RSJ-congres
Dames en heren,
Vandaag gaat het over levenslange vrijheidsbeneming en de forensische longstay.
Beide onderwerpen hebben een grote impact: mensen die voor de rest van hun leven of voor zeer lange tijd opgesloten zitten. Dat is moeilijk maar noodzakelijk. Het gaat per slot van rekening om zeer ernstig gedrag waarbij de veiligheid van de samenleving in het geding is. Daar draait het om in het beleid rond levenslanggestraften en longstay: het waarborgen van de maatschappelijke veiligheid.
Dat laat onverlet dat we bij het opleggen en de uitvoering uiterst zorgvuldig en menselijk te werk moeten gaan. Er is ruimte om met zorg te werken, er is maatwerk mogelijk. En dus moeten we nadenken over vorm en inhoud van langdurige vrijheidsbenemingen en deze juridisch en procedureel goed verankeren in het beleid.
Levenslange gevangenisstraf
Om te beginnen de levenslange gevangenisstraf. Een onderwerp dat vaak en veel beschreven is, ook door de RSJ. Bijna altijd wordt daarbij dan bepleit – en ook de RSJ doet dat – om de straf op een bepaald moment in tijd te beperken. Of, in ons jargon, “op jaren” te stellen.
Levenslang is in beginsel levenslang. Soms is een misdrijf zo ernstig en is het risico dat iemand gevaarlijk blijft zo groot, dat uitsluiting uit de maatschappij noodzakelijk is. Of dat een tijdelijke gevangenisstraf wordt of levenslang, die keuze is aan de rechter. Zeker nu de rechter tegenwoordig gevangenisstraf tot 30 jaar kan opleggen, kunnen we veronderstellen dat hij een zeer weloverwogen beslissing neemt als zijn vonnis levenslang luidt.
De gevolgen van zo’n beslissing liggen niet voor altijd vast. Via gratie kan de levenslange straf veranderd worden, zelfs kwijtgescholden. Op basis van de individuele omstandigheden van de levenslanggestrafte wordt hierover beslist. Het advies van de rechter die de straf heeft opgelegd is het uitgangspunt. Ook de mening van het openbaar ministerie wordt gevraagd. Verder is er de mogelijkheid om naar de civiele rechter te stappen, al of niet in kort geding.
In mijn ogen zijn dat voldoende toetsingsmogelijkheden. Ik zie geen dringende noodzaak om de levenslange gevangenisstraf tussentijds te toetsen, bijvoorbeeld na vijftien jaar. Wel ga ik kijken of de huidige gratieprocedure bij levenslanggestraften voldoet en of bijvoorbeeld een advies van de inrichting waar zo iemand verblijft, aanvullende informatie kan opleveren.
Op dit moment zitten er 38 levenslanggestraften vast. Dat aantal is gegroeid maar het is nog steeds een relatief kleine groep, waarvan ongeveer de helft op zorgafdelingen verblijft en de andere helft op reguliere afdelingen.
Bij de modernisering van het gevangeniswezen waar we nu mee bezig zijn, besteden we ook aandacht aan de levenslanggestraften, en met name aan hun verblijf in gevangenissen. Dat verblijf is uiteraard niet gericht op terugkeer in de samenleving. Maar dat wil niet zeggen dat alles wat nuttig is voor terugkeer in de samenleving, zoals onderwijs, bij hen helemaal achterwege kan blijven. Het is belangrijk om inhoud te geven aan hun verblijf in de gevangenis. In plaats van de vraag: “Wat heeft iemand nodig om na detentie in de samenleving te kunnen functioneren?” komt een andere, namelijk: “Wat heeft iemand nodig om de jarenlange detentie zo goed mogelijk te ondergaan?” Hoe kunnen we hier het beste van maken?
Het antwoord hierop wordt ook bepaald door de plaatsing van levenslanggestraften. Zo komen straks diegenen die extra zorg nodig hebben op een van de zorgcentra in het gevangeniswezen, waar ze behandeld kunnen worden. Later dit jaar komt er een beleidsverkenning en daarin komt deze plaatsingsproblematiek aan de orde.
Longstaybeleid
Dan het longstaybeleid. Bij longstay patiënten is het sleutelwoord: blijvend delictgevaarlijk. Dat wil zeggen, bij de longstayers is het risico dat ze opnieuw in de fout gaan, te weinig verminderd. We weten dat delictgevaarlijkheid een blijvend karakter kan hebben. Er zijn stoornissen waarvoor nog geen behandeling is. Die wetenschap dwingt de overheid bij de longstay nog sterker om recidive te voorkomen dan bij “normale” tbs-gestelden. En dat heeft consequenties. Misschien kunnen we het beveiligingsniveau aanpassen, maar dan alleen als vaststaat dat de maatschappij geen gevaar loopt. Die maatschappelijke veiligheid bepaalt de grenzen van eventuele veranderingen binnen het long-stay beleid.
Op het huidige longstay beleid zijn kritische geluiden gekomen. Het forensisch psychiatrisch veld, de commissie Visser, de behandeldirecteuren (LBHIV) en ook de RSJ hebben zich over dit beleid uitgelaten. Alle kritiek neem ik serieus maar ik ga bij deze gelegenheid wat dieper in op het rapport van de RSJ. Ook al omdat de Raad – en dat maakt het rapport bijzonder interessant - langs twee sporen redeneert.
De eerste is de juridische richting, die stelt dat longstay een ingrijpende beslissing is die vraagt om de nodige rechtswaarborgen.
Het tweede spoor is het behandelperspectief dat ervan uitgaat dat de longstay een individuele beoordeling vereist op basis van een indicatiestelling. Daarna wordt dan vastgesteld wat nodig is qua veiligheid en zorg.
