Antwoorden op kamervragen van Van der Veen over de mogelijke marktafstemming bij fabrikanten van generieke geneesmiddelen

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

GMT-K-U-2830025

26 februari 2008

Antwoorden van minister Klink en mede namens de minister van Economische Zaken, op kamervragen van het Kamerlid Van der Veen over de mogelijke marktafstemming bij fabrikanten van generieke geneesmiddelen (2070809920).

Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht in Trouw over mogelijke marktafstemming bij fabrikanten van generieke geneesmiddelen? 1) Wat is uw reactie hierop?

Antwoord 1
Ja, ik heb kennisgenomen van het desbetreffende bericht in Trouw. Het enkele feit dat prijzen convergeren is niet in strijd met de mededingingswetgeving. Dat kan alleen het geval zijn wanneer daar afstemming tussen concurrenten aan ten grondslag ligt. Zoals bij de beantwoording van de vragen 2, 3 en 4 is aangegeven, kunnen eenvormige bruto-adviesprijzen het gevolg zijn van het huidige regelgevend kader en andere marktfactoren. De uiteindelijke mededingingsrechtelijke beoordeling van het gedrag van fabrikanten van generieke geneesmiddelen is aan de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa). Ik heb op dit moment geen aanwijzingen dat er sprake is van marktafstemming of verboden prijsafspraken tussen fabrikanten van generieke geneesmiddelen.

Vraag 2
Deelt u de mening dat het gelijktrekken van de prijs van bepaalde groepen medicijnen de concurrentie verhindert?

Vraag 3
Deelt u de mening dat het op de cent nauwkeurig prijzen van artikelen om prijsconcurrentie te voorkomen in strijd is met artikel 6 van de Mededingingswet?

Vraag 4
Deelt u de mening dat de Mededingingswet concurrentie tussen fabrikanten beoogt, met als doel zo laag mogelijke prijzen voor consumenten te bewerkstelligen? Kunt u toelichten hoe zich dit verhoudt met het vaststellen van identieke prijzen op het hoogste niveau onder de limiet van de Wet Geneesmiddelenprijzen (WGP) van 1 april 2008 waarbij klaarblijkelijk geen concurrentie op lagere prijzen wordt beoogd?

Antwoord 2, 3, 4
Vooropgesteld dat het oordeel over de mededingingsrechtelijke kant van het gedrag van fabrikanten van generieke geneesmiddelen is voorbehouden aan de NMa en uiteindelijk de rechter, merk ik het volgende op.

De geneesmiddelenmarkt is nog een sterk gereguleerde markt. Binnen de hele bedrijfskolom gelden prijs- en vergoedingsmaatregelen. Er gelden maximum-apotheekinkoopprijzen voor de industrie en groothandel op basis van de Wet geneesmiddelenprijzen (WGP). Apotheekhoudenden mogen geen hogere vergoeding voor de inkoopkosten van afgeleverde geneesmiddelen in rekening brengen aan de patiënt of verzekeraar dan is bepaald in tariefbeschikkingen op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg (WMG). Voor patiënten/verzekerden gelden de vergoedingslimieten op grond van het Geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS). Zij moeten bijbetalen als de prijs van het afgeleverde geneesmiddel hoger is dan de desbetreffende vergoedingslimiet. Al deze maatregelen hebben invloed op de prijsstelling door fabrikanten en leveranciers, zij fungeren als een soort “focal point” bij de prijsstelling van geneesmiddelen door de fabrikanten.

Ook van het (gezamenlijke) preferentiebeleid van zorgverzekeraars gaat invloed uit op de landelijke prijsstelling voor geneesmiddelen. Immers, als de (bruto-)prijs van een geneesmiddel zich buiten een bandbreedte bevindt, is het betrokken geneesmiddel niet preferent en heeft de verzekerde er (behoudens medische noodzaak) geen aanspraak op. Het middel wordt dan niet vergoed door de zorgverzekeraar. De betrokken leverancier verliest in één klap marktaandeel (nu nog voor de duur van 6 maanden maar het kan ook om een langere periode gaan).

