Onderzoek inkoopvoordelen apotheekhouden

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

GMT/VDG 2827293

23 januari 2008

In de begeleidende brief bij mijn langetermijnvisie op de extramurale geneesmiddelen-voorziening, die ik u op 15 januari 2008 heb toegestuurd (kenmerk GMT/VDG 2825975), heb ik aangegeven dat ik u later die week zou informeren over de wijze waarop ik onderzoek naar inkoopvoordelen voor apotheekhoudenden wil laten uitvoeren. Met deze brief doe de toezegging gestand.

Zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 21 december 2007 (kenmerk GMT/VDG 2823013) vind ik accurate en actuele informatie over inkoopvoordelen van groot belang voor de uitvoering van mijn langetermijnvisie, als basis voor een nulmeting en om te achterhalen of extrapolaties van gegevens uit het verleden bruikbaar zijn en een basis bieden voor een al dan niet gemodificeerde wijze van extrapoleren in de nabije toekomst. Ik zie hierbij twee, elkaar versterkende, sporen voor me.

1) Kwalitatief

Het onderwerp inkoopvoordelen bij apotheekhoudenden is een complexe materie. Ik vind het belangrijk om goed inzicht te krijgen – en u te kunnen bieden – in de wijze waarop inkoopvoordelen tot stand komen. Ik zal daarom de Commissie Monitoring Transitieakkoord, waarin ter zake kundige vertegenwoordigers van alle Transitieakkoordpartijen zitting hebben, verzoeken om een leesbare en begrijpelijke beschrijving van de gang van zaken in de praktijk te geven die het mogelijk maakt de complexiteit te doorgronden en feiten en ficties over inkoopvoordelen van elkaar te kunnen onderscheiden.

2) Kwantitatief

Voor het kwantitatieve deel van het onderzoek is de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) de aangewezen organisatie, met voor deze onderzoekvraag voldoende verstrekkende bevoegdheden. Ik zal de NZa verzoeken om, al dan niet binnen het kader van de reguliere monitoringswerkzaamheden van de NZa, onderzoek te doen op basis van zo actueel mogelijke gegevens op een wijze die het mogelijk maakt om de inkoopvoordelen volledig in beeld te krijgen. Dat onderzoek zou een nadere onderbouwing moeten geven voor de hierboven genoemde nulmeting van de inkoopvoordelen anno 2007. Hierbij denk ik aan gegevens afkomstig bijvoorbeeld uit boekenonderzoek (onder meer naar betalingen en contracten) bij groothandels, generieke en specialité-industrie, importeurs en apotheekhoudenden.

Ik stel mij voor dat dit onderzoek gericht is op alle op geld waardeerbare inkoopvoordelen (waaronder bijvoorbeeld beloningen in natura en vergoedingen voor personeel), waarbij een onderscheid wordt gemaakt naar de diverse inkoopkanalen van geneesmiddelen (generiek, parallel en specialité). Ik zal de NZa verzoeken om indien hiervoor gegevens moeten worden verkregen van vóór 2007, dit in het onderzoek mee te nemen.

De resultaten van dit onderzoek kunnen dan vergeleken worden met de uitkomsten van de bij het Transitieakkoord toegepaste extrapolatie en resultaten voor 2007. Ik zal de NZa vragen op basis van deze vergelijking een uitspraak te doen over de bruikbaarheid en methodologie van nieuwe extrapolaties.
Indien er op basis hiervan nieuwe inzichten ontstaan over de hoogte van de inkoopvoordelen, zullen die worden betrokken bij de monitoring en verdere uitvoering van het Transitieakkoord in 2009. Eventuele nieuwe inzichten werken niet terug naar eerdere jaren.

Het opzetten van het onderzoek naar inkoopvoordelen vindt plaats tegen de achtergrond van de recente ontwikkelingen die ik heb geschetst in mijn brief van 18 januari 2008 (kenmerk GMT/VDG 2827061). Het daar aangekondigde traject beoogt een bestendige oplossing voor het probleem van margeconcurrentie en inkoopvoordelen te vinden en te realiseren.

De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

dr. A. Klink