Antwoorden op kamervragen van Cörüz en Van Toorenburg over onderzoek naar de zorgverlening voor allochtone jongeren
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
CZ-K-U-2823037
25 januari 2008
Antwoorden van minister Rouvoet op kamervragen van het Kamerlid Çörüz en Van Toorenburg over onderzoek naar de zorgverlening voor allochtone jongeren (2070806740)
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht: Studie naar stoornis reljeugd (Het Parool, 12 december 2007)
Antwoord 1
Ja
Vraag 2
Wat is uw inhoudelijke reactie op het reeds uitgevoerde onderzoek door de psychiater?
Antwoord 2
Uit eerdere onderzoeken is naar voren gekomen dat allochtonen in het algemeen meer kans hebben om psychische klachten te ontwikkelen. Daarnaast blijkt dat hoe minder mensen van een bepaalde etnische groep in een wijk wonen, hoe relatief meer gevallen van schizofrenie bij deze groep worden geteld. Marokkanen blijken vier keer zoveel kans te hebben als autochtonen op schizofrenie, bij Surinamers en Turken is het risico twee keer zo hoog. Net als de onderzoekers vind ik dit opmerkelijk; het is al langer bekend dat migranten een groter risico lopen op psychische klachten, maar wetenschappers verschillen met elkaar van mening in hoeverre sociale stress als oorzaak dan wel als gevolg van diezelfde klachten gezien kan worden. Volgens de onderzoekers weerspreken de huidige onderzoeksresultaten niet dat in sommige gevallen sprake is van een aangeboren kwetsbaarheid, maar toont het wel aan dat ook sociale factoren een belangrijke rol spelen bij het ontstaan van vooral schizofrenie. Het is goed dat, met deze informatie in het achterhoofd, de GGD Amsterdam onderzoek gaat verrichten naar de psychische problemen en verstandelijke beperkingen bij allochtone jongeren.
Vraag 3
Bent u bekend met de aanwijzingen dat zorgverlening de betreffende jongeren niet zou bereiken? Zo ja, welke initiatieven worden er genomen om deze jongeren adequate zorg te bieden?
Antwoord 3
Ja, uit cijfers van de GGZ sector blijkt ook dat op dit moment kinderen van migranten ondervertegenwoordigd zijn in de ambulante en poliklinische jeugd-ggz. Ze komen veelal via somatische klachten en crisissituaties bij de jeugd-ggz. GGZ Nederland heeft in zijn visiedocument ‘jeugd-ggz breed beschikbaar’ dan ook aangegeven dat het voor de jeugd-ggz de hoogste prioriteit heeft om psychische stoornissen bij kinderen uit migrantengezinnen vroegtijdig te signaleren. Daarnaast moeten diagnostiek en behandeling beter aansluiten bij de specifieke hulpvraag van de cliënten uit migrantengroepen. In deze groepen heerst nog vaak een groot taboe op ggz. Dit wordt nu door de sector aangepakt door gerichte voorlichting aan de ouders. Ik stel met de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie een actieprogramma ‘Diversiteit in het jeugdbeleid’ op ten behoeve van de positieverbetering van allochtone jongeren in het jeugdbeleid. Daarin wordt zowel het beter bereiken van allochtone jongeren meegenomen als het verbeteren van de effectiviteit van de aanpak.
Vraag 4
Wat zijn de belemmeringen, dan wel beletsels, voor zorgaanbieders zoals ggz en jeugdzorgaanbieders, om deze jongeren te bereiken en te behandelen? Welke initiatieven worden er genomen om deze beletsels uit de weg te ruimen?
Antwoord 4
Taalproblemen en schaamte voor de psychische problemen bemoeilijken in sommige gevallen voor migrantengroepen de gang naar de ggz en de jeugdzorg.
GGZ Nederland probeert in ieder geval door middel van gerichte voorlichting deze doelgroepen beter te bereiken. Daarnaast is er een kwaliteitskader gepubliceerd voor het inbrengen en borgen van de interculturele component in algemene zorgprogramma’s op basis van de eerder gepubliceerde “Handreiking Interculturele Zorgprogrammering”.
Mikado heeft zich bovendien als intercultureel kenniscentrum de afgelopen jaren actief ingezet voor diversiteit in de geestelijke gezondheidszorg. Recent zijn er onder hun vlag verschillende publicaties uitgebracht; niet alleen ten aanzien van bijvoorbeeld een effectieve behandeling van jeugdige ‘veelplegers’ of het weerbaarder maken van allochtone jongeren, maar ook ten aanzien van de implementatie van interculturele competenties voor behandelaars in de ggz.
Onder verantwoordelijkheid van ZonMw is er op dit moment een onderzoek in voorbereiding, dat zich richt op het ontwikkelen van een voorspellingsmodel voor problemen bij zorggebruik door allochtone groepen; het is de bedoeling om kwaliteitsindicatoren hiervoor op te stellen.
Verder zal ik ook in het actieprogramma ‘Diversiteit in het jeugdbeleid’, dat door de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie en mij wordt opgesteld, aandacht aan deze problematiek worden geschonken.
Ik ga ervan uit dat hiermee voldoende handvatten worden geboden aan veldpartijen om interculturele zorg te bieden.
Vraag 5
Deelt u de mening dat het niet alleen noodzakelijk is in Amsterdam onderzoek te verrichten maar dat dit breder uitgevoerd zou moeten worden? Bent u bereid hieraan een bijdrage te leveren?
Antwoord 5
Op dit moment vindt opnieuw een landelijk longitudinaal onderzoek plaats naar de psychische problemen in de Nederlandse bevolking (NEMESIS II). De eerste uitkomsten verwacht ik in 2009. Het door het RIVM beheerde Nationaal Kompas biedt nu al de mogelijkheid om informatie te verkrijgen over omvang en achtergrond van verschillende psychiatrische stoornissen op basis van het NEMESIS I onderzoek. Het is aan het veld om zonodig het voortouw te nemen om te komen tot uitbreiding van informatieverzameling over de psychische klachten van specifieke doelgroepen, zoals de bedoeling is bij het onderzoek in Amsterdam.