Rouvoet neemt kinderrechten serieus
Minister Rouvoet van Jeugd en Gezin heeft bij het in ontvangst nemen van het eerste Nederlandse jaarbericht kinderrechten gezegd dat hij werk maakt van een betere naleving van de kinderrechten. Hij zei zich zorgen te maken over de 15 procent van de kinderen die in de gevarenzone verkeert of al in de problemen zit. Hij is geen voorstander van een aparte kinderombudsman, maar bekijkt of die functie kan worden ondergebracht bij een bestaand instituut.
Dames en heren,
Eerst wil mijn dank uitspreken voor de woorden van Jan-Pieter Kleijburg van Defence for Children International en Koos Mink van Unicef Nederland. Ik heb er met belangstelling naar hun boodschap geluisterd.
Vandaag neem ik hier het eerste Jaarbericht Kinderrechten in ontvangst. Ik neem het met gemengde gevoelens aan. Enerzijds betekent het dat ik weer meer informatie tot mijn beschikking krijg over de positie van kinderen in Nederland, anderzijds is het nooit leuk als er stevige noten worden gekraakt over onderdelen van het jeugdbeleid in Nederland.
Informatie is essentieel. We moeten weten hoe het ervoor staat. Zoals u weet neem ik zelf ook voortdurend stappen om meer informatie over kinderen te verzamelen.
Denkt u maar aan de Jeugdmonitor, waarmee vorig jaar een begin is gemaakt. Verder maken we ook dankbaar gebruik van de informatie uit het project ‘Kinderen in Tel’.
Op internationaal niveau houdt de VN, met name Unicef, zich bezig met kinderen en hun rechten.
Eind vorig jaar heb ik bij de VN-kindertop in New York een toespraak mogen houden, waarin ik aandacht heb gevraagd voor het belang van het naleven van de rechten van kinderen, in het bijzonder het recht op bescherming tegen geweld.
Wat mij opviel tijdens mijn bezoek aan de VS was dat bijvoorbeeld New York en diverse staten jaloers waren op Nederland, in het bijzonder in verband met de preventieve werking van onze jeugdgezondheidszorg. Daar scoort Nederland meer dan een voldoende.
Maar ook in Nederland zijn we er nog niet. Ook in ons land worden elk jaar naar schatting ruim 100.000 kinderen verwaarloosd, mishandeld of seksueel misbruikt. Dat is onacceptabel. Dat is een zorgelijke situatie die me diep raakt en waartegen ik als minister van Jeugd en Gezin meteen beleid op heb gezet. Doordat die cijfers nu zichtbaar zijn, kan ik het probleem nog beter aanpakken. En dat doe ik ook!
Ik wil kinderen beschermen tegen elke vorm van mishandeling. Zo staat het in het Internationaal Verdrag van de Rechten van het Kind. Een belangrijk middel om kindermishandeling te voorkomen is de landelijke invoering van het Actieplan Aanpak Kindermishandeling. De RAAK-methode. Hier verwacht ik de komende jaren veel van.
Een andere kritisch punt uit het Jaarrapport betreft de wachtlijsten in de jeugdzorg. Dat probleem is hardnekkig. Hoewel bij mijn aantreden leek of de wachtlijsten nagenoeg waren weggewerkt, steken ze helaas weer de kop op.
Ik heb onmiddellijk actie ondernomen en veel geld vrijgemaakt om dit ongewenste fenomeen te bestrijden. Verder probeer ik de bureaucratie, die mede oorzaak is van de problemen, terug te dringen. Maar ook door verdere professionalisering van het veld valt nog winst te boeken. Ten slotte moet de invoering van een nieuw financieringssysteem per 1 januari 2009 helpen bij het wegwerken van de wachtlijsten. En door de invoering van de Centra voor Jeugd en Gezin, worden heel wat problemen tijdig afgevangen. Die kinderen komen daardoor niet op een wachtlijst. We zijn op de goede weg, maar we zijn er nog niet. Het is niet alleen een kwestie van geld. We moeten zoeken naar de oorzaak van de groei naar jeugdzorg.
