Presentatie Nota Arbeidsvoorwaardenbeleid 2008
Speech minister M.J.A van der Hoeven, bij de presentatie van de Nota Arbeidsvoorwaardenbeleid 2008 van de Reformatorische Maatschappelijke Unie, Den Haag, 18 december 2007.
Dames en heren,
Allereerst wil ik de heer Schalk hartelijk danken voor dit exemplaar van “Geïnspireerd aan de slag,” de kijk van de Reformatorisch Maatschappelijk Unie op het arbeidsvoorwaardenbeleid voor volgend jaar. Ik heb natuurlijk nog nauwelijks de gelegenheid gehad om de nota diepgaand te bestuderen. Maar ik begrijp dat het om een gedegen werkstuk gaat, een stuk dat de problematiek rond de arbeidsvoorwaarden vanuit een heel eigen invalshoek benadert. Zo legt u, veel meer dan andere sociale partners, heel sterk de nadruk op waarden en normen, waarbij de Tien Geboden u tot ijkpunt dienen.
Dat specifieke karakter van uw nota – dat natuurlijk voortvloeit uit de door uw organisatie gekoesterde Reformatorische opvattingen – betekent echter niet dat u een aantal bredere issues op het gebied van de arbeidsvoorwaarden uit de weg gaat. Ik wil vanochtend op de volgende onderwerpen wat dieper ingaan: de arbeidsparticipatie, de relatie tussen de loonontwikkeling en de conjunctuur en maatwerk in de arbeidsvoorwaarden.
Dames en heren!
Het gaat goed met de Nederlandse economie. De economische groei is hoog. De werkloosheid bedraagt 4,5 procent en nadert volgend jaar de historisch lage niveaus van rond de eeuwwisseling.
Juist nu de vooruitzichten goed zijn, is het verstandig er voor te zorgen dat we de arbeidsvoorwaarden in ons land toekomstbestendig maken. Want de bomen zullen niet tot in de hemel groeien. U weet dat de economie zich cyclisch gedraagt – na vette jaren volgen er magere. De Nederlandse arbeidsmarkt zal zich aan dergelijke veranderende omstandigheden moeten kunnen aanpassen.
Eén van de manieren om welvaart en welzijn ook voor de toekomst veilig te stellen is een hogere arbeidsparticipatie. Alleen dan blijven collectieve voorzieningen zoals een goede gezondheidszorg, de AOW en goed onderwijs betaalbaar.
Ik verklap u geen geheim als ik zeg dat Nederland zucht onder een tekort aan werknemers. Het aantal openstaande vacatures is groter dan ooit.
Dat tekort aan werknemers zal de eerstvolgende decennia onder invloed van de vergrijzing aanhouden. De vraag is: hoe kunnen we dat tekort opvangen, zodat de economie op lange termijn blijft groeien?
De arbeidsparticipatie moet omhoog – van 72 procent nu tot 80 procent in 2016. Dat hebben de sociale partners gezamenlijk in de SER vastgesteld. Het kabinet wil een substantieel deel van deze opgave binnen deze regeerperiode verwezenlijkt zien.
Een van de manieren om de arbeidsparticipatie te verhogen is het inschakelen van meer mensen. Zoals ook u in uw nota constateert staan er nog steeds grote groepen mensen langs de kant: u noemt werkelozen, jonggehandicapten, arbeidsgehandicapten en bijstandsgerechtigden. Ik ben het helemaal met u eens dat we deze mensen hard nodig hebben op onze overspannen arbeidsmarkt. Voor deze groep, die nu nog op grote afstand van de arbeidsmarkt staat, mikt het kabinet op 200.000 banen.
Andere doelgroepen zijn ouderen en vrouwen. Daar is volgens mij nog een wereld te winnen. Omwille van de tijd beperk ik me vandaag tot de arbeidsdeelname van vrouwen. Die moet flink omhoog. Nu weet ik dat veel vrouwen een voorkeur hebben voor deeltijdbanen. Die wens respecteer ik, maar ik ben er van overtuigd dat kleine deeltijdbanen groter kunnen worden als er voldoende mogelijkheden zijn om werk en zorg te combineren. Aan de opdracht om de participatie naar 80 procent te tillen kan ook worden voldaan als alle deeltijdwerkers in Nederland vijf uur extra per week gaan werken.
Het deed me overigens genoegen in de nota te lezen dat ook de RMU vrouwen aanspoort om hun talenten aan te wenden.
Dames en heren!
