dat ik daar mee worstel, maar wat mij betreft ligt tussen het negeren en het aanwakkeren van het onbehagen, een nog relatief onbewandeld pad. Namelijk het pad van het luisteren naar en het werkelijk erkennen van gevoelens van onbehagen. Over en weer. Ik ben van mening, en noem het voortschrijdend inzicht, dat we populistische elementen in de politiek, zoals de PVV van Wilders, niet slechts zakelijk en beleidsmatig moeten aanpakken. Maar juist door de discussie aan te gaan met een eerlijk verhaal. En vooral: door kleur te bekennen.
De politiek moet laten zie dat we de pijn van burgers ook echt voelen. Ook al zul je moeten erkennen dat je niet voor alle vraagstukken kant en klare oplossingen te bieden hebt. Ook dat is belangrijk.
Je kunt zonder concreet beleid tot stand te hebben gebracht op tientallen procenten in de opiniepeilingen staan, ook al sta je voor opvattingen waarvan evident is dat ze niet uitvoerbaar zijn. Dus kan de conclusie geen andere zijn dan dat je maatschappelijk aanhang kunt verwerven onafhankelijk van concreet beleid. Kennelijk hangt het af van de vraag of er sprake is van een persoonlijk commitment en de bereidheid om soms niet alledaagse stellingen te betrekken. Dat schept duidelijkheid. Burgers vinden het bouwen van ziekenhuizen, de beschikbaarheid van stroom, schoon drinkwater etc. 'gewone' zaken die een regering moet regelen.
Daarnaast wil men weten of politici leiding geven aan maatschappelijke veranderingen op een wijze die recht doet aan de zorgen van burgers. Migratie is zo'n pijnpunt. Burgers verwachten van ons over deze kwestie een duidelijke stellingname.
Ga het gesprek aan. Overal en altijd. Benoem de pijn. Dat willen burgers horen. Zonder populistisch, maar juist door realistisch te blijven. Doe dingen in ieder geval niet in de ban, negeer ze niet. Politici en bestuurders denken nog veel te vaak met algemeen beleid een bepaald klimaat te kunnen beïnvloeden. Gevestigde politici denken maar al te vaak met slim beleid en veel geld verschil te kunnen maken. Dat is de helft van de waarheid. Regeren in de zin van dingen doen vinden burgers niet meer dan normaal.
Verschil maak je door de pijn van de samenleving te benoemen. Maar met gevoelens van burgers weten veel politici zich geen raad. Populisten, politieke populisten, des te meer.
Hoe belangrijk overheidsmaatregelen ook zijn, ze zijn niet voldoende om de positie van de migranten te verbeteren. Naast de inspanningen van de overheid, is het zaak dat ook migranten zelf inzien dat ze hun toekomst in eigen hand moeten nemen. Dat heb ik ook gemerkt tijdens mijn vele werkbezoeken in het land. Migranten en hun maatschappelijke verbanden kunnen en willen bijdragen aan het wegnemen van gevoelens van onbehagen. Het gaat daarbij vooral om het verstevigen van het vertrouwen in elkaar. Maar tussen willen en doen zit nog wel een grote afstand.
Ik heb persoonlijk een les geleerd. Ik noemde het net al voortschrijdend inzicht. Dat begon na de dood van Theo van Gogh.
Hij werd vermoord in de tijd dat ik wethouder was in Amsterdam. Tijdens een bijeenkomst in een moskee heb ik op een gegeven moment gezegd: 'Wij willen in Amsterdam een wij-samenleving formeren. Daar hoort iedereen bij. Maar een ieder die zich buiten de samenleving wil plaatsen, die alles wat Nederland te bieden heeft in de sfeer van moraal, van cultuur, van vrijheden etc. verwerpt, die kan net zo goed besluiten niet tot ons te behoren en die doet er beter aan Nederland te verlaten'. Om er vervolgens nog aan toe te voegen: 'En er vertrekken elke minuut vliegtuigen'.
