Column Hirsch Ballin: Growshops
Spring is in the air. Toptijd voor tuincentra die bij oplopende temperaturen mogen rekenen op stijgende omzetten in zaaigoed, struiken en bollen. Maar voor een bepaald soort winkels zijn de vooruitzichten minder florissant. Voor ‘growshops’ wordt het ondernemingsklimaat aanzienlijk slechter.
Growshops zijn speciaalzaken voor het telen van wiet; leveranciers van kweekbenodigdheden en -adviezen aan thuistelers. Maar in de praktijk leveren ze vaak hand- en spandiensten aan startende ondernemers die bedrijfsmatig wiet verbouwen. Malafide groeiwinkeliers bemiddelen bij contacten met de “stekkenboeren”, met bouwers van “hokken”, met electriciëns. Anderen gaan nog verder in hun illegale activiteiten: ze leveren zelf stekken, kopen oogsten op en nemen kweekafval in om dat te (laten) verwerken.
Het is duidelijk dat veel growshophouders in het criminele circuit verkeren. Zo heeft in Zuid- Nederland meer dan tweederde van hen een strafblad.
Zij genieten de volle aandacht van bestuur, politie en justitie, onder meer in het kader van de programmatische aanpak georganiseerde hennepteelt, waarmee we beroepscriminelen in deze sector zowel strafrechtelijk als bestuurlijk aanpakken. Dat moet ook leiden tot meer grip op de growshops, obstakels voor nieuwe shops, en meer justitiële vervolging van malafide shophouders.
Een nieuwe bepaling in de Opiumwet maakt dat straks gemakkelijker. Daarin wordt strafbaar gesteld het telen, bereiden, bewerken, aanbieden, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en het aanwezig hebben van stoffen, gegevens en voorwerpen waarvan men weet dat ze bestemd zijn voor het produceren van wiet. Bonafide leveranciers van land- en tuinbouwbenodigdheden hoeven dus geen bemoeienis van Justitie te vrezen. Zij kunnen zich verheugen op de nieuwe lente.
Minister Ernst Hirsch Ballin