Veilig werken in de zorg moet vanzelfsprekend zijn
Veilig werken in de zorg moet vanzelfsprekend zijn, in álle sectoren. Dat geldt niet alleen voor artsen, maar zeker ook voor verpleegkundigen en verzorgenden. Wat zij doen of nalaten is cruciaal voor de gezondheid en het welzijn van degenen die aan hun zorgen zijn toevertrouwd. Dat zei minister Klink tijdens het jaarcongres van Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland. De volledige tekst van zijn toespraak staat hieronder.
Beste verpleegkundigen en verzorgenden,
Ik zou bijna zeggen: beste ex-collega’s. Want ook al is het inmiddels meer dan dertig jaar geleden en ook al ben ik nooit écht verpleegkundige of verzorgende geweest, ik heb wel vakantiewerk gedaan in een verpleeghuis. Ik moest daar onder meer toiletten schoonmaken en vuile was ophalen. Die was zat in grote plastic zakken, die wel eens scheurden. En de was die er dan uitviel, was ook écht vuil. U snapt wel wat ik bedoel.
En later heb ik, toen ik sociologie studeerde aan de Erasmus Universiteit, nog les gegeven aan verzorgenden over maatschappelijk inzicht. Van die tijd – en van dat vakantiebaantje – heb ik een grote bewondering overgehouden voor het werk dat verpleegkundigen en verzorgenden doen. En als ik nu op werkbezoek ga, zie ik dat er in die dertig jaar niks is veranderd als het gaat om de inzet, de betrokkenheid en de gedrevenheid waarmee u uw vak uitoefent.
En niet alleen ik heb veel waardering voor wat u doet. Vorige week kreeg ik de uitslag van een onderzoek naar de waardering van allerlei beroepen onder ogen. Wat bleek? Verpleegkundigen en brandweerlieden zijn in ons land de meest gewaardeerde werknemers met een 8,3 als rapportcijfer. En wat was het minst gewaardeerde beroep? U raadt het al: dat van politicus, met een 5,1. Ik heb dus tóch het verkeerde vak gekozen.
Als ik met verpleegkundigen en verzorgenden praat, dan zijn de meesten zeer te spreken over het werk dat ze doen. Vooral vanwege de directe contacten met mensen, die vaak heel dankbaar zijn voor wat je voor ze doet. Al hoor ik uiteraard ook de verhalen over de minder mooie kanten: met name over de hoge werkdruk en de administratieve lasten. En dan willen uw patiënten en cliënten, hun familie, uw leidinggevende, de Inspectie voor de Gezondheidszorg, de Tweede Kamer, de staatssecretaris en ik ook nog eens dat u uw werk, goed, snel en vooral veilig doet.
Over dat laatste wil ik het vandaag hebben. Ik vind het onderwerp ‘veilige zorg’ namelijk zó belangrijk dat ik het tot één van de speerpunten van het VWS-beleid voor de komende jaren heb gemaakt. Ik vind namelijk dat veilig werken in de zorg iets vanzelfsprekends moet zijn. In alle sectoren: ziekenhuizen, verpleeghuizen, instellingen voor gehandicapten enzovoort.
Natuurlijk, u hoort dat niet voor het eerst. En ik ben er van overtuigd dat velen van u al hun uiterste best doen om zo goed en zo veilig mogelijk te werken. Maar omdat er zulke hoge eisen aan u worden gesteld, zal het niet altijd even gemakkelijk zijn bewust veilig te werken.
En toch is dat noodzakelijk. Want als verpleegkundige of verzorgende heeft u een heel direct contact met de patiënt of cliënt. U heeft dus een heel belangrijke functie waar het gaat om het veilig werken en handelen in de zorg. Als een arts een fout maakt kan dat ernstige consequenties hebben voor de patiënt, maar dat geldt voor de verpleegkundige en verzorgende net zo goed. Wat u doet of nalaat is cruciaal voor de gezondheid en het welzijn van degenen die aan uw zorgen zijn toevertrouwd.