Ik realiseerde het me toen niet, maar achteraf blijken deze woorden van cruciale betekenis te zijn geweest voor het managen van spanningen destijds in de hoofdstad. Mensen zeiden later door mijn woorden het gevoel te hebben gekregen dat ze werden gehoord in hun pijn.
Met die boodschap ging ik de wijk in, de moskee, de school, het theehuis. Ik zag het als mijn taak tekst en uitleg te geven over mijn stellingname.
Die reacties in Amsterdam maar ook in de rest van het land gaven mij de overtuiging dat er een vruchtbare bodem is in Nederland voor soortgelijke verhalen. Voor een verhaal waarin de problemen zoals die ook door veel autochtonen worden gevoeld, niet worden gebagatelliseerd.
Door een signaal af te geven dat je de problemen ziet en onderkent en daar al het mogelijke aan wilt doen, krijg je aandacht voor het positieve verhaal. Van autochtonen, van allochtonen en zeker ook van moslims. Daar ligt wat mij betreft een sleutel voor het oplossen van het probleem. Eerlijke verhalen, moedige verhalen.
Naar beide kanten: de oorspronkelijke Nederlanders en de allochtone Nederlanders.
Integratie bestaat in feite uit twee componenten: Aanpassing en Acceptatie. Ik vind dat we eerlijk moeten zijn tegen zowel de oorspronkelijke Nederlanders als de nieuwe Nederlanders. Tegen de oorspronkelijke bevolking moeten we zeggen: Het klopt, migratie en globalisering hebben ook een schaduwzijde. Het is waar: diversiteit leidt tot wrijving tussen culturen. Uw zorgen over het behoud van eigen haard en huis zijn legitiem. We zien uw problemen en voelen uw pijn. En we vinden dat die pijn en die zorgen thuishoren op de politieke agenda. Maar we hebben wel uw hulp nodig. We moeten wel samen op zoek gaan naar een nieuw evenwicht. Die worsteling gaan we samen aan.
Ook het feit dat er zoveel haat bestaat tegen moslims zou moslims zelf aan het denken moeten zetten. In plaats van gelijk in het defensief te schieten. Noem het een zoektocht in jezelf. Hoe komt het? Welke rol spelen wij moslims zelf in dat beeld dat is ontstaan? In plaats van de uitlatingen van Wilders alleen maar te zien als ongepast, verwerpelijk en slechts bedoeld om politieke winst te behalen. Want dat mag allemaal waar zijn, feit is wel dat de 500.000 mensen die in Nederland op Wilders hebben gestemd kennelijk zijn sentimenten delen. En daar heb je rekening mee te houden. Voor mij is dat belangrijk.
Voor migranten is er dus een duidelijke rol weggelegd. Op de schouders van de moslims rust een grote verantwoordelijkheid, gezien de angst die er bestaat voor de aanhangers van de Islam. Alleen zij kunnen de heersende angst wegnemen.
De moslims kunnen binnen de eigen gemeenschap stappen zetten om radicale elementen niet het gevoel te geven dat ze helden zijn. De etnisch religieuze solidariteit die nu wordt waargenomen, is een sta in de weg voor emancipatie van de moslims zelf. Bovendien ontstaat zo ten onrechte het beeld dat moslims onverschillig staan ten opzichte van radicale elementen in eigen kring.
De voorhoede onder de moslims is opvallend stil. Juist van deze groep mag een duidelijke inmenging in het publieke debat worden verwacht. Zij kunnen een locomotieffunctie vervullen om het publieke debat in gunstige zin te beïnvloeden. Dat geldt ook voor de welbespraakte gematigde religieuze leiders. Ook van hen verwacht ik een ferme houding ten aanzien van radicalen.
We staan op een kruispunt van wegen: verdere verwijdering dreigt, maar bedreigt uiteindelijk onze stabiliteit.
Pappen en nathouden is ook geen oplossing. Dus wat te doen?