Ik wil dat aan het einde van deze kabinetsperiode het probleem van de wachtlijsten structureel is opgelost!
Dat kan ik natuurlijk niet alleen. Daarbij heb ik de onvoorwaardelijke inzet van alle betrokken partijen nodig. Zowel op de werkvloer als in de bestuurslagen.
Geachte aanwezigen,
In Nederland is de afgelopen jaren veel gebeurd op het vlak van kinderrechten. Ter illustratie wil ik wijzen op het 10-punten plan dat Defence for Children Nederland en Unicef Nederland in september 2006 hebben uitgebracht. Een lijst van 10 onderwerpen waarvan het kinderrechtencollectief vond dat er nog het een en ander aan te verbeteren viel in Nederland.
Ik ben die lijst nog maar eens langsgelopen. En tot mijn genoegen kon ik constateren dat er op nagenoeg alle punten verbeteringen zijn verwezenlijkt. De komst van een speciaal programmaministerie en een minister voor Jeugd en Gezin is natuurlijk een belangrijke ontwikkeling.
En verder: de invoering van de Centra voor Jeugd en Gezin, de eerder genoemde RAAK-aanpak, maatregelen om voortijdig schooluitval te voorkomen, samen met OCW, extra middelen om wachtlijsten in de jeugdzorg tegen te gaan, alsmede stappen om gesloten jeugdzorg aan te bieden om te voorkomen dat kinderen ten onrechte in justitiële jeugdinrichtingen terechtkomen. Daarvoor zijn vorige week de eerste 700 plaatsen beschikbaar gekomen. En eind 2010 moeten er 1400 plaatsen zijn.
Tien procent van de kinderen bevindt zich in de gevarenzone en vijf procent zit al in de problemen. Het spreekt voor zich dat de kinderen van die 15 procent en hun opvoeders mijn volle aandacht krijgen.
Met 85 procent van de kinderen hier gaat het gelukkig wel goed, zij groeien op in een beschermde en liefderijke omgeving. Uit het Unicef-rapport ‘Child Well-being in Rich Countries’ blijkt dat van alle OECD-lidstaten Nederland het hoogst scoort van allemaal als het gaat om het welzijn van kinderen.
Dames en heren,
Ik ben daarnet al ingegaan op enkele punten van kritiek die u in uw Jaarrapportage heeft geuit. Ik zal het hele verslag nog verder bestuderen.
Maar we zullen het niet op alle punten met elkaar eens worden.
Geachte aanwezigen,
Ik rond af met de vaststelling, dat we allen hier het beste voor hebben met kinderen en dat we in feite ook dezelfde uitgangspunten en principes hanteren. We willen dat alle kinderen alle kansen krijgen.
Onze verschillen liggen, volgens mij, in de nuance. Zo pleitte Koos Mink onder meer voor een kinderombudsman om toezicht te houden op de naleving van het IVRK in Nederland.
Morgen heb ik hierover een gesprek met PvdA-Kamerlid Arib. Zij werkt aan een initiatiefwetsontwerp over de instelling van een kinderombudsman. Eerder heb ik daarover in de Tweede Kamer gesproken.
Zelf ben ik geen voorstander van het oprichten van opnieuw een apart instituut. Daarom ben ik in gesprek met de nationale ombudsman om te kijken kinderrechten daar een eigen plek kunnen krijgen.
We zijn het erover eens dat er een spreekbuis voor kinderen nodig is en dat er toezicht op de naleving van de kinderrechten moet zijn. Wij zijn het dus eens over de functionaliteit en we bekijken of die functie in een bestaand instituut kan worden ondergebracht.
Dames en heren,
‘Alle kansen voor alle kinderen’ is voor mij geen loze kreet. En alle informatie die dit uitgangspunt ondersteunt, is meer dan welkom. Het is een aansporing met volle kracht verder te gaan. En kritische noten mogen ook worden gekraakt. Ik beschouw opbouwende kritiek immers als gratis advies.
Ik dank u wel daar voor.