Eind vorig jaar stond in de krant dat er in verpleeghuizen in 2005 20.000 fouten zijn gemaakt met medicijnen. Dat betekent dat één op drie bewoners in een verpleeghuis te maken krijgt met zo’n fout. Zo’n fout is niet altijd fataal, maar vaak wel risicovol. En ook liepen in één op de tien verpleeghuizen bewoners letsel op doordat ze werden vastgebonden.
Dergelijke fouten worden sneller gemaakt als er sprake is van een te hoge werkdruk. Maar ook de steeds intensievere zorg en het dalende opleidingsniveau kunnen daaraan bijdragen. Daarom hebben de staatssecretaris en ik in november vorig jaar een Arbeidsmarktbrief naar de Kamer gestuurd. Daarin kondigen we aan hoe we, we samen met werkgevers- en werknemersorganisaties in de zorg, het dreigende personeelstekort in de zorg willen aanpakken.
We proberen dat langs drie sporen te bereiken. Ten eerste: het vergroten van de instroom van nieuw personeel. Zo heeft VWS geld beschikbaar gesteld om vijf- tot zesduizend extra medewerkers in de langdurige zorg te kunnen aanstellen, juist om de kwaliteit in de zorg te verhogen. Daarnaast gaan we investeren in stageplaatsen. Het kabinet trekt daar de komende jaren tussen de 45 en 65 miljoen per jaar voor uit. Ook gaan we proberen meer mensen voor de zorg te werven onder met name herintreders, zij-instromers en allochtone vrouwen.
Het tweede spoor is het investeren in het behoud van personeel. We gaan extra geld uittrekken voor doorstoom en zij-instroom van personeel van lagere naar hogere functies. Uit een zeer recente peiling van het Panel Verpleegkundigen en Verzorgenden bleek nog eens hoe belangrijk goede doorgroeimogelijkheden zijn om mensen te behouden voor het vak. Maar ook minder administratieve lasten zijn belangrijk om uw vak aantrekkelijk te houden.
Daarnaast doen we ook een beroep op de verpleegkundigen en verzorgenden die nu in deeltijd werken. Als zij twee uur per week langer zouden gaan werken, levert dat omgerekend 75.000 arbeidsplaatsen op.
Tenslotte het derde spoor: de innovatie, oftewel het vernieuwen van de zorgprocessen. Ik denk daarbij vooral aan allerlei nieuwe technologische ontwikkelingen waarmee je de kwaliteit van de zorg verhoogt en arbeidscapaciteit bespaart. Tegenwoordig is het al mogelijk om mensen met ict-apparatuur, de zogeheten domotica, van een afstand in de gaten te houden.
Dat neemt u als verplegenden en verzorgenden werk uit handen. Daardoor houdt u meer tijd over voor uw patiënt of cliënt. En voor hén neemt het gevoel van veiligheid alleen maar toe als ze weten dat ze 24 uur per dag in de gaten worden gehouden. Want werk is er genoeg in de toekomst. We moeten zorgen dat er ook genoeg werknemers zijn.
Ik heb mij bij een bezoek aan een Amerikaanse veteranenorganisatie laten vertellen dat mensen zich dan minder eenzaam voelen. Hier ligt dus echt een enorme kans voor uw beroepsgroep. Ik hoop dan ook dat deze nieuwe vormen van zorg snel gemeengoed worden in onze maatschappij. Want de verwachting is dat de zorgvraag daardoor met 30 procent afneemt en ook dát is natuurlijk winst.
Over winst gesproken: ik weet dat bij velen van u het idee bestaat dat marktwerking in de zorg – en dan met name de komst van doelmatig werkende privéklinieken – eerder een bedreiging voor uw werk is dan een kans. Een bedreiging voor de werkgelegenheid, voor uw plezier in het vak en in het verlengde daarvan dus ook voor de kwaliteit en de veiligheid van de zorg.