De huidige verwijdering moet en kan worden gestopt. Dat is ook noodzakelijk omdat het een gevaar oplevert voor de stabiliteit van de samenleving. Het gevaar dreigt van een samenleving met migranten als een nieuwe onderklasse in plaats van deze nieuwe Nederlanders een volwaardig en passende plek in de samenleving te geven.
Een verscherping van de discussie past in de transitieperiode waarin we momenteel zitten. De jaren zeventig, tachtig die er aan vooraf gingen waren jaren van een zekere sociale stabiliteit, noem het een kennismakingsfase. We gaan nu naar een fase waarvan de eindstand onbekend is. Wat mij betreft is die overgangsfase er een van scherpe tegenstellingen. Een conflictfase zo u wilt. Het is een ogenschijnlijke tegenstelling.
Scherpe tegenstellingen zijn soms noodzakelijk om te laten zien waar we staan en nodig om een brug te kunnen slaan naar de toekomst. Een conflictfase kan heilzaam werken. Door stevig poetsen kan op een gegeven moment ook glans ontstaan, ik zei het al eerder. Maar waak er voor dat te stevig poetsen pijnlijk wordt. Het is dus zoeken naar een delicate balans. En als deze redenering getypeerd wordt als polarisatie, dan zeg ik u: er is niets mis met polarisatie!
De werkelijkheid van nu is dat veel migranten zich slachtoffer voelen. Ze zetten discriminatie voorop als argument waarom ze onderaan de maatschappelijke ladder blijven steken. Ik blijf er continue op wijzen dat ook gebrekkige taalbeheersing en lage opleiding kansen op sociale stijging ontnemen. Zaken waar migranten zelf -met steun van onze instellingen- aan moeten werken.
Niemand doet het voor ze. Alleen met veel eigen inspanningen kunnen ze hun maatschappelijke positie verbeteren. Ik roep ze op vooral op eigen kracht te vertrouwen.
Zo is het op de keper beschouwd vreemd dat we een inburgeringswet nodig hebben om migranten te dwingen de Nederlandse taal te leren en zich op Nederland te oriënteren. Dat is vreemd omdat het om mensen gaat die vrijwillig Nederland hebben uitgekozen als land waar ze willen leven. Je zou mogen verwachten dat ze zonder welke dwang dan ook doen waartoe de inburgeringswet oproept. Dat we een wet nodig hebben getuigt van gebrek aan nieuwsgierigheid naar het nieuwe land. En dat kan niet!
Daarmee wil ik niet zeggen dat migranten bij aankomst in Nederland alle schepen achter zich moeten verbranden en dat er geen ruimte is voor de beleving van de eigen culturele uitingen, het spreken van de taal van het land van herkomst of het opgeven van de eigen religie. Dat zou niet alleen onredelijk zijn maar ook strijdig met de internationale verdragen inzake rechten van minderheden.
Er zijn gelukkig veel tekenen van hoop. Zo zien we dat veel migranten via het onderwijs en werk bezig zijn met een opmars op de maatschappelijke ladder. Steeds meer allochtonen doen het buitengewoon goed: In het onderwijs, op de arbeidsmarkt, in de media, de medische wereld, in de politiek. Dat is hoopgevend. Ook ik ben van ver gekomen. Letterlijk en figuurlijk. Via een lagere technische opleiding naar MTS en HTS.
Opgewerkt naar wat ik uiteindelijk ben geworden: Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Je ziet de werkloosheid onder allochtone jongeren de laatste tijd fors dalen. Dat is een goede ontwikkeling. Overigens zijn we daarin in Nederland niet uniek. Ik kreeg een notitie onder ogen over de daling van het aantal werkloze Marokkaanse en Turkse jongeren in 13 centrumsteden hier in Vlaanderen. De werkloosheid onder met name laaggeschoolde allochtone jongeren bleek met maar liefst 38 procent gedaald. De notitie sprak van 'Het wonder van Limburgse mijngemeenten en Mechelen'. Nu gun ik u natuurlijk alle wonderen van de wereld, maar ik heb de cijfers wel even naast die van ons gelegd en wat blijkt: Ook in Nederland is het percentage werkloze allochtonen tussen de 15 en 25 jaar gedaald van 26% eind 2005 naar 16,4% eind 2008.
