Toespraak minister Ter Horst bij opening conferentie grensoverschrijdende samenwerking
Dames en heren,
Het kan u niet ontgaan zijn: het boek van historicus Geert Mak, met als titel: ‘In Europa’. Of anders de documentaire-reeks die wekenlang nu op Nederlandse en ook Belgische tv te zien is.
Mak maakt een reis door de twintigste eeuw, langs de sporen van de geschiedenis van Europa. Als oude verflagen pelt hij het verleden van Europa af. Tevoorschijn komt een sterk verdeeld Europa waarin nationaliteiten met de rug naar elkaar toe stonden. Tussen hen in liep de grens.
Meestal een harde grens die bedoeld was om volken van elkaar te scheiden.
Inmiddels is de twintigste eeuw historie. Machtscentra zijn verschoven en nieuwe coalities zijn ontstaan. De fysieke grens binnen Europa is meer en meer vervaagd. De mobiliteit van mensen is fors toegenomen, ook over de landsgrenzen heen.
In de geschiedenis van Europa zijn we dan ook aanbeland op een bijzonder punt. De fysieke grenzen vervagen, maar de bestuurlijke, juridische en praktische grenzen kunnen nog knap hinderlijk zijn in het dagelijks leven van de mensen in de grensstreek.
Sommigen zeggen dat de fysieke grens niet meer is dan een litteken uit een lang vervlogen verleden. Dat gaat me te ver, want landsgrenzen zullen er altijd wel zijn. Maar misschien kunnen we wel vaststellen dat de harde grenzen van weleer littekenweefsel hebben achtergelaten.
Daar moet verandering in komen.
Ik zeg er meteen bij dat ik me realiseer dat u dit vaker heeft gehoord. Vanuit de regio heeft u vaker aangegeven tegen welke belemmeringen u aanloopt.
Den Haag heeft hier te weinig oor voor gehad. En in ieder geval te weinig praktisch vervolg aan gegeven.
Met de staatssecretaris ben ik van mening dat dit ten onrechte is. Laat ik dan ook met u afspreken dat we daar vanaf vandaag wel iets aan gaan doen.
Want er zijn nog steeds te veel onnodige belemmeringen in het dagelijks leven van mensen in de grensgebieden.
Ik noem de Duitse schoolverlater die zwaaiend met zijn diploma merkt dat de officiële erkenning van dat diploma, vlak over de grens niets betekent: hij komt niet aan de bak in Nederland. Er zijn stappen gemaakt in EU-verband, maar in de praktijk blijkt het lastig om met buitenlandse kwalificaties in een buurland aan de slag te komen.
Ik denk ook aan de bewoners die wel zicht hebben op windmolens vlak over de grens, maar geen inspraak.
Ik denk aan het gebrek aan afstemming op het terrein van waterbeheer: water houdt zich niet aan grenzen.
En ik noem ook de treinreizigers die bijvoorbeeld van Nijmegen naar het Duitse Kleef willen, of andersom. Met de fiets een uur, met de auto een half uur, maar met de trein een reis van 3,5 uur.
Ik sta even apart stil bij de politiesamenwerking. Ook op dat punt is nog veel te verbeteren. Denk aan agenten die met verschillende communicatiemiddelen, opsporingssystemen en bevoegdheden te maken hebben. Nog afgezien van het taalprobleem.
De actualiteit leert dat er perspectief is op verbetering. Vorige week heb ik met de minister van Justitie in de Eerste Kamer gedebatteerd over het verdrag van Prüm. Een internationaal verdrag over politiesamenwerking. Veertien Europese lidstaten doen hier nu aan mee. Het verdrag maakt het bijvoorbeeld mogelijk om geautomatiseerde gegevens uit te wisselen. Zoals DNA-gegevens, vingerafdrukken en kentekens van voertuigen. In het verdrag staan ook afspraken over grensoverschrijdend politieoptreden en samenwerking bij illegale migratie. Het verdrag treedt in april in werking.
Er is dus wel beweging, maar ik geef toe dat niet altijd zo snel gaat als je zou willen.
En dat is jammer omdat we daardoor ook kansen laten liggen.