Daarnaast zijn in het kader van het Transitieakkoord farmaceutische zorg 2008/2009 ook bruto-prijsverlagingen afgesproken van gemiddeld 10% van de omzetwaarde van multi-source geneesmiddelen (generieke geneesmiddelen en de oorspronkelijk geoctrooieerde geneesmiddelen) per onderneming.

Het is in die zin niet onverwacht dat na het bekend worden van de januari-prijzen en de zogenaamde “voorhang” van de nieuwe maximumprijzen op grond van de WGP per 1 april 2008, de bruto-apotheek-inkoopprijzen in februari verder naar elkaar toe zouden groeien en soms identiek zijn (op het niveau van de nieuwe maximum-apotheekinkoopprijzen per 1 april 2008).

Vraag 5
Kunt u toelichten hoe een dergelijke prijsafspraak zich verhoudt met uw beleid om bonussen en kortingen bij apothekers weg te nemen? Kunt u voorts toelichten hoe een anticoncurrentie activiteit van een aantal leden van de Bond van de generieke geneesmiddelenindustrie (Bogin) zich met het transitieakkoord en uw visie op het lange termijn beleid voor de farmacie verhoudt?

Vraag 7
Kunt u toelichten welke maatregelen u voornemens bent te treffen opdat een afgestemd prijsbeleid in de toekomst kan worden voorkomen?

Antwoord 5, 7
In het antwoord op vraag 1 heb ik aangegeven dat ik op dit moment geen directe aanwijzingen heb dat er sprake is van marktafstemming of verboden prijsafspraken tussen fabrikanten van generieke geneesmiddelen. Het toezicht op anticoncurrentiële activiteiten vindt plaats door de NMa en in voorkomend geval van aanmerkelijke marktmacht door de Nederlandse Zorgautoriteit. In het antwoord op de vragen 2,3 en 4 heb ik een en ander toegelicht.

Zoals in het stappenplan dat hoort bij de onlangs aan de Tweede Kamer toegestuurde Langetermijnvisie geneesmiddelenvoorziening is aangegeven, streef ik naar een meer marktconforme prijsvorming, waarbij de problematiek van margeconcurrentie (de kortingen en bonussen) is opgelost en een reële prikkel voor doelmatig inkopen van geneesmiddelen bestaat. De tariefsystematiek voor apotheekhoudenden wordt aangepast en meer flexibel gemaakt en uiteindelijk zal er sprake zijn van vrije tarieven (prijzen). Naast deze deregulering van de tariefsystematiek voor apotheekhoudenden zullen vergoedingslimieten buiten werking worden gesteld voor geneesmidddelen waarvoor voldoende tegenwicht (“countervailing power”) bij de prijsvorming bestaat. Daarbij is een grote rol weggelegd voor de individuele zorgverzekeraars om meer reële prijzen uit te onderhandelen en af te spreken met betrokkenen in de sector. Zoals ik in mijn brief van 18 januari jl. aan de voorzitter van de Tweede Kamer heb aangegeven, verkennen partijen of het mogelijk is om elementen van het stappenplan, waaronder het afbouwen van de inkoopvoordelen en de inrichting van de toekomstige prijs-en tariefvorming, versneld uit te voeren (Kamerstukken Tweede Kamer, 2007-2008, 29 477, nr. 40).

Vraag 6
Kunt u toelichten of bij de prijsafspraken sprake is van strafrechtelijke feiten? Zo ja, welke acties denkt u hiertegen te ondernemen?

Antwoord 6
De Mededingingswet wordt bestuursrechtelijk gehandhaafd door de NMa. Indien er sprake is van overtredingen van deze wet, bijvoorbeeld door het maken van verboden prijsafspraken, kan de NMa bestuursrechtelijke boetes opleggen aan de betrokken ondernemingen en bestuurders of feitelijk leidinggevenden. Er zal derhalve geen sprake zijn van strafrechtelijke feiten, behoudens eventuele fraude of valsheid in geschrifte om mogelijke prijsafspraken te camoufleren.

1) Trouw, 25 januari 2007