En reken je dat om, dan kom ik op een daling bij ons van 37%. Het percentage onder alle allochtonen daalde bij ons in diezelfde periode zelfs van 15,8% naar 8,7% in het laatste kwartaal vorig jaar. Dat is een halvering, en zelfs nog spectaculairder dan hier in Vlaanderen.
Dat het beter gaat is niet alleen een economisch gegeven als gevolg van de krapte op de arbeidsmarkt. Ook zien we in de het onderwijs een stijgend opleidingsniveau van de tweede generatie allochtonen. Op de hogere onderwijsniveaus is de opmars begonnen en daarmee ook de sociale stijging van deze groep. Met als voorlopig resultaat een kabinet met daarin voor het eerst in de Nederlandse geschiedenis twee bewindslieden van allochtone afkomst.
Maar in absolute aantallen gaat het nog altijd om kleine groepen.
De meerderheid bungelt nog altijd aan de onderkant van de samenleving en nog altijd zijn te veel mensen aangewezen op een uitkering. Dat laatste baart zorgen en maakt het draagvlak voor migranten broos.
Menging in het onderwijs is een deel van de oplossing voor het verkleinen van de kloof, maar dat is een kwestie van misschien nog wel dertig jaar. Daarvoor is nodig dat de wijken waarin zo'n school staat gemengd zijn. Sociale stijging in het onderwijs, sociale stijging in de maatschappij kost generaties. Een kabinet dat denkt met een stevig onderwijsbeleid binnen vier jaar een maatschappelijk klimaat dusdanig te beïnvloeden, heeft het mis. De Nederlandse regering doet dat ook niet. Wat niet betekent dat je dan maar niets moet doen.
De erkenning dat sociale stijging van migranten generaties kost is geen alibi om de huidige situatie op zijn beloop te laten in de hoop dat de tijd het tij wel zal keren.
Tegelijkertijd weten we dat de slagkracht van veel migranten -en moslims in het bijzonder- om aan al deze eisen te voldoen, gering is. Daarom rust op de schouders van de overheden, gemeenten in het bijzonder, de schone taak om de goedwillende groeperingen die gezamenlijk de grote wij-samenleving met ons willen opbouwen, met raad en daad bij te staan.
Een 'wensenlijst' alleen richting migranten is niet voldoende.
Als we van migranten verwachten dat ze correct invoegen in de samenleving en samen met ons een veilige samenleving opbouwen, dan moeten we ook onderkennen dat 'invoegen' in Nederland alleen goed kan verlopen als de autochtonen bereid zijn een einde te maken aan hun onverschilligheid. En die onverschilligheid omzetten in een begin van vertrouwen en hoop. We verwachten terecht veel van de nieuwkomers. Maar als we ze niet het gevoel geven dat ze welkom zijn en als we ze blijven zien als vreemdelingen in plaats van volwaardige landgenoten, dan lukt het integratieproces niet. Als we niet willen dat migranten een onderklasse gaan vormen, dan moeten we ze een eerlijke kans geven op toegang tot schaarse goederen: onderwijs, werk en wonen.
Wat mij ook opvalt is dat we ons in Nederland in toenemende mate focussen op datgene dat maakt dat we Nederlanders zijn.
Met zorg omgaan met eigen identiteit is erg belangrijk. Ik hoef u alleen maar te herinneren aan de ophef die vorig jaar in Nederland ontstond over mijn dubbele nationaliteit.
