Antwoord op Kamervragen over de operatie Gladio
Minister-president Balkenende heeft vragen beantwoord van Tweede Kamerleden Teeven (VVD) en Van Velzen (SP) over de 'Nederlandse tak van de operatie Gladio'.
Hierbij zend ik u, mede namens de ministers van Justitie en van Defensie, de antwoorden op de Kamervragen van de leden Teeven en Van Velzen (2070805640) d.d. 29 november 2007.
DE MINISTER-PRESIDENT, Minister van Algemene Zaken,
mr.dr. J.P. Balkenende
2070805640
Vragen van de leden Teeven (VVD) en Van Velzen (SP) aan de minister-president, minister van Algemene Zaken, en de ministers van Justitie en van Defensie over de 'Nederlandse tak van de operatie Gladio'. (Ingezonden 29 november 2007)
1. Op welke datum is de diefstal uit het geheime depot te Den Haag ontdekt? Wie heeft bij wie aangifte gedaan van deze vermissing uit het jaar 1984? Zijn ook andere overheidsdiensten geïnformeerd over de diefstal? Zo ja, welke diensten? Heeft de aangever van de diefstal in 1984 restricties gesteld met betrekking tot het in te stellen politieonderzoek? Kunt u een gedetailleerd overzicht verschaffen van de inhoud van het leeggehaalde wapendepot in Den Haag? Waren de wapens in het Haagse depot voorzien van serienummers zoals ook het geval was met de wapens in, de bij toeval, ontdekte depots bij Heythuysen en Roozendaal? 1)
Op grond van de beschikbare gegevens is de datum van feitelijke ontdekking niet vast te stellen. Bij de aangifte die namens de minister van Defensie is gedaan bij de gemeentepolitie van 's-Gravenhage is opgegeven dat de diefstal heeft plaatsgevonden tussen 12 maart 1980 en 8 februari 1984. Voor zover is na te gaan zijn er geen andere overheidsdiensten over de diefstal geïnformeerd. De aangever heeft geen restricties gesteld aan een politieonderzoek. In de aangifte is gedetailleerd aangegeven welke goederen zijn ontvreemd. Naast diverse minder beduidende onderdelen en voorwerpen gaat het om 7 machinepistolen en 28 pistolen met bijbehorende munitie en magazijnen, 28 handgranaten en circa 60 kilogram springstof met bijbehorende attributen om die springstof tot ontsteking te brengen. De vuurwapens waren voorzien van een serienummer.
2. Kunt u een overzicht verschaffen van de (straf)zaken (met namen) waarbij wapens en explosieven zijn aangetroffen die mogelijk afkomstig zijn uit het depot in Den Haag en daarbij aangeven wanneer en waar deze wapens zijn gevonden? Om hoeveel wapens en explosieven ging het (uitgesplitst naar soort)? Op grond van welke informatie valt niet uit te sluiten dat de aangetroffen wapens afkomstig waren uit het Haagse depot? Waren de aangetroffen wapens ook voorzien van serienummers? Bent u bereid alsnog een onderzoek te laten instellen naar een mogelijk georganiseerd verband tussen de onderzochte (straf)zaken? 2)
Uit de thans nog beschikbare informatie blijkt volgens het Openbaar Ministerie, dat er in één zaak uit het jaar 1984 wordt verwezen naar de diefstal uit het militaire depot in Den Haag. De verdachte had het bij hem aangetroffen pistool met munitie volgens zijn eigen verklaring in 1984 gekocht in een horecagelegenheid in Den Haag. Hij verklaarde niet te weten dat het een militair wapen was en ook niets te weten van een diefstal uit een militair depot. Het merk en type wapen komt overeen met de pistolen die zijn ontvreemd uit het Haagse wapendepot. Niet bekend is of het wapen een serienummer had en zo ja, welk nummer dat was, zodat niet meer kan worden vastgesteld of het desbetreffende wapen daadwerkelijk uit het Haagse wapendepot afkomstig was. Zie verder het antwoord op vraag 3.
Voor het instellen van een onderzoek naar een mogelijk georganiseerd verband tussen de diefstal uit het wapendepot en de zaken die mogelijk in verband kunnen worden gebracht met de diefstal achten wij onvoldoende aanknopingspunten aanwezig. Gezien het tijdsverloop achten wij een dergelijk onderzoek ook weinig kansrijk.
