Wat is rechtspraak?
Geachte heer Hofhuis, dames en heren,
Dank voor de gelegenheid hier te mogen spreken over de kwaliteit van rechtspraak. Het is een onderwerp dat mij bijzonder ter harte gaat. Niet alleen als minister van Justitie, maar ook door mijn eerdere ervaringen als rechtsprekend lid van de Raad van State. In die functie heb ik gedurende enige tijd de presidentenvergaderingen bijgewoond en bij die gelegenheden heb ik u, mijnheer Hofhuis, leren kennen als iemand die sterk bij de inhoud van het rechterlijke werk is betrokken.
Dit symposium wordt gehouden ter gelegenheid van uw afscheid als rechtbankpresident en heeft als thema de kwaliteit van de rechtspraak. Het is niet moeilijk die twee aspecten met elkaar te verbinden. Ik noem enkele voorbeelden waaruit moge blijken hoe u aan die kwaliteit bijdraagt.
Als eerste het feit dat u samen met de heer Hermans de kernredactie vormt van het tijdschrift TREMA dat een belangrijk podium is voor discussies over het rechterlijke werk. Heel geslaagd vind ik het ABC van de kwaliteit van de rechtspraak, een serie bijdragen waarvan de beginletter telkens correspondeert met de eerste letter van de achternaam van de auteur. Het laat ons na twee jaar zien welke uiteenlopende kwaliteitsaspecten verbonden zijn met goede rechtspraak.
Een tweede voorbeeld. Volgens de reglementen bent als bestuurder medeverantwoordelijk voor de behandeling van klachten. Dat betreft zaken als de bejegening door de rechter, de fysieke toegankelijkheid van de rechtbank of een administratieve slordigheid. U hebt er uitdrukkelijk voor gekozen de klachtenbehandeling niet uit te besteden aan een externe commissie. U doet dit zelf omdat u wilt dat ze bij u serieus gehoor vinden en ook omdat u langs deze lijn voeling wilt houden met wat er omgaat bij de rechtbank. In ongeveer een kwart van de gevallen nodigt u de klager uit voor een gesprek.
Maar u hebt nog een reden om hier op te treden als “doe-het-zelver” en dat is de informatie die u hiermee verzamelt. Die geeft u de mogelijkheid te sturen op de kwaliteit van het rechterlijke werk en de gerechtelijke dienstverlening.
Een derde voorbeeld. Onder uw voorzitterschap is mij precies een maand geleden advies uitgebracht over de uitbreiding van de competentie van de kantonrechter. Aan het advies is, zo blijkt, een gedegen consultatieronde voorafgegaan. De titel van het rapport geeft de keuze al aan: ruim baan voor de burger. Een keuze die ik waardeer, vooral ook omdat de civiele sector kennelijk bereid is de ingrijpende de consequenties hiervan te aanvaarden.
Op mijn departement zijn we het advies aan het bestuderen. Ik beloof u en de overige hier aanwezigen spoedig een uitvoeriger standpunt in dezen.
Verder wil ik niet onvermeld laten dat er momenteel bij uw rechtbank een documentaire wordt gemaakt over het rechter-commissariaat. Uitzending van deze documentaire zal straks de transparantie van het rechterlijke apparaat kunnen vergroten en hopelijk ook het imago van de rechter-commissaris wat opvijzelen. Want dat kan best een steuntje in de rug gebruiken.
Dames en heren,
Uit diverse rapporten van de Raad voor de rechtspraak en uit artikelen in juridische tijdschriften, spreekt de noodzaak van - opnieuw - meer aandacht en ruimte voor de inhoudelijke kwaliteit van het rechterlijke werk.
De afgelopen tien jaar is veel energie gestoken in een grootscheepse modernisering van de rechtspraak als organisatie. Het startpunt was het advies van de commissie Leemhuis dat leidde tot de invoering van een stelsel van gerechtsbesturen met integrale managementverantwoordelijkheid en tot de instelling van de Raad voor de rechtspraak. Onlangs heeft de commissie Deetman de modernisering geëvalueerd en daarover gerapporteerd onder de titel: ‘rechtspraak is kwaliteit’.