- Juridisch
Plaatsing in de longstay is juridisch met allerlei waarborgen omkleed. Het initiatief voor plaatsing op een longstay voorziening neemt de kliniek zelf. Vervolgens geeft de onafhankelijke Landelijke adviescommissie plaatsing (de LAP) een advies aan de minister. Daarna plaatst de minister, waartegen beroep openstaat bij de RSJ. Die beroepen zijn in meerderheid ongegrond, zoals de RSJ ook zelf zegt. Bovendien is er de tweejaarlijkse toetsing door de rechter. Daarmee is in mijn ogen de plaatsing op de longstay een zorgvuldige aangelegenheid, die je moeilijk, zoals de RSJ doet, als lichtvaardig kunt betitelen.
Toch wordt er gepleit voor verzwaring van de plaatsingstoets, omdat een longstayplaatsing zoveel impact heeft. De RSJ komt met drie opties om de rechtspositie van de longstay patiënt te verbeteren. Ik noem ze kort.
Als eerste: niet de minister plaatst èn toetst, maar een rechtscollege. Sommigen vinden dat de penitentiaire kamer dit moet doen maar het Hof zelf zegt: beter de oorspronkelijke rechter. De tweede optie is plaatsing door het nieuwe Verlofadviescollege tbs waarin juristen en gedragskundigen zitten.
En de derde: de plaatsingsbeslissing blijft bij de minister maar daarnaast een volle rechterlijke toets, liefst door een beroepscommissie. De strafrechter blijft dan buiten de behandeling en beperkt zich tot verlenging van de tbs.
Nogmaals, ik vind de huidige procedure zorgvuldig maar natuurlijk zullen we het rapport van de RSJ nauwkeurig bestuderen. Gelukkig krijg ik van de RSJ daar alle gelegenheid voor. Ze geeft me de raad om zorgvuldig na te denken over hun adviezen en dat zal ik ook doen. Zo zie ook ik het gevaar dat plaatsing op een longstayafdeling voor de patiënten een uitzichtloos karakter kan krijgen. Waar mogelijk willen we dat voorkomen. Voor elke patiënt komt er een begeleiding-of behandelingsplan waarin ontwikkelingen worden vastgelegd. Op die manier kan gevolgd worden of de longstay status nog nodig is of dat een andere voorziening meer perspectief biedt. In 2007 zijn er van de 160 patiënten 10 uitgestroomd. Een bewijs dat longstay geen verkapt levenslang hoeft te betekenen.
Om de rechtspositie van de patiënt tijdens het verblijf op de longstay afdeling te versterken, onderzoek ik of het mogelijk is de longstay status periodiek regelmatig te toetsen.
- Behandeling
In haar tweede denkrichting adviseert de RSJ om de formele beslissing voor de longstay plaatsing los te laten. Voor ik verder ga, wil ik nog eens stellen dat de longstay in zijn huidige vorm niet zal verdwijnen. Het is dus niet de vraag of we verder gaan met longstay maar hoe. Het alternatief van plaatsing in een longstay is dat patiënten op behandelplekken blijven zitten, zonder dat de behandelingen het delictrisico verminderen. Dat is eigenlijk geen optie. We hebben die plekken immers hard nodig voor patiënten waarover de rechter heeft beslist dat zij behandeld moeten worden. De longstay voorzieningen zijn dus onmisbaar om de veiligheid van de maatschappij te waarborgen.
Wel ben ik het eens met het advies van de RSJ dat de longstay populatie en -voorzieningen verder gedifferentieerd moeten worden. Wat de patiënten betreft kan dat door vast te stellen wat er per individu nodig is aan zorg en beveiliging. Voor die benadering is steun, zowel in het veld als bij justitie. Het doet recht aan de behoeften van de individuele patiënt (zorg op maat) en maakt duidelijk wat daar qua voorzieningen voor nodig is.
De kabinetsreactie op het rapport van de commissie Visser heeft al aangegeven dat gezocht wordt naar differentiatiemogelijkheden binnen de longstay. Dat wil zeggen: differentiatie in zorg en/of beveiliging. Niet alle longstayers zijn immers gelijk. Ik kan mij voorstellen dat een verstandelijke gehandicapte met een laag IQ om andere voorzieningen vraagt dan iemand met een persoonlijkheidstoornis. Vroeger waren er in de GGZ nog de gesloten afdelingen met een hoge mate van beveiliging maar sinds de afschaffing van de psychopatenwet zijn deze voorzieningen afgebouwd. Zo’n voorziening zou de eerste stap op weg naar differentiatie in de longstay kunnen zijn. Daarvoor moet de samenwerking tussen TBS klinieken en GGZ instellingen – die momenteel al heel goed is, we zijn daar positief over - nog verder verbeteren.
Sinds 1 januari 2008 koopt Justitie alle forensische zorg in strafrechtelijk kader in. Dit biedt mij de mogelijkheid om in de GGZ ook gesloten voorzieningen in te kopen. Daarnaast investeert Justitie fors in het realiseren van (gesloten) voorzieningen om meer plaatsen te krijgen om zorg en beveiliging op maat te bieden.
Dames en heren,
Levenslang en longstay zijn beide intrigerende onderwerpen. Met zoveel kennis en ervaring in huis, moet dit wel een bijzonder inspirerende dag worden. Ik reken op een rijke oogst aan ideeën, inzichten en argumenten.
We zullen ze goed bestuderen, dat beloof ik. En we zullen er dankbaar gebruik van maken bij de ontwikkeling van het beleid voor de komende jaren. Jaren die tellen.