3. Hoe luidden de nadere instructies die de opsteller van een document 3) van het bureau dreigingsanalyse van de toenmalige Militaire Inlichtingen Dienst (MID), dat in 1991 werd opgesteld naar aanleiding van de aanhouding van Klepper en Mieremet in Alkmaar aan zijn superieur? Zijn de Alkmaarse gemeentepolitie en het openbaar ministerie destijds door het ministerie van Defensie geïnformeerd over de mogelijke herkomst van de wapens en handgranaten die op 29 augustus 1991 door de politie in Alkmaar zijn aangetroffen in de auto van de (toenmalige) verdachten Klepper en Mieremet? Zo neen, waarom is dat niet gebeurd?
Deelt u de mening dat een nader onderzoek naar aanleiding van de Alkmaarse wapenvondst in 1991 nieuw licht had kunnen werpen op het vastgelopen onderzoek uit 1984 naar de diefstal uit het Haagse depot van O en I? Zo neen, waarom niet? 4)
Voor zover kan worden nagegaan zijn er geen schriftelijke instructies vastgelegd. Wel is mondeling gemeld dat nadere actie naar aanleiding van de notitie niet noodzakelijk was.
Voor zover thans nog kan worden nagegaan, zijn de Alkmaarse politie en het Alkmaarse Openbaar Ministerie destijds niet geïnformeerd over de mogelijke herkomst van de wapens en/of handgranaten. Niet meer na te gaan is waarom dit niet is gebeurd en of nader onderzoek nieuw licht had kunnen werpen op de diefstal uit het Haagse wapendepot. Opgemerkt dient te worden, dat van de aangetroffen wapens uitsluitend één van de handgranaten eventueel uit het Haagse wapendepot afkomstig zou kunnen zijn. Van de overige wapens en de andere handgranaat staat vast dat zij van een andere makelij of type waren dan de wapens die waren opgeslagen in het Haagse wapendepot.
4. Wanneer, waarom, door wie en op wiens instructie is een van de handgranaten van destijds vernietigd? Was die vernietigde handgranaat afkomstig uit het wapendepot in Den Haag? 5)
Beide bij betrokkenen in beslag genomen handgranaten zijn op last van de officier van Justitie door de Explosieven Opruimingsdienst vernietigd. Eén van de beide handgranaten was van hetzelfde type als de uit het Haagse wapendepot ontvreemde handgranaten. Niet bekend en niet meer na te gaan is of deze handgranaat daadwerkelijk uit dit wapendepot afkomstig was.
5. Is er onderzoek gedaan naar soort, herkomst en serienummers van de in Oudebildtzijl aangetroffen wapens en munitie in vergelijking met de wapens en munitie, die werden gestolen uit de wapendepots van O en I? 6)
Voor zover door het Openbaar Ministerie kan worden nagegaan komen de in Oudebildtzijl in beslag genomen handgranaten en ontstekingsmechanismen niet overeen met het type handgranaten en het soort ontstekingsmechanismen die uit het wapendepot in Den Haag zijn ontvreemd. In Oudebildtzijl zijn geen vuurwapens en bijbehorende munitie aangetroffen. Wel zijn er andere voorwerpen in beslag genomen, waaronder explosieven, waarvan niet (meer) valt vast te stellen of deze mogelijk uit het wapendepot in Den Haag afkomstig zijn.
Voor het overige verwijzen wij naar het antwoord op vraag 7 van de leden Teeven en Boekestijn (2060725030).
6. Wanneer precies is een begin gemaakt met het overbrengen van wapens en explosieven uit de geheime depots naar een centraal depot bij de Koninklijke Marechaussee? Is in dit kader ook de diefstal uit het depot in Den Haag aan het licht gekomen? Zijn alle geheime wapendepots ('caches') destijds geruimd? Zo ja, hoe verklaart u dan dat in de maanden juni en juli 1992 het 'lichten' van caches dient plaats te vinden? 7) Wat bevond zich in deze caches in 1992? Was de inhoud van de caches die in 1992 zijn gelicht, ook compleet of zijn er toen ook omissies met betrekking tot de aanwezige wapens geconstateerd? 8)
In 1983 is begonnen met het ruimen van alle geheime wapendepots, conform de toezegging van toenmalig minister van Defensie De Ruiter. Op 21 november 1990 heeft toenmalig Minister-president Lubbers verklaard dat er geen geheime wapendepots meer waren die zijn gerelateerd aan de voormalige organisatie O&I (Handelingen van 21 november 1990, 21895-1, 26-1559). Zie ook de antwoorden op de vragen 8 en 11 van de leden Teeven en Boekestijn (2060725030). In het kader van de ruiming is ook de diefstal uit het depot in Den Haag aan het licht gekomen. De caches die in 1992 zijn gelicht, bevatten geen wapens. Hierin waren andere zaken opgeborgen, zoals gecodeerde gegevens en zendplannen. Voor het totaal aan caches zijn geen verdere vermissingen geconstateerd, zoals ook aangegeven in het antwoord bij vraag 4 van het lid Van Velzen (2060725260).
