Toespraak minister Ter Horst bij internationale conferentie nationale veiligheid
Dames en heren,
Hartelijk welkom en vooral welkom aan onze buitenlandse gasten.
Laat ik maar met de deur in huis vallen: het feit dat we hier zijn is niet zonder risico. We zitten hier weliswaar in het prachtige Kurhuis. Droog en ogenschijnlijk veilig. Maar u moet weten dat we ons hier ook bevinden op een plek die buiten de bescherming ligt tegen de zee.
Ik wil geen onnodige onrust aanwakkeren. Ik wil alleen aangeven dat er reële dreigingen zijn, die vragen om onze aandacht.
De Nederlandse regering is zich hiervan bewust. We zijn bezig om bedreigingen van de nationale veiligheid in kaart te brengen.
Laat ik eerst duidelijk maken wat we onder nationale veiligheid verstaan. We spreken van nationale veiligheid wanneer onze vitale belangen in het geding zijn. We onderscheiden hierbij vijf categorieën: territoriale belangen, economische, ecologische, fysieke en sociaal-politieke belangen.
Aantasting van deze belangen kan leiden tot maatschappelijke ontwrichting.
Twee zaken zijn daarbij duidelijk die ook voor u interessant zijn.
Eén: nationale veiligheid is niet alleen een zaak van de overheid. Ook het bedrijfsleven en de burgers dragen verantwoordelijkheid. Er moet meer duidelijkheid op dit gebied komen. Ik kom daar zo op terug.
Twee: we zijn internationaal zó met elkaar verweven dat we elkaar nodig hebben. We kunnen nog veel beter profiteren van elkaars kennis en ervaring.
Ik weet zeker dat u sinds gisteren al ervaringen aan het uitwisselen bent. Bijvoorbeeld over de overstromingen in Engeland, afgelopen zomer. Of de omvangrijke bosbranden in Griekenland. Sommige landen hebben het flink voor de kiezen gehad.
We zijn geneigd vooral na te denken over wat geweest is en minder over wat zou kunnen gebeuren.
Dat is ook lastig want de actualiteit haalt je vaak snel in.
Sommige dreigingen lijken uit het niets op te duiken, zoals de SARS-uitbraak.
Andere dreigingen zijn meer sluipend. We dachten bescherming te vinden in het gebruik van antibiotica, maar het dreigt onze vijand te worden.
De toename van resistentie tegen antibiotica maakt ons helaas ook kwetsbaarder voor nieuwe ziektes. Nieuwe ziektes die door klimaatverandering of migratiestromen dichterbij komen. Knokkelkoorts bijvoorbeeld, is ineens weer een onderwerp waarover we in Nederland na moeten denken.
Pandemieën zijn actuele nationale veiligheidsvraagstukken.
Net zoals: digitale uitval, overstromingen, dierziekten en terrorisme. De rode draad is dat hierbij vitale belangen in het spel zijn.
De Nederlandse regering heeft april vorig jaar een Nationale veiligheidsstrategie vastgesteld. In die strategie staan twee vragen centraal:
- Wat komt er op ons af aan dreigingen en hoe erg is dat?
- Wat is nodig om die dreigingen te voorkomen en wat is nodig als het toch gebeurt?
Er hoeft niet altijd een nationale ramp te zijn om het belang van zo’n strategie aan te tonen. Ik wil dan ook even stilstaan bij een gebeurtenis in Nederland op regionaal niveau.
Het gebeurde vlak voor Kerstmis. Een helikopter vloog tegen een hoogspanningsmast waarna die mast vervolgens in een grote rivier terechtkwam. Niet alleen werd de scheepvaart gestremd maar vanaf dat moment bleven 100.000 mensen gedurende 50 uur zonder stroomvoorziening.
Winkels moesten sluiten, het vee kon niet worden gemolken, rioleringen konden niet afvoeren met dreigende gevolgen voor het drinkwater, scholen moesten dicht.
Dit incident bracht aan het licht dat twintig procent van de huishoudens in Nederland extra kwetsbaar is voor uitval. Dat heeft te maken met de manier waarop we ons energienet hebben aangelegd. Een verbetering kost circa 1 miljard.
Het leidt tot complexe afwegingen: gaan we ons energienet aanpassen op basis van de risico-inschatting? Of vertellen we 20% van onze burgers dat ze een iets groter risico lopen op stroomuitval en dat we ze aanraden om een noodaggregaat aan te schaffen? Of zijn de noodaggregaten de verantwoordelijkheid van de energiesector?
Een soortgelijke vraag speelt op dit moment rondom het evacueren van burgers bij overstromingen. Kan de overheid bij een dijkdoorbraak en het onderlopen van een groot deel van Nederland, alle burgers tijdig evacueren? Als snelwegen vastlopen en de hulpdiensten mogelijk niet uit kunnen rukken door storm?
