Toespraak van minister Ter Horst op het EU-seminar 'Bestuurlijke aanpak georganiseerde criminaliteit'
Dames en heren,
Van harte welkom bij dit seminar. Het is verheugend te zien dat er internationale belangstelling ontstaat voor het onderwerp dat deze dagen centraal staat: bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit.
Het is een van de voordelen van de EU dat we van elkaar kunnen leren en van elkaars kennis en ervaring kunnen profiteren. Wat de aanpak van georganiseerde criminaliteit betreft is het niet alleen nodig dat we van elkaar leren, maar ook dat we zoveel mogelijk samenwerken.
We zullen - meer dan nu het geval is - een gezamenlijk front moeten trekken.
Daar zijn twee redenen voor:
Ten eerste hebben we als overheid de morele plicht om voor onze inwoners alles te doen wat in ons vermogen ligt om de veiligheid te bevorderen en criminaliteit tegen te gaan. We hebben die morele plicht des te meer omdat we binnen de EU onze grenzen hebben opengesteld waardoor een vrij verkeer van mensen en middelen mogelijk is.
Passende veiligheidsmaatregelen moeten voorkomen dat we ons zelf blootstellen aan mensen die misbruik maken van die open grenzen.
Ten tweede is het probleem van georganiseerde criminaliteit groeiend. We hebben het bijvoorbeeld over de activiteiten van criminelen in de vastgoedsector, een van de meest ongecontroleerde branches. Criminelen gebruiken de schemering van die branche om hun vermogen te investeren of te witten. Alleen in Nederland al schatten we het bedrag dat daarin omgaat op zo’n 19 miljard euro per jaar. Hiervan lijkt 14 miljard afkomstig te zijn van internationale criminele activiteiten.
We hebben het ook over vrouwenhandel en de handel in drugs. Illegale activiteiten die vaak plaatsvinden achter een masker van legaliteit. Achter een afgegeven vergunning voor een horeca-vestiging kan een bloeiende handel in drugs of mensen plaatsvinden.
Als we niet oppassen lopen we gevaar dat de onderwereld zich sluipenderwijs nestelt in de bovenwereld. Sterker nog: als we niet oppassen lopen we gevaar dat de overheid onbewust meewerkt aan vormen van criminaliteit. Dat is natuurlijk voor geen enkel land acceptabel.
Daarbij komt dat de georganiseerde criminaliteit bij uitstek een internationaal karakter heeft. De organisaties hebben vaak wijdverspreide vertakkingen. U zult deze dagen de voorbeelden horen uit de praktijk van de Amsterdamse Wallen en Zuid-Limburg.
Dit alles vraagt om een verbreding van de nationale en internationale aanpak. Op strafrechtelijk gebied bestaat die internationale aanpak al. Op dat vlak zijn er al veel internationale afspraken gemaakt over uitwisseling van gegevens.
Met het verdrag van Prüm is nu ook de uitwisseling van DNA-materiaal mogelijk. Dat had niemand tien jaar geleden verwacht.
Maar bij het strafrecht gaat het om harde gegevens over misdrijven die al zijn gepleegd. En we hebben de ambitie om de criminaliteit met wortel en tak uit te roeien. Dat betekent dat we de rijen van overheidsdiensten moeten sluiten. We mogen het niet overlaten aan justitie en politie. Criminaliteit moeten we ook aanpakken met fiscale en bestuursrechtelijke maatregelen. Zonder de inzet van de Belastingdienst en zonder de inzet van het openbaar bestuur kunnen we de criminaliteit niet effectief bestrijden.
Ik kom daarmee op de kern van de bestuurlijke aanpak. Die kern is veel breder en harder dan wat de naam – administrative measures – doet vermoeden. Veel mensen denken dat het niet meer is dan het papieren screenen van vergunning-aanvragen. Veel mensen associëren het met bureauwerk, en niet met het daadwerkelijk oppakken van boeven.
Ten onrechte. Een bestuurlijke aanpak houdt in dat je kiest voor een effectieve inzet en samenwerking tussen alle betrokken diensten.
Het houdt in dat je steeds bekijkt welke overheidsdienst het best in staat is om het probleem aan te pakken, soms de politie, soms de gemeente en soms de Belastingdienst.
De kern van de bestuurlijke aanpak is het delen van informatiebronnen.
Ik realiseer me dat dit niet van de ene op de andere dag te realiseren is. We hebben te maken met verschillen in wet- en regelgeving en gescheiden informatiesystemen van Justitie, politie en gemeenten. Samenwerking is niet vanzelfsprekend en we zullen elkaar moeten vertrouwen.
Ook in Nederland is er veel water door de Rijn gegaan voordat we echt werk konden maken met de bestuurlijke aanpak. Maar we zien het nu wel van de grond komen. Vooral dankzij de inspanningen van voorlopers als de regio Zuid-Limburg en Amsterdam. De inzet van de Nederlandse regering is erop gericht om de bestuurlijke aanpak van criminaliteit op lokaal niveau te ondersteunen. Vorige maand hebben we ons programma bekendgemaakt.
Hoe ziet die Nederlandse aanpak eruit?