Maar er is meer. Het is opvallend dat de nationale identiteit, de discussie daarover, langzaam ook van invloed is geworden op het denken over Europa. Terwijl we toch allemaal moeten beamen dat de Europese identiteit, de Europese markt, ons de afgelopen jaren heel veel voorspoed en stabiliteit hebben gebracht. Je moet er toch niet aan denken wat de Amerikaanse financiële crisis in Europa voor de wisselkoersen zou hebben betekend als we de Euro niet hadden gehad. Maar dat is allemaal kennelijk van beperkt gewicht voor heel veel burgers, vergeleken met het gevoel van eigen identiteit en gevoel van bedreigd te zijn in de eigen culturele waarden. Dat is een belangrijk signaal, maar ook een tegenstrijdig signaal.
De angst de eigen identiteit te verliezen is in mijn ogen de oorzaak van de contradictie in ons migratiebeleid en onze houding, zowel van de politiek als van de burgers, ten opzichte van nieuwkomers. Enerzijds geen nieuwe mensen meer willen toelaten maar ze aan de andere kant sociaaleconomisch wel nodig hebben. We zien in Nederland tekorten aan arbeidskrachten in een groot aantal sectoren. Tegelijkertijd is er grote huiver als het gaat om het al dan niet toelaten van nieuwe Europeanen. Een merkwaardig fenomeen is dat progressieve politieke partijen als de Socialistische Partij, zich op dit punt buitengewoon conservatief opstellen; tegen toelating van Poolse werknemers zijn omdat ze de banen zouden inpikken van de Nederlanders.
De feiten spreken voor zich: Grote delen van Europa vergrijzen en komen mensen tekort.
Extra werkkrachten uit andere contreien zijn nodig om de economische groei op peil te houden. En ook hier weer de angst voor het onbekende die een grote rol speelt. Veel Europese burgers zien immigratie als een van de belangrijkste issues - lees: bedreigingen -, die ze op zich af zien komen. Meer dan de helft van de Europese burgers vreest dat immigranten hun banen innemen. Of hun cultuur bedreigen. Politici mogen deze paradox niet negeren. Immers, hierin ligt de angst van veel mensen.
Vanuit een macro-perspectief is er een geweldige behoefte aan nieuwe werknemers. En Europa maakt dat mogelijk met de open grenzen. Maar vanuit het micro-perspectief van de straat, de wijk of stad tekent zich juist een aversie af tegen nieuwkomers. Zeggen burgers tegen ons: stop!
Het is de paradox van ‘welkom en weerstand’, die we in Nederland te lang niet hebben willen onderkennen. De politiek heeft tot taak die paradox te managen!
Dames en heren ik heb u meegenomen in mijn worsteling wat integratie betekent in de Nederlandse samenleving en wat van burgers en politici verwacht mag worden. Ik heb geen pasklaar antwoord maar heb willen stilstaan bij een nieuw soort inspanning die we ons moeten getroosten. Ik heb betoogd dat we de pijn en de zorgen die veroorzaakt worden door migratie, moeten horen en moeten voelen. Maar ook dat we de politieke moed moeten hebben de pijn en zorgen op onze agenda te plaatsen. Er is een nieuw soort leiderschap nodig om gevoelens van onbehagen te managen. Op die manier maken we ook een eind aan de polemische woordenstrijd met de politieke populisten.
En een begin met het daadwerkelijk serieus nemen van belangrijke gevoelens in brede lagen van de maatschappij.
Crisissen zijn uitdagingen.
Zonder meer.
Maar ga ze te lijf met eerlijke, met moedige verhalen.
Nederland kan zijn veel geprezen tolerantie herwinnen als iedereen datgene doet dat bijdraagt aan vertrouwen in elkaar. Als iedereen meewerkt aan het opbouwen van een samenleving waarin ruimte is voor iedereen die hier rechtmatig verblijft en zich met Nederland identificeert. Ik ben overigens benieuwd hoe dit verhaal zou klinken als u overal waar Nederland staat in mijn verhaal België zou invullen. Het zou denk ik het niet eens zoveel uitmaken. Want zowel u als ik willen een samenleving van trotse mensen die voor elkaar opkomen en niet accepteren dat er achterblijvers zijn.
Dat is ook de reden waarom ik de politiek ben ingegaan.
Juist voor deze mensen worstel ik.
Ik dank u wel.