Moeten we burgers niet duidelijk maken dat ze wellicht de eerste 24 uur voor zichzelf moeten zorgen?
Dit voorbeeld raakt wat mij betreft twee belangrijke punten
Eén: hoe belangrijk het is om verantwoordelijkheden tussen burger, overheid en bedrijfsleven af te bakenen.
Twee: hoe belangrijk het is dat we gefundeerde dreigingsanalyses en risico-inschattingen maken.
Ik kom daarmee op het punt van ‘capability based planning’.
Bij een goede dreigingsanalyse hoort ook de vraag: over welke capaciteit moet de overheid en het bedrijfsleven beschikken om met die dreiging om te kunnen gaan?
Internationale bijstand kan daarbij een belangrijke rol spelen.
Misschien kent u het rapport van de Franse minister Barnier hierover. Naar aanleiding van de bosbranden in Griekenland kwam Barnier in zijn rapport tot het voorstel om een Europese interventiemacht in te stellen.
Dat klinkt mooi, maar wat voor soort interventiemacht zou dit moeten zijn, gezien de complexiteit van dreigingen?
Het is volgens mij beter te focussen op de capaciteit die we als landen van elkaar kunnen gebruiken. Een mooi voorbeeld hiervan is het Urban search en rescue team dat we in Nederland tot onze beschikking hebben en dat al vaker in het buitenland is ingezet.
Ik zie niet veel in een centrale eenheid die staat te verstoffen als er niets gebeurt. Ik zie wel veel in goede afspraken tussen landen over wederzijdse ondersteuning.
Daarmee kom ik op de noodzaak tot samenwerking en de essentie van deze conferentie.
We zijn ons er steeds meer van bewust dat het beschermen van de nationale veiligheid niet het domein is van één individueel land. Het is ook niet het domein van de publieke sector. Het gaat ons allen aan. We zijn onderling met elkaar verweven.
Dit bleek alleen al uit de recente vogelgriepepidemie: op het gebied van kennisdeling en maatregelen hadden we elkaar nodig.
Op dat punt is winst te behalen. We kunnen nog veel beter profiteren van elkaar. Dat geldt bijvoorbeeld voor publieke en private instellingen binnen een land, maar het geldt ook voor landen onderling. Wij allen zijn bezig met het inschatten van risico’s.
De samenwerking zou een verschuiving moeten maken van need to know naar need to share. Op dit moment beperken we ons vaak tot het delen van het hoogstnoodzakelijke, en meestal op het moment na de ramp, maar het gebeurt nog te weinig in de preventieve fase.
Dat is te verklaren. Veiligheidsorganisaties laten niet graag in hun keuken kijken. Datzelfde geldt voor de private sector. Door onderlinge concurrentie zijn energieleveranciers of telecombedrijven terughoudend in de openheid over kwetsbaarheden. Hun imago en marktpositie staat op het spel.
Gelukkig dringt het besef steeds meer door dat we elkaar nodig hebben. Medewerkers van verschillende landen zoeken elkaar meer en meer op. Langzaam maar zeker ontstaat er een netwerk van kennis en ervaring. Maar daar kunnen we wellicht meer structuur aan geven, zonder het te formaliseren. Want het moet dicht bij de praktijk blijven.
Vandaag biedt daar een goede gelegenheid voor.
Ik wil mijn waardering uitspreken voor de prettige manier waarop we deze bijeenkomst samen met onze partners vanuit het Verenigd Koninkrijk hebben voorbereid.
Het is geen toeval dat Nederland dit samen met het Verenigd Koninkrijk heeft gedaan. Nederland heeft voor de eigen analyse van de nationale veiligheid veel gebruik gemaakt van de all hazard methode om risico’s in kaart te brengen. Engeland heeft gebruik gemaakt van de Nederlandse methode om de strategie nationale veiligheid op te zetten.
We hebben met andere woorden geprofiteerd van elkaars sterke kanten. Het zou mooi zijn als dit op bredere schaal zou kunnen.
Ik roep dan ook op om vandaag concrete stappen te zetten. Laten we bijvoorbeeld komen tot een community of best practices.
Het is een uitstekend idee waar je in de praktijk iets aan hebt.
Ik sluit af met de verwachting dat we aan het eind van de dag de verschuiving hebben ingezet van need to know naar need to share. Onze samenwerking heeft verdieping nodig.
Mocht u gedurende de dag toch op een dood spoor komen, kijkt u dan even uit het raam naar de zee.
Het ziet er mooi uit, maar we nemen een gecalculeerd risico, weet u nog.
Laat deze plek u inspireren tot daadkracht.
Ik wens u veel succes.