Tabaksingrediënten

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

VGP/ADT 2818445

8 januari 2008

In reactie op vragen van het lid Kant (SP) heb ik toegezegd uw Kamer nog voor het einde van het lopende kalenderjaar te zullen informeren over het toevoegen van (verslavende) ingrediënten aan tabaksproducten.

Op 17 oktober 2006 heeft mijn ambtsvoorganger dhr. Hoogervorst over dit onderwerp ook een brief naar uw Kamer gestuurd, eveneens naar aanleiding van vragen van mevrouw Kant. In deze brief neem ik de brief van ruim een jaar geleden, die u hier als bijlage 1 aantreft, als vertrekpunt. Per punt zal ik melden welke voortgang er sindsdien is geboekt.

Rechtszaak van de tabaksindustrie tegen de Staat

De rechtszaak loopt nog steeds, thans in hoger beroep bij het Gerechtshof Den Haag. Deze rechtszaak heeft als voornaamste inzet de de Regeling lijsten tabaksingrediënten (Stcrt. 2003, 79). Deze regeling is per 9 september 2007 ingetrokken en vervangen door de Regeling aanmelding en publicatie tabaksingrediënten 2007 (Stcrt. 2007, 173). Voortzetting van de rechtszaak is daarom weinig zinvol. Dit lijkt ook door de industrie te worden onderkend.

De Europese Commissie en de toepassing van de richtlijn

Op 27 november jl. heeft de Europese Commissie haar tweede verslag over de toepassing van de richtlijn 2001/37/EG gepubliceerd. Commissiedocument COM(2007) 754 definitief treft u als bijlage 2 bij deze brief aan. Met betrekking tot het onderwerp tabaksingrediënten zijn vooral de artikelen 6 en 12 van belang, en in mindere mate ook 13.

Artikel 6 van de richtlijn behelst een rapportageverplichting voor de tabaksindustrie inzake tabaksingrediënten. In de brief van 17 oktober 2006 werd gemeld dat in EU-verband werd gewerkt aan uniform rapportagesysteem voor alle lidstaten.
In het jongste verslag van de Commissie staat dat deze werkzaamheden inmiddels hebben geresulteerd in de Practical Guide “Reporting on tobacco ingredients” die op 31 mei jl. op de website van de Europese Commissie (DG SANCO) is gepubliceerd. Het betreft hier geen juridisch bindend document – hiervoor biedt de huidige richtlijn geen basis – maar een richtsnoer (handleiding). Samen met enkele andere lidstaten en de Commissie heeft Nederland een belangrijke bijdrage geleverd aan de totstandkoming van de Practical Guide. Deze komt in belangrijke mate en op cruciale onderdelen overeen met de inmiddels ingetrokken Regeling lijsten tabaksingrediënten.

Met de hierboven genoemde Regeling aanmelding en publicatie tabaksingrediënten 2007 (bijlage 3) heb ik de Practical Guide in de nationale regelgeving overgenomen. Nederland heeft er dus voor gekozen de Practical Guide intergraal over te nemen en verplicht te stellen voor de industrie.

Artikel 12 van de richtlijn verzoekt de Commissie om uiterlijk op 31 december 2004 ‘een voorstel voor een gemeenschappelijke lijst van voor tabaksproducten toegestane ingrediënten in te dienen, onder meer rekening houdend met gevaar van afhankelijkheid’. Net als in haar eerste verslag deelt de Commissie ook in haar tweede verslag mee dat op dit terrein slechts beperkte voortgang is geboekt. Het verslag spreekt verder voor zich.

Tot slot

Op dit moment is het nog te vroeg om definitieve uitspraken te doen over de naleving van de nieuwe Regeling door de industrie, maar mijn eerste indruk is zeker niet negatief. Het lijkt de goede kant uit te gaan.

Voorts kan worden vastgesteld dat daadwerkelijke regulering van ingrediënten in tabaksproducten vooralsnog niet binnen handbereik ligt. De afgelopen jaren is de meeste energie gaan zitten in de dataverzameling en de rechtszaak met de industrie. Ik vertrouw erop dat we deze fase op niet al te lange termijn kunnen afsluiten.

In lijn met de Practical Guide wordt in de nieuwe Regeling aan fabrikanten gevraagd of een bepaald ingrediënt verslavende eigenschappen heeft, dan wel afhankelijkheid bevordert (Bijlage I, tabel 2, kolom 20).
In haar twee verslag meldt de Commissie dat zij haar eigen Joint Research Centre opdracht heeft gegeven om een en ander verder te bestuderen. Via het RIVM speelt Nederland hierbij een rol, evenals bij parallelle samenwerkingsverbanden in het kader van de WHO Framework Convention on Tobacco Control (FCTC).

Duidelijk is dat deze vorm van productregulering een zaak van lange(re) adem is en bij uitstek in internationaal verband tot stand dient te komen. Derhalve geef ik er vooralsnog niet de voorkeur aan om, gebruik makend van artikel 13 van de richtlijn, in nationaal verband over te gaan tot regulering van ingrediënten in tabaksproducten.

De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

dr. A. Klink