Antwoorden op kamervragen van Van Gerven over het vervoer van IC-patiënten
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
CZ-K-U-2832321
29 februari 2008
Antwoorden van minister Klink op de vragen van het Kamerlid Van Gerven (SP) over het vervoer van IC-patiënten (2070811070).
Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht dat IC-patiënten qua gezondheidsstaat onnodig slechter worden na vervoer?
Antwoord 1
In het artikel in Medisch Contact van 8 februari 2008 wordt aangegeven dat het IC-transport in Nederland op dit moment nog onvoldoende geregeld is. Dit is mij bekend en hiertoe heb ik in 2006 de Taskforce MICU-vervoer opgericht. Naar aanleiding van de adviezen van de Taskforce heb ik besloten om met ingang van 2008 zes vergunningen voor MICU-coördinatiecentra en zes vergunningen voor MICU-vervoerders te verlenen met de ‘Tijdelijke regeling MICU-coördinatiecentra en -transport’ onder de Wet op de bijzondere medische verrichtingen (WBMV).
Op dit moment toetst de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) de vergunningaanvragen van (academische) ziekenhuizen en ambulancediensten aan de criteria van de regeling en zal mij hier vóór 1 maart 2008 advies over uitbrengen. In de kamerbrieven met de kenmerken CZ/EKZ-2691974 (d.d. 23 juni 2006) en CZ/EKZ-2782660 (d.d.18 juli 2007) en CZ/TSZ-2802331 (d.d. 5 november 2007) heb ik u over de voortgang van de Taskforce en de regeling geïnformeerd. Met een landelijk dekkend netwerk voor MICU-transport zal het IC-transport kwalitatief sterk zal verbeteren.
Vraag 2
Erkent u dat het ongewenst is dat ernstig zieke patiënten onnodig lang moeten wachten op vervoer van het ene naar het andere ziekenhuis?
Antwoord 2
Ja, dit is ongewenst. MICU-transport is planbare zorg. Momenteel beschikken de regio’s Amsterdam en Rotterdam over een MICU-ambulance. Na vergunningverlening zullen er in Nederland zes MICU-coördinatiecentra opgericht worden en vier nieuwe MICU-ambulances bijkomen. Hiermee verwacht ik dat IC-transport van ernstig zieke patiënten sneller én kwalitatief beter wordt.
Vraag 3
Erkent u dat de oorzaken kunnen liggen in te weinig daartoe toegerust vervoer en het opleidingsniveau van het personeel? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om dit te verbeteren?
Antwoord 3
Momenteel is de organisatie van het IC-transport nog niet optimaal georganiseerd. Ik ga ervan uit dat dit op korte termijn wordt verbeterd, wanneer de zes aan te wijzen MICU-coördinatiecentra verantwoordelijk zullen zijn voor het organiseren van kwalitatief goede begeleiding tijdens een transport (zie ook mijn antwoord op vraag 2). In de regeling onder de WBMV worden onder andere eisen gesteld met betrekking tot de materiële voorzieningen en de bekwaamheid van het personeel. De IGZ beoordeelt de vergunningaanvragen en zal toezicht houden op de uitvoering van het MICU-transport.
Vraag 4
Waarom zijn er volgens u slechts zes mobiele intensive care units (MICU’s) nodig, in plaats van acht? In hoeverre biedt deze voldoende landelijke dekking?
Antwoord 4
Om een landelijke dekking te krijgen, heeft het kernteam IC in 2005 het voorstel gedaan voor zes MICU-regio’s, te weten de regio’s Amsterdam, Rotterdam, Nijmegen, Groningen, Maastricht en Utrecht. Met de regeling onder de WBMV worden de voorwaarden voor het MICU-transport vanuit het oogpunt van kwaliteit geschetst en wordt het MICU-transport voorlopig tot deze zes regio’s beperkt. In de komende jaren kunnen deze coördinatiecentra en ambulancediensten (vervoerders) zorgen voor de uitbouw van expertise en een goed kwaliteitssysteem.
Op dit moment zijn nog geen feitelijke gegevens beschikbaar om een aantal van meer dan zes centra en zes vervoerders te onderbouwen. Vooralsnog wordt ervan uitgegaan dat met dit aantal op kwalitatief verantwoorde wijze aan de vraag kan worden voldaan. De komende drie jaar, komen door middel van registratie gegevens hierover ter beschikking. Na drie jaar wordt op basis van deze gegevens bepaald of de beschikbaarheid van de zes MICU-coördinatiecentra en zes MICU-vervoerders voldoet aan de daadwerkelijke vraag.
Vraag 5
Bent u bereid het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) te verzoeken te onderzoeken of de spreiding en het aantal Micu’s in Nederland adequaat is? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 5
Nee. Ik heb de NZa gevraagd in 2009 in overleg met de Begeleidingscommissie IC-transport te evalueren hoe het aantal ritten zich ontwikkelt en mij in meer algemene zin te informeren over de kostenontwikkeling en de werking van de financierings- en bekostigingsstructuur voor het MICU-transport. Ook heb ik de NZa gevraagd mij tussentijds te informeren over het aantal ritten dat gecontracteerd is door de zorgverzekeraars, zodat ik indien noodzakelijk kan bijsturen.
Daarnaast heb ik de Kamer toegezegd dat na een periode van twee jaar de WBMV-status van het MICU-transport wordt geëvalueerd. Ik zal dan bezien of het MICU-transport op dat moment aan de kwaliteitseisen voor interklinisch transport voldoet (zoals beschreven in richtlijnen van de beroepsgroep) en of uitstroom uit de WBMV per 1 januari 2011 aan de orde kan zijn, zonder dat de kwaliteit van zorg daardoor in gevaar komt.