Het tegendeel is zelden het geval. In commerciële instellingen, zoals privéklinieken, wórdt zo doelmatig gewerkt omdat er goed wordt geluisterd naar zowel de artsen als het verplegend en verzorgend personeel. Want dié weten vaak heel goed hoe je patiëntvriendelijk en patiëntveilig moet werken. Doelmatig werken in de zorg hoeft dus zéker niet ten koste te gaan van de kwaliteit van de zorg en van het plezier in het werk. Tijdens werkbezoeken heb ik gezien wat doelmatig werken betekent: geen overvolle wachtkamers, geen afspraken uitstellen of afbellen, niet steeds opnieuw naar de klachten van de patiënt vragen en geen gesleep meer met bedden.
Doelmatigheid kan ook gepaard gaan met een grotere mate van veiligheid. Vorige week las ik in de krant dat verpleegkundigen en verzorgenden vasthouden aan sommige rituelen die zinloos of achterhaald zijn. Bijvoorbeeld het routinematig scheren van patiënten voor een operatie of het dagelijks temperaturen na een operatie. Dit soort handelingen zijn niet alleen overbodig, maar soms zelfs gevaarlijk. Ik zou u dus willen vragen: ga na of dat soort handelingen eigenlijk wel wetenschappelijk onderbouwd zijn en dus ook veilig voor de patiënt. Zo niet, stop er dan mee. Dat scheelt ú tijd en de patiënt of cliënt veel ongemak.
Dames en heren,
Ik wil vandaag ook niet voorbij gaan aan een ander belangrijk dilemma waar u mee te maken heeft: veiligheid versus kwaliteit van leven. Dat laatste speelt met name in de langdurige zorg. Veilige zorg kan soms in strijd zijn met de wensen van een cliënt of patiënt. Moet je iemand langdurig vastbinden omdat hij of zij anders misschien uit bed kan vallen? Terwijl je weet dat die persoon dat helemaal niet wil en de kwaliteit van diens bestaan er ernstig onder lijdt?
U kent ongetwijfeld nog meer en betere voorbeelden. Wat ik er mee wil zeggen is: die keus tussen veiligheid en kwaliteit van leven kan per persoon anders zijn. U moet dus telkens een individuele afweging maken: hier moet ik veiligheid voorrang geven en daar de kwaliteit van iemands bestaan. Want u kent uw patiënt of cliënt het beste, u kent de context van zijn of haar bestaan.
Een ander punt dat ik nog wil aanroeren is het sociale klimaat binnen instellingen. Ik bedoel: u moet met de arts of met uw leidinggevende vrijuit kunnen overleggen over dilemma’s en de gang van zaken in de instelling. U moet dus niet alleen veilig handelen, maar ook veilig uw vinger op kunnen steken, zonder angst voor repercussies. Bijvoorbeeld via de Verpleegkundige Adviesraden of via de Ondernemingsraad.
Vervolgens is het dan natuurlijk wel zaak dat uw werkgever of de arts iets met uw melding doet. Sterker: ik vind het hun plicht om uw melding serieus te nemen en er handen en voeten aan te geven. U bent immers de ogen en oren in een instelling. U ziet en hoort vaak als eerste waar er iets aan schort. Als ik arts of werkgever was, zou ik gretig gebruik maken van uw kennis en ervaring in de dagelijkse zorgpraktijk.
Dames en heren,
Ik ben lang aan het woord geweest. Ik vat mijn belangrijkste boodschap daarom nog even samen. We moeten gezamenlijk werken aan kwaliteit en veiligheid in de zorg. De staatssecretaris en ik moeten daarvoor de randvoorwaarden stellen, de instellingen moeten het mogelijk maken dat u goed en veilig kúnt werken
Ik wens u in elk geval alle succes bij het in de praktijk brengen van dat streven en ik hoop dat u daarvoor tijdens dit congres de benodigde inspiratie opdoet.
Dank u wel.