Bijeenkomst 'Jeugdpoort' over jeugdzorg en onderwijs
Dames en heren,
Vorige week berichtten de media dat drugs gebruik onder jongeren, met name cocaïne en speed, schrikbarend toeneemt. Gebruikers worden steeds jonger, en bevinden zich met name op het platteland.
Hoe moeten we op zulke geluiden reageren?
-Zijn het weer de media, die alleen negatieve berichten over jongeren naar buiten brengen?
-Concluderen we dat onze jongeren steeds losbandiger en brutaler worden?
-Gaan we, zoals Martin Bril deed in De Volkskrant, nostalgisch terugdenken aan onze éigen tijd van sex, drugs and rock ’n roll?
-Wijten we het aan de organisatie van de verslavingszorg in Nederland?
Of denken we op zijn Rotterdáms: hánden uit de mouwen. En kijken wat we eraan kunnen doen.
Dat doet Sjef Czyzewski, van de Rotterdamse instelling voor verslavingszorg Bouman.
Hij wil zijn hulpverleners in poli’s op de school zetten. Gesprekken daarover zijn gaande met Leerpark Dordrecht.
Los van de specifieke inhoud van dit project: dat spreekt mij nou aan.
Oplossingen bedenken, waarbij jongeren volgens jou het meest gebaat zijn.
In dit geval op school, en in samenwerking met goeie, extra expertise. Die kant moeten we op in de Jeugdzorg in Nederland.
De wijze les die we van operatie Jong hebben geleerd, is dat we het kind de afgelopen jaren uit het oog zijn verloren.
Een beetje zoals in het verhaal van de blinden en de olifant.
Waarbij een dorp met louter blinden voor het eerst een olifant op bezoek krijgt. En vijf afgevaardigden het beest mogen betasten, om de rest te vertellen hoe een olifant eruit ziet.
De één voelt een poot, en zegt dat het beest de vorm heeft van een stevige pilaar.
De ander - die een oor te pakken heeft - vertelt dat een olifant eruit ziet als een stuk harig schuurpapier.
En dit gaat zo door, tot er ruzie ontstaat wie er nou gelijk heeft. Terwijl niemand ooit te weten komt hoe een olifant er in zijn geheel uit ziet.
Natuurlijk: iedereen - leraar of huisarts, bureau jeugdzorgmedewerker of politieagent - kijkt vanuit zijn eigen professie naar een kind.
Maar uiteindelijk hebben we het niet over zorgleerling, niet over een patiënt, of jeugdcrimineel.
We hebben het over één kind, met diverse problemen die in elkaar grijpen.
Voor de juiste aanpak moet er dus een totaalbeeld zijn. Dat betekent direct overleggen wat een kind op een bepaald moment het meeste nodig heeft.
Het kind centráál, betekent dus sámenwerken - óver grenzen heen.
Zoals het Koning Willem I college in Den Bos werkt.
Waar zorgleerlingen, als het in de klas niet meer gaat, een mentor krijgen die ze individueel begeleidt.
Leerlingbegeleiders, vertrouwenspersonen, schoolmaatschappelijk werker en schoolverpleegkundige staan klaar om te worden ingeschakeld.
Zo ga je uit van het kind.
Zo organiseer je de zorg daarom heen.
Zo breng je zorg naar jongeren toe, in plaats van jongeren naar de zorg.
En dat past bij de aanpak van dit Kabinet.
Iedereen moet mee kunnen doen, ook de jongeren die het tégenzit in het leven.
Dames en heren,
Ik ben ervan overtuigd: de samenwerking tussen onderwijs en andere partners uit de Jeugdzorg kan beter.
Maar we kijken vandaag niet terug.
We onderzoeken wanneer het wél lukt.
En over hoe het Kabinet dat wil bevorderen.
We gaan daar straks met elkaar over in gesprek.
Ik leid dat gesprek in aan de hand van drie stellingen.
Mijn eerste stelling luidt:
School is vindplaats én werkplaats: versterk de zorg rond de school
Zoals ik in mijn veiligheidsbrief aan de Tweede Kamer schrijf:
‘Als er één plek is waar maatschappelijke problemen elke dag binnenkomen, dan is het de school’.
Drugsgebruik, loverboyproblematiek, geweld, noem het allemaal maar op.
Maar ik kan niet genoeg benadrukken: de school kan niet in pak weg 26 uur per week goedmaken wat in 165 uur per week in het leven van een kind verkeerd gaat.
School is geen Haarlemmerolie. Kerntaak blijft goed onderwijs, zorgen dat kinderen weerbaar en wendbaar de arbeidsmarkt op komen.
En dat is ingewíkkeld genoeg.
Maar als er iets loos is met een kind, wordt dat door onderwijsgevers vaak wel als eerste opgevangen.
Scholen zijn dus een soort rookmelders. Maar rookmelder zijn betekent niet dat je alle branden kunt blussen.
Juist daarom is het van belang dat onderwijsgevers geflankeerd worden door andere zorgverleners - heel dicht bij de school.
In de zorgadviesteams gebeurt dat. In zo’n team zit onderwijs structureel aan tafel met Bureau Jeugdzorg, GGZ, maatschappelijk werk, politie, jeugdgezondheidszorg en leerplicht. Daar komen vragen aan de orde als:
Kunnen kinderen worden geholpen door een goede mentor, een remedial teacher of een rebound project?