Tien jaar geleden was het voor veel leden van de rechterlijke macht allerminst vanzelfsprekend dat snelheid een wezenlijk aspect van rechterlijke kwaliteit is. Daar is verandering in gekomen en dat is winst.
Winst is ook dat de kwaliteit van het rechterlijke werk meer inzichtelijk is gemaakt met behulp van meetsystemen. De Raad voor de rechtspraak heeft dat zeer gestimuleerd. We weten nu meer over hoe betrokkenen de rechtspraak ervaren en hierover oordelen. Gerechtsbesturen gebruiken die informatie al om - waar mogelijk - te sturen op kwaliteitsverbetering.
Na al deze activiteiten op het terrein van organisatorische kwaliteit, horen we de laatste tijd steeds vaker dat het tijd wordt te investeren in de inhoud van het rechterlijke werk. Twee factoren hebben hieraan bijgedragen. De eerste is dat de huidige bekostigingssystematiek heeft geleid tot een wellicht wat te eenzijdige bestuurlijke oriëntatie op productieverhoging en het wegwerken van achterstanden. De tweede is de Schiedammer Parkmoordzaak en de maatschappelijke commotie daaromheen. Die hebben de rechtspraak ruw wakker geschud. Als lid van de presidentenvergadering heb ik dit van dichtbij meegemaakt.
Inmiddels ligt er een ambitieus programma, gericht op de versterking van die inhoudelijke kwaliteit. Ik noem enkele onderdelen daarvan:
- versterking van het rechter- en raadsheer-commissariaat door capaciteitsuitbreiding, door gericht personeels- en opleidingsbeleid, en door versterking van het kabinet rechter-commissaris;
- verdere structurering van zelfreflectie en van het leren van hoger beroep en cassatie;
- het stimuleren van het delen van kennis door middel van IT-systemen en netwerken; en
- verbetering van de bejegening met trainingen en intervisie.
Een van de activiteiten is ook de verbetering van de motivering van vonnissen in strafzaken, waarbij ik iets langer wil stilstaan.
Twee weken geleden heeft de rechtspraak in een bijeenkomst in de Nieuwe Kerk de afronding van het project PROMIS gemarkeerd en het officiële startschot gelost voor de landelijke invoering van de zogeheten PROMIS-werkwijze in meervoudige strafzaken. Dat houdt onder meer in dat de strafrechter ermee kan volstaan om in het vonnis samenvattingen van bewijsmiddelen te geven, met verwijzingen naar het dossier. Dat spaart werk en vergroot de leesbaarheid van het vonnis. De Hoge Raad heeft inmiddels in twee zaken de op deze wijze uitgewerkte vonnissen aanvaard.
Verder zorgt PROMIS ervoor dat de rechter in het vonnis uiteenzet hoe hij de belastende en/of ontlastende bewijsmiddelen waardeert en hoe hij tot zijn beslissing is gekomen. Daarmee legt de rechter zichzelf een motiveringsplicht op die een stap verder gaat dan wat de wetgever hem opdraagt, namelijk zijn zienswijze te motiveren ingeval deze afwijkt van de door de verdachte dan wel door de officier van justitie uitdrukkelijk onderbouwde standpunten.
Dames en heren,
Ik waardeer de inzet van de rechtspraak om zijn inhoudelijke kwaliteit te versterken. Het gaat om een kwaliteitsimpuls die alle sectoren aangaat maar die zich naar mijn beleving toch vooral toespitst op de strafrechtspraak.
Graag wil ik mijn bijdrage vandaag de vraag naar wat goede strafrechtspraak is plaatsen in het bredere perspectief van de strafrechtsketen.
