Antwoorden op kamervragen van Agema over Brandveiligheid in ziekenhuizen en de zorginstellingen

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DLZ-K-U-2816191

20 december 2007

Antwoorden van minister Klink en mede namens de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, op kamervragen van het Kamerlid Agema over Brandveiligheid in ziekenhuizen en de zorginstellingen (2070805160).

Vraag 1
Bent u bekend met het bericht “Ziekenhuizen verre van brandveilig”.

Antwoord 1
Ja

Vraag 2
Klopt het dat er te weinig kennis van zaken is bij ziekenhuizen en zorginstellingen, waardoor brandgevaarlijke situaties onvoldoende worden onderkend?. Zo ja, hoe gaat u bewerkstelligen dat dit wel voldoende is.

Antwoord 2
Uit een door mij gevraagde rapportage over de brandveiligheid in de zorgsector komt naar voren dat er zorginstellingen zijn die serieus werk maken van het aspect brandveiligheid, waarbij het bewustzijn groot is en die voldoen aan de huidige brandveiligheidseisen. Maar er zijn ook zorginstellingen waarbij dat niet het geval is. Het gaat dan om zorginstellingen die het brandveiligheidsniveau nog niet hebben afgestemd op de in het Bouwbesluit 2003 gestelde eisen, waar twijfels bestaan over de snelle beschikbaarheid van de bedrijfs-hulpverlening en de kwaliteit daarvan. Ook blijkt dat een behoorlijk aantal instellingen de op grond van de Arbowet verplichte risicoinventarisatie en evaluatie nog niet op orde hebben. Juist deze organisatorische aspecten, zoals blijkt uit de rapporten over de Schipholbrand en de brand in het Twenteborg ziekenhuis, zijn van zeer groot belang.
Deze rapportage, die door het College Bouw Zorginstellingen (CBZ) is opgesteld, is op 5 april 2007 (TK 2006-2007, 26956, nr. 48) aan de Tweede Kamer gezonden.

De primaire verantwoordelijkheid voor het verbeteren van de brandveiligheid in de zorg ligt bij het bestuur van de instelling. Mijn ambtsvoorganger heeft daarom op 21 december 2006 een circulaire uitgebracht aan de voorzitters van de Raden van Toezicht en Raden van Bestuur van (jeugd)zorginstelling en schippersinternaten waarin expliciet is aangegeven, dat de zorgaanbieder primair verantwoordelijk is voor een brandveilig gebruik van zijn voorziening(en) en voor de veiligheid van de bij hem in zorg zijnde cliënten en geacht wordt hiervoor adequate maatregelen te treffen. Een afschrift van deze circulaire was eveneens bijgevoegd bij het hiervoor genoemde kamerstuk.

Wat betreft het naleven van de bouw- en gebruikersvoorschriften hebben de gemeenten een toezichthoudende rol. De Vrom-Inspectie ziet (als tweede lijn) weer toe op de gemeenten. Voor het ander aspect, het hebben van een adequate bedrijfshulpverlening, heeft de Arbeidsinspectie een toezichthoudende rol.

Hoewel ik niet direct verantwoordelijk ben vind ik een brandveilige omgeving in de zorg erg belangrijk. Daarom zal ik in samenhang met het actieprogramma Brandveiligheid (TK 2006-2007, 26956, nr. 46) van de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer de zorginstellingen zoveel mogelijk ondersteunen bij de invulling van deze verantwoordelijkheid.
Mijn bijdrage richt zich dan vooral op het vergroten van het brandveiligheidsbewustzijn van de gebouweneigenaren en de gebruikers daarvan en het laten ontwikkelen van pasklare instrumenten die de instellingen kunnen gebruiken om hun brandveiligheid te vergroten.
Over deze vervolgstappen heb ik de Tweede Kamer onlangs bericht (TK 2007-2008, 26956, nr. 53).

Op een later moment zal ik een vervolgmonitor laten opstellen om zicht te houden op de situatie rond brandveiligheid in de zorginstellingen. Op basis hiervan kan ik besluiten of extra vervolgactiviteiten noodzakelijk zijn.