Of is hulp nodig die buiten het onderwijs valt?
In de ZAT’s kan gekeken welke oplossing het beste voor een kind is, en wie het voortouw neemt.
De voorlopige resultaten van experimenten met ZAT’s op 21 scholen onderstrepen dat: voortijdig schoolverlaten neemt er af, problemen van jongeren worden sneller ontdekt, en er wordt sneller doorverwezen.
Op dit moment schuift nog niet iedereen structureel aan.
Vanwege tijd en capaciteit.
Dit Kabinet wil een einde maken aan die vrijblijvendheid.
Elke school een ZAT en de bezetting compleet is onze ambitie in 2011.
Daar investeren we in.
200 miljoen gaat naar onder meer het aantrekken van schoolmaatschappelijk werk, extra schoolartsen én training van docenten.
Ik noemde net al het voorbeeld van de GGZ-poli’s op school.
Ik ben een groot voorstander om hulpverleners van maatschappelijk werk en gezondheidszorg daadwerkelijk óp school te laten werken. Ook in het beroepsonderwijs.
Ervaring leert dat we jongeren heel gemakkelijk kwijtraken. als ze de zorg buiten de school moeten gaan zoeken. Soms lètterlijk: van het ene stadsdeel naar het ander.
Daarom moeten de CJG’s wat mij betreft hier ook naadloos op aansluiten.
Opnieuw geldt hier: we moeten het kind niet naar de zorg brengen, maar de zorg naar het kind.
School als vind- en werkplaats geldt ook voor veiligheid. Ook in dit geval komt de maatschappij de school binnen, maar kan de school het niet alleen.
Daarom gaan we werken met kwaliteitsteams veiligheid: een soort mobiele brigade die scholen langsgaan, een quickscan uitvoeren en scholen advies geven over verbetering van hun integrale veiligheidsbeleid.
En dat brengt mij op de volgende stelling:
‘Samenwerking over grenzen: geen keuze maar een plicht’
Helaas hoor ik nog te vaak dat partijen elkaar tegenwerken.
En ontbreekt vaak de regie. Dat moet veranderen. Samenwerking over grenzen heen is, wat mij betreft, geen keuze maar een plicht.
Eén van de partijen moet de eindverantwoordelijkheid op zich nemen. En zorgen voor adequate hulp.
Lukt dat niet, (vanwege tegenwerking door ouders of instellingen) dan moet de gemeente een stok achter de deur hebben.
Want elk kind dat verstoken blijft van goede hulp, is er één teveel.
Hoe we dat gaan doen, is nog onderwerp van gesprek in het Kabinet.
Maar dat er tempo gemaakt moet worden, is zeker.
Ook scholen krijgen wat mij betreft de ‘Duty to cooperate’.
Vanaf 2011 moet er voor elke jongere een passend onderwijsprogramma worden geregeld. Dat wordt wettelijk verplicht.
Of het nu gaat om een plek in de Succesklas, een verwijzing naar het praktijkonderwijs of een persoonlijke mentor op school: scholen moeten een plan maken dat kinderen de beste kans biedt om hun opleiding goed af te ronden. En daarvoor onderling samenwerken.
En dat brengt mij op de laatste stelling:
‘Privacy is goed, snelle en integrale hulp is beter
Ik noemde in het begin al het verhaal van de blinden en de olifant.
Dat verhaal ging in feite over het belang van kennis delen.
Klachten over gebrekkige samenwerking in de Jeugdketen gaan vaak samen met klachten over het elkaar niet goed en tijdig op de hoogte brengen.
Over het algemeen bestaan er nu nog teveel verschillende informatiesystemen naast elkaar.
Een ander probleem is dat niet alle partijen toegang krijgen tot dezelfde informatie.
Neem het elektronisch kinddossier. Dat is alleen toegankelijk voor de zorgsector. Maar is samenwerken over grenzen heen wel optimaal mogelijk, zonder dat ook onderwijs en justitie op een of andere manier hier toegang toe krijgen?
De Kamer heeft om verbreding gevraagd van het EKD, en Jeugd en gezin doet momenteel onderzoek naar de haalbaarheid daarvan.
Medio 2008 weten we meer.
Een mooi voorbeeld van kennisdelen is het digitale loket registratie van verzuim en voortijdig schoolverlaten.
De school meld zijn verzuimgegevens bij het loket beheerd door de IB Groep, dat vervolgens de RMC en Bureau Leerplicht op de hoogte stelt.
Dat scheelt scholen veel werk én levert betrouwbare gegevens voor de gemeente op.
Ook bij veiligheid komt er één systeem: we gaan scholen verplichten incidenten te registreren. Zo kunnen we veiligheidsrisico's tijdig opsporen en inschatten welke inzet nodig is van politie en jeugdzorg op school.
Dames en heren,
Voor zover mijn inleiding. Het wordt tijd dat we met elkaar in gesprek gaan.
Ik vat de drie stellingen nog eenmaal samen:
‘De school is belangrijkste vind- en werkplaats - dus versterk zorg rond de school’
’ Samenwerking over grenzen: geen keuze maar een plicht’
‘ Privacy is goed, snelle en integrale hulp is beter
Ik hoor nu graag hoe ú hierover denkt.