Kansen die de grensregio’s wel degelijk hebben. Op het vlak van economie, wetenschap, maar ook zorgverlening kunnen we beter van elkaars sterke kanten profiteren. Zoals een betere samenwerking tussen ziekenhuizen om gespecialiseerde zorg te kunnen bieden.
Waarom zouden twee ziekenhuizen in één grensregio beide alle specialismen in huis moeten hebben, enkel en alleen omdat er een grens tussen ligt?
We beginnen niet op nul. Het wegvallen van fysieke grenzen heeft al beweging gebracht. Euregio’s, gemeenten en provincies hebben al oplossingen gevonden voor een aantal knelpunten. Er is bijvoorbeeld voorlichting op het terrein van belasting en verzekering. Er zijn grensoverschrijdende bedrijventerreinen.
Toch hebben veel mensen het gevoel dat er onvoldoende vooruitgang wordt geboekt. Veel dagelijkse belemmeringen blijven knagen.
Daarom gaan we de hogere versnelling in.
En ik zeg expliciet we, want het is niet een zaak van overheidslagen apart van elkaar, maar het is een gemeenschappelijk onderwerp van rijk, provincies, gemeenten en EU-regio’s. We moeten elkaars kennis en kunde gebruiken om verder te komen.
De hogere versnelling geldt voor alle landsregio’s, van Zeeland tot Groningen. Want overal liggen knelpunten.
Maatwerk is het uitgangspunt, want de problemen van Limburg zijn weer anders dan die van Gelderland.
Om in een hogere versnelling te geraken, stel ik voor: een praktische benadering van onderaf, met een haalbaar karakter.
Want ik kan mij hier bij de andere departementen alleen voor u sterk maken als ik reële, oplosbare knelpunten in handen heb.
Daarom is mijn voorstel dat per grenslandregio drie prioriteiten worden benoemd. Dat zijn de drie belangrijkste knelpunten waar u het rijk voor nodig heeft om ze op te lossen. Geen romantische vergezichten, maar haalbare prioriteiten.
Het kan zijn dat u nu twee dingen denkt.
Ten eerste: in Den Haag zijn ze heel goed in het aangeven van wat er volgens de rijkskaders en andere wet- en regelgeving allemaal niet kan.
Mijn standpunt is: wet- en regelgeving is er voor de mensen en niet andersom. Ik ben bereid - samen met de staatssecretaris - de spreekwoordelijke grenzen in Den Haag voor u op te zoeken, maar daar heb ik u voor nodig, provincies, EU-regio’s en gemeenten.
Ten tweede denkt u misschien: ik heb al vaker lijstjes ingeleverd zonder al te veel effect.
Ik zeg daarom: laten we niet teveel hooi op de vork nemen. Laten we ons concentreren op wat echt prioriteit heeft. Bovendien wil ik niet dat het rijk helemaal los van de provincies, gemeenten en EU-regio’s aan de slag gaat. Uw kennis en expertise zijn nodig om in de juiste versnelling en in het juiste spoor te blijven.
Onderwerpen die op het gebied liggen van veiligheid en bestuur pakt mijn ministerie zelf op. Voor andere terreinen gaan we met u aan de slag met de andere departementen.
We gaan daarbij goed kijken naar welke mogelijkheden er nu al liggen. Bestaand overleg tussen regio en rijk gaan we goed benutten.
Laten we er niet te lang mee wachten. Als u begin februari uw lijstjes met de belangrijkste knelpunten levert, dan streef ik ernaar dat we in mei zicht hebben op een gezamenlijke agenda van knelpunten en oplossingen. Met onze handtekening straks onder de intentieverklaring steken we - de staatssecretaris en ik - daarvoor onze nek uit. Ik vraag u, bestuurders van provincies, euregio’s, gemeenten en van de andere betrokken departementen, hetzelfde te doen.
Dames en heren, tot slot.
Het jaar is nog jong maar één ding staat vast: het wordt een grensoverschrijdend jaar. Aan het eind van het jaar willen we concrete afspraken maken met de buurlanden voor oplossingen. Er is dan een uitgebreid netwerk van contacten, en er is een brede basis gelegd voor meer oplossingen.
Er is kortom, voor de bewoners van de grensstreek perspectief op een grens die minder en minder irriteert en meer en meer kansen biedt.
Laten we dat voor ogen houden. Ik wens u veel succes.