Antwoorden op kamervragen van Wiegman-van Meppelen Scheppink over abortusklinieken

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

22 februari 2008

Antwoorden van staatssecretaris Bussemaker op de vragen van het Kamerlid Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU) over abortusklinieken (2070810200).

Vraag 1

Bent u op de hoogte van de berichtgeving dat abortusklinieken vaak niet goed handelen bij twijfel? 1)

Antwoord 1

Ja. Dit artikel is voor een groot deel gebaseerd op uitlatingen van medewerkers van de Rutgers Nisso Groep en de VBOK (Vereniging ter Bescherming van het Ongeboren Kind). De Rutgers Nisso Groep, het kenniscentrum op het gebied van seksualiteit, geeft in een reactie op de eigen website aan dat zij in dit artikel foutief zijn geciteerd en dat zij de interpretatie van dit gesprek niet delen. In tegenstelling tot de opmerkingen in het artikel, is de Rutgers Nisso Groep van mening dat de zorg in abortusklinieken ruimschoots aan alle kwaliteitseisen voldoet. De VBOK heeft aangegeven dat het artikel geen volledig beeld geeft van hun mening over de kwaliteit van de abortushulpverlening. Ik betreur het dat de abortushulpverlening in dit artikel ten onrechte in een verkeerd daglicht is gesteld.

Vraag 2

Kent u het onderzoek uit Nieuw-Zeeland waarnaar verwezen wordt?

Antwoord 2

Ja.

Vraag 3

Wat is de kwaliteit van dit onderzoek?

Antwoord 3

In deze studie uit 2005 zijn 1265 kinderen gevolgd vanaf de geboorte tot hun 25e jaar. Binnen deze groep is in die periode 90 keer een zwangerschap afgebroken. Er is daarbij op verschillende momenten onderzoek gedaan naar de mentale gezondheid van deze jongeren. Over de wetenschappelijke waarde van dit onderzoek kan ik geen oordeel geven.
Onderzoeken op dit gebied moeten op waarde beoordeeld worden, opdat een eenduidige conclusie kan worden getrokken betreffende de psychosociale gevolgen van een abortus. Om die reden ben ik erg verheugd over het feit dat een richtlijn voor abortushulpverlening wordt ontwikkeld waarbij al het beschikbare onderzoek over dit onderwerp wordt vergeleken. Op basis van de uitkomst kan vervolgens worden bekeken hoe de zorg voor vrouwen optimaal kan plaatsvinden.