Zoals gezegd ontplooit de rechtspraak belangrijke initiatieven om het werk inhoudelijk te versterken. Wat ik hierbij een beetje mis is de erkenning van de strafrechters dat het succes dat ze met hun kwaliteitsimpuls hopen te bereiken, sterk afhankelijk zal zijn van de kwaliteitsinitiatieven aan de voorkant van de strafrechtsketen. Ik denk zelfs dat de opbrengst van het rechterlijke kwaliteitsstreven van betrekkelijke betekenis zal blijken, als ook niet wordt gewerkt aan verbetering van hetgeen aan de strafrechter wordt voorgelegd en/of geadviseerd.
En er zijn aan die voorkant van de keten een aantal belangrijke ontwikkelingen gaande. Ten eerste de gestage vorderingen in het kader van het programma versterking opsporing en vervolging. De politie is bezig het recherchewerk nog verder te professionaliseren. Er is nu extra aandacht voor het veiligstellen van sporen en van de plaats delict, vaardigheden waarvoor de politie onder meer in de leer is in het Nederlands Forensisch Instituut. Verder zal naar verwachting de kwaliteit van het proces-verbaal verbeteren door striktere toepassing van aanvaarde verhoortechnieken, door auditieve registratie en door aanwezigheid van de advocaat bij het verhoor.
Deze professionelere opsporing zal met zich meebrengen dat de officier van justitie meer afstand kan nemen van het opsporingsonderzoek, waardoor hij zijn professionele rol bij de vervolging meer accent kan geven. Er zijn al enkele strafrechtelijke onderzoeken aan een herbeoordeling onderworpen. Verder begint ook de organisatie van tegenspraak van de grond te komen, onder meer bij voorgenomen vervolgingsbeslissingen.
Winstverwachtingen zijn er ook ten aanzien van de deskundige in het strafproces. Er ligt nu een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer om de eisen waaraan deze moet voldoen, aan te scherpen. De benoeming van vaste gerechtelijke deskundigen geldt straks voor een termijn van vier jaar. Dat maakt periodieke controle mogelijk op bekwaamheid en betrouwbaarheid. Er is bovendien een deskundigenregister in de maak.
Ik voeg hier overigens meteen aan toe dat ook de rechtspraak werkt aan een betere manier van rapporteren door deskundigen aan de rechter. Een voorbeeld is de werkgroep die zich buigt over betere rapportage door TBS-instellingen in verlengingszaken.
De strafrechter moet dus de zaken goed krijgen voorgelegd. Maar ook de goede zaken. Wat meer precies: de rechter moet niet te veel werk stoppen in zaken waarin zijn rol van beperkte toegevoegde waarde is. De invoering van de strafbeschikking kan daarbij helpen. De rechter krijgt dan geen zaken meer voorgelegd, enkel omdat de verdachte de hem aangeboden transactie niet heeft betaald. De rechter speelt daarmee tijd vrij om kwaliteit te leggen in de zaken waarbij zijn interventie er wezenlijk toe doet.
Dames en heren ik ga afronden,
Prof.mr. J.M. Barendrecht heeft in het juninummer van TREMA met een aantal plagerige stellingen een aanzet willen geven voor een meer pragmatische en maatschappelijke geëngageerde discussie over de vraag: ‘wat is goede rechtspraak’. Hij vraagt zich onder meer af of de rechter wel genoeg om zich heenkijkt. Het kwaliteitsbegrip binnen de rechtspraak mag van hem wel een iets ruimere betekenis krijgen, waarbij zaken als de maatschappelijke positie van de rechter en het maatschappelijke nut van zijn werk wat meer aandacht zouden mogen krijgen. Ik kan me er wel in vinden om de vraag wat goede rechtspraak is, in deze bredere context te plaatsen.
Maar met één veronderstelling van Barendrecht ben ik het niet eens, namelijk dat rechters zo weinig met elkaar zouden spreken over de kwaliteit van hun werk. Volgens mij doen ze dat nu juist vaak. De laatste tijd zelfs zo vaak dat de buitenwereld hier iets achter zou kunnen zoeken. Dat risico moeten we vermijden. Voorkomen moet worden dat het streven naar het betere de vijand van het goede wordt.
Dank u voor uw aandacht.