De basis van die aanpak ligt op lokaal niveau. We zijn ervan overtuigd dat de bestrijding van georganiseerde criminaliteit op dat niveau het meest effectief is. Daar hebben de partijen het beste zicht op de criminelen, hun activiteiten en investeringen. Daar kennen de partijen elkaar ook het beste. Het lokaal bestuur kan in onze ogen dan ook het beste de leiding nemen over de inzet van middelen uit de strafrechtelijke, fiscale en bestuursrechtelijke hoek.
Een van de belangrijkste wapens van deze aanpak is de wet BIBOB, voluit: de wet Bevordering Integriteit Beoordelingen door het Openbaar Bestuur.
In Nederland gebruiken we dit middel sinds 4 jaar. Met deze wet kan de overheid extra voorwaarden stellen aan de integriteit van een aanvrager van subsidie, vergunning of aanbesteding. Het stelt ons in staat om in registers te kijken van bijvoorbeeld de Belastingdienst, politie en Openbaar Ministerie.
We kunnen een vergunning weigeren als er een vermoeden bestaat dat de financiering van een onderneming bijvoorbeeld dient voor het witten van zwart geld, of als er zware verdenkingen zijn dat een vergunning dient om illegale activiteiten op te zetten, zoals vrouwenhandel.
Bijna 60% van de gemeenten gebruikt de wet.
Op de Amsterdamse Wallen is de gemeente Amsterdam zeer actief met de inzet van dit middel. U hoort daar vandaag meer over.
Sinds de wet bestaat zijn er ruim 300 aanvragen voor vergunningen of subsidies getoetst met de wet BIBOB. Bij 80% was er sprake van risico op medewerking aan criminele activiteiten. Dat geeft aan dat gemeenten een goede afweging kunnen maken. Dit jaar verwachten we overigens een verdubbeling van het aantal aanvragen.
Interessant is dat de wet ook een preventieve werking heeft. Uit de cijfers tot halverwege vorig jaar blijkt dat zo’n 200 ondernemers zich hebben teruggetrokken toen ze het bericht kregen dat de wet BIBOB zou worden toegepast.
Tot zover de kern van de Nederlandse aanpak.
Maar met een nationale aanpak alléén komen we er niet.
Als we ons beperken tot een nationale aanpak, en bij de grens keren, dan bereiken we niet meer dan verplaatsing van criminele activiteiten. Als we in Zuid-Limburg een vergunning weigeren van een verdacht Thaïs restaurant, dan staan we machteloos als de vergunning 20 kilometer verderop wordt aangevraagd in het buurland.
Toen de gemeente Luik via bestuurlijke middelen de activiteiten belemmerde van Albanese mensenhandelaren en inbrekers, zagen we een verplaatsing naar nabij gelegen gebieden in Nederland en Duitsland.
Daarom gaan we in deze Euregio de handen ineen slaan. De bedoeling is dat er een EU-regionaal analyse- en expertisecentrum komt waar kennis en expertise beschikbaar is.
Een internationale aanpak is bovendien nodig om te voorkomen dat bijvoorbeeld EU-subsidies in verkeerde handen komen. Ook op EU-niveau moeten we tegengaan dat de overheid ongewild meewerkt aan illegale praktijken. Denk aan de BTW-carrousels of aan verdachte inschrijvingen voor grote Europese aanbestedingen.
Er zal een verandering moeten komen in het Europese denken, vooral op het punt van informatie-uitwisseling.
We kunnen bijvoorbeeld nog geen informatie delen om buitenlandse aanbestedingen te controleren.
En volgens de recent ingevoerde Europese dienstenrichtlijn kunnen we buitenlandse ondernemingen alleen screenen op veroordelingen. Terwijl juist de zachte informatie uit politiedossiers ook zo belangrijk is.
Er zijn op Europees niveau kleine stappen genomen.
De Europese Raad en de Europese Commissie hebben in verschillende documenten een basis gelegd voor Europese samenwerking bij de bestrijding van georganiseerde misdaad. Ook de preventie van georganiseerde criminaliteit wordt daarbij genoemd.
Tot harde afspraken heeft het nog niet geleid.
Ik rond af:
Laten we dit seminar gebruiken om een beweging in gang te zetten.
Het zou een mooie stap zijn als we konden komen tot het verbreden van informatie-uitwisseling tussen de verschillende landen. Ik denk daarbij vooral aan informatie die kan worden gebruikt voor een preventieve aanpak, zoals het weigeren van aanvragen voor vergunningen en subsidies en Europese aanbestedingen.
Vooruitgang boeken we als een aantal landen een kopgroep formeert om te verkennen wat de mogelijkheden zijn.
Ik zal mijn steentje bijdragen door de conclusies van dit seminar onder de aandacht brengen van mijn Europese collega’s, bijvoorbeeld bij de JBZ-raden.
Daarnaast ben ik van plan om in het najaar een informele ministersconferentie te organiseren over onder andere integriteit, ethiek, corruptie en belangenverstrengeling. Want de basis is zowel nationaal als internationaal een integere overheid, en zeker op dat vlak moeten we één lijn trekken.
Dames en heren, op het gebied van de preventieve aanpak van georganiseerde criminaliteit is nog een wereld te winnen.
U kunt met andere woorden geschiedenis schrijven.
Ik hoop dat dit seminar u hierbij inspireert. Dank u wel.
(Toespraak uitgesproken door drs. H.W.M. Schoof, directeur-generaal Veiligheid van het ministerie van BZK)