Aboutaleb maakt afspraken met Rotterdam over terugdringen armoede gezinnen met kinderen
De gemeente Rotterdam gaat de komende jaren alles in het werk stellen om kinderen uit arme gezinnen meer te laten meedoen aan de samenleving. Veel kinderen uit arme gezinnen lopen, vaak door een combinatie van verschillende problemen, al vroeg een achterstand op. Rotterdam wil voorkomen dat deze kinderen in een kansloze onderklasse terecht komen.
Staatssecretaris Aboutaleb van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en wethouder Kriens van Volksgezondheid, Welzijn en Maatschappelijke Opvang van Rotterdam hebben hierover vandaag tijdens een armoede- en schuldenconferentie in Rotterdam een overeenkomst getekend. Rotterdam wil tussen nu en 2011 het aantal arme kinderen dat niet kan meedoen aan allerlei activiteiten halveren. Rotterdam bevordert dat deze kinderen lid worden van een sportclub of muziekschool, uitstapjes maken of musea bezoeken.
In Nederland groeien 381.000 kinderen op in een gezin met een laag inkomen. Kinderen in gezinnen met een laag inkomen hebben niet dezelfde kansen als kinderen uit rijke gezinnen. Een laag inkomen van de ouders kan leiden tot sociale uitsluiting van het kind. Aboutaleb vindt dat alle kinderen dezelfde kansen en mogelijkheden moeten krijgen om hun talenten te ontwikkelen, bijvoorbeeld bij een sportvereniging of op de muziekschool. Ook kinderen in een gezin met een laag inkomen moeten kunnen meedoen aan de samenleving. Hij wil het aantal kinderen dat om financiële redenen niet aan allerlei activiteiten kan deelnemen met de helft terug brengen. Hiervoor is dit en volgend jaar in totaal 80 miljoen euro extra beschikbaar gesteld voor de gemeenten. Rotterdam krijgt hiervan ongeveer acht miljoen euro.
De gemeente Rotterdam gaat om de kinderen te helpen samenwerken met sportverenigingen en cultuurinstellingen, scholen, centra voor jeugd en gezin. Kinderen houden een zo groot mogelijke vrijheid om zelf voor bepaalde activiteiten te kiezen. De maatregelen zijn gericht op alle Rotterdamse kinderen van 4 tot 18 jaar in gezinnen met een inkomen tot 120 procent van het minimumloon.