7. Hoe dient de zinsnede "financiële voorziening voor het geval van de activering van de dienst" te worden opgevat in het licht van het genoemde tijdvak 1992 - 2002 gelet op documenten in het Nationaal Archief van het ministerie van Algemene Zaken "betreffende de financiële verantwoording van de Stichting Quia O(p)portet 1990 - 1994 en 2001 alsmede over de financiële voorziening voor het geval van de activering van de dienst 1992 - 2002" ? Tot wanneer heeft deze financiële voorziening bestaan? Welk bedrag was met deze voorziening gemoeid? Zijn er koste ten laste van deze voorziening gebracht en zo ja, welke? 9)
Hierover is in de betreffende stukken geen enkele informatie aangetroffen. Het dossier bevat uitsluitend de financiële verantwoording van de Stichting Quia Op(p)ortet ten behoeve van de uitkering van pensioenen. Zie voorts de antwoorden op vragen 1 en 2 van het lid Van Velzen (2060725260) en vraag 2 van de leden Teeven en Boekestijn (2060725030).
8. Tot wanneer heeft de Stichting Quia O(p)portet bestaan? Bij welke Kamer van Koophandel en onder welk nummer stond de Stichting ingeschreven? Wat bedoelt u met de opmerking dat 'deze wijze van betalen op hoofdlijnen is voortgezet'? 10) Zijn er rapporten van de Algemene Rekenkamer dienaangaande beschikbaar?
De stichting is eertijds bij een notaris in Den Haag opgericht om te kunnen voorzien in de financiële ondersteuning van gepensioneerde medewerkers en hun nabestaanden. Door de vereiste geheimhouding kon dit niet via reguliere kanalen geregeld worden. De in de archieven aanwezige gegevens bevatten geen informatie over inschrijving bij en Kamer van Koophandel. We verwijzen ten aanzien van de archieven ook naar het antwoord op vraag 9 van de leden Teeven en Boekestijn (2060725030).
De voortzetting van de betaling heeft alleen betrekking op de verplichtingen die de staat heeft tegenover haar voormalige medewerkers of hun nabestaanden. De controle wordt door de president van de Algemene Rekenkamer persoonlijk gedaan onder strikte regels van geheimhouding. Er zijn geen rapporten van de Algemene Rekenkamer. Zie ook het antwoord op vraag 3 van het lid Van Velzen (2060725260).
9. Hoeveel mensen ontvangen er heden pensioengelden die zijn gerelateerd aan activiteiten voor O en I? Wat is het totale bedrag dat daaraan jaarlijks wordt gespendeerd? Waarom zijn deze pensioenen na het opheffen van de O en I in 1992 nog steeds buiten de belastingdienst om uitbetaald? Welke redenen zijn er nu nog om deze pensioenbetalingen zo uit te voeren?
Het betreft een afnemend aantal personen, in toenemende mate betreft het nabestaanden van oud-medewerkers. Het gaat thans om circa 40 personen. Het gaat thans om bijna euro 400.000 per jaar. Bij het antwoord op vraag 3 van het lid Van Velzen zijn de redenen reeds uitgebreid toegelicht (2060725260). Samengevat heeft de organisatie onder strikte geheimhouding geopereerd en deze geheimhouding geldt ook nu nog onverkort voor en ten aanzien van de medewerkers van het toenmalige O&I.
1) Aanhangsel Handelingen, nr. 630, vergaderjaar 2007-2008, beantwoording vraag 3 en Aanhangsel Handelingen, nr. 631, vergaderjaar 2007-2008.
2) Reporter d.d. 9 september 2007
3) Aanhangsel Handelingen nr. 630, vergaderjaar 2007-2008, beantwoording vraag 4.
4) zie noot 3, beantwoording vraag 5
5) zie noot 3, beantwoording vraag 6
6) zie noot 3, beantwoording vraag 7
7) zie noot 2
8) zie noot 3, beantwoording vraag 8
9) Aanhangsel Handelingen nr. 631, vergaderjaar 2007-2008, beantwoording vraag 2
10) zie noot 9, beantwoording vraag 3