Meer mensen aan het werk zetten en deeltijdbanen uitbouwen – dat is één. Een tweede manier om het tekort aan menskracht te verminderen is een verlenging van de voltijd werkweek. Nederlandse voltijders werken per jaar minder uren dan gemiddeld in de EU. In uw eigen nota staat dat full-time werkende Nederlanders gemiddeld de kortste werkweek van Europa hebben. Berekeningen laten zien dat we de participatiedoelstelling voor 2016 in één klap kunnen halen als iedere werknemer anderhalf uur per week langer zou werken.
Let wel: ik pleit hier niet voor herinvoering van de verplichte zesdaagse werkweek, of voor welke plicht dan ook om langer te werken. Het gaat me erom dat de sociale partners mogelijkheden scheppen om langere werkweken dan de gebruikelijke 36 of 38 uur af te spreken.
In sommige sectoren zijn hierover al afspraken gemaakt. Maar ik besef ook dat dat op veel plekken een omslag in het denken vereist. Arbeidstijdverkorting zit daar immers al een kwart eeuw ingebakken. In de jaren ’80 werd de massawerkeloosheid bestreden met een combinatie van loonmatiging en een 38-urige werkweek. De 36-urige werkweek werd in een deel van de economie ingevoerd nadat de werkeloosheid in de eerste helft van de jaren ’90 weer snel opliep.
Nu massale werkeloosheid onder invloed van de vergrijzing steeds onwaarschijnlijker wordt, is de tijd daar om de heilige koe van de arbeidstijdverkorting overboord te zetten en met open vizier na te denken over verlenging van de werkweek. Het doet me deugd in uw nota te lezen dat de RMU openstaat voor een gesprek over verlenging van de arbeidsduur. U doet ook een suggestie: bied de mogelijkheid om op atv-dagen te werken en betaal die gewoon uit. Een dergelijke afspraak is al gemaakt in de CAO voor de metaal- en electrotechnische industrie. Een voorbeeld dat navolging verdient!
U zegt: laat de overheid, als werkgever met een 36-urige werkweek, dan maar het goede voorbeeld geven. Terecht – en we doen dat ook. Zo zijn de belemmeringen om langer dan 36 uur per week te werken uit de CAO’s voor rijksambtenaren gehaald. Dat is een eerste stap. Ik kan me ook heel goed voorstellen dat we verder gaan en bij het aanbieden van banen bij de overheid uitgaan van een standaardwerkweek van 40 uur. Ambtenaren kunnen dan zelf het initiatief nemen om 36 of 38 uur te werken – uiteraard met het bij die kortere werktijd behorende salaris. Ik verwacht dat zulk overheidsbeleid een uitstralingseffect heeft op andere sectoren.
Meer mensen langer aan het werk: dat zijn twee belangrijke kanten van de zaak. Een andere is scholing. Goed opgeleide mensen hebben nu eenmaal betere kansen op de arbeidsmarkt. Het zou goed zijn als de commissie die zich de komende maanden over arbeidsmarktvraagstukken gaat buigen de scholingskwestie meeneemt in haar overwegingen.
Dames en heren!
In de komende decennia blijft de arbeidsmarkt dus krap. Dat neemt echter niet weg dat de invloed van de conjunctuur een blijvende is. Ik had het zonet al over de vette en de magere jaren.
De omstandigheden zijn nu florissant, en dat gaat vanzelfsprekend gepaard met een oplopende loonstijging. Het Centraal Planbureau voorspelt voor 2008 een stijging van de loonkosten met 4,25 procent. Het is overigens niet meer dan terecht dat werknemers profiteren van het gunstige tij. Zij leveren tenslotte een cruciale bijdrage aan de prestaties van het Nederlandse bedrijfsleven.
Maar op een gegeven moment zal de conjunctuur omslaan. Volgens de december-ramingen van het Centraal Planbureau zakt de groei volgend jaar terug van 3 naar 2 ¼ procent. Voor de marktsector is de verwachting dat de groei zelfs halveert: van 4 naar 2 procent.
Herinnert u zich nog de laatste periode van laagconjunctuur? Terwijl veel mensen nog met het hoofd in de wolken liepen sloeg de conjunctuur halverwege 2000 om. In twee jaar tijd zakte de economische groei in: van 4 naar 0 procent per jaar. Het gevolg: de werkeloosheid verdubbelde. Daarna duurde het nog 2 ½ jaar voordat er sprake was van matiging van de loonkosten. Pas in 2005 maakten de totale loonkosten pas op de plaats. Mede door die trage reactie ging de vorige recessie gepaard met een stevige verslechtering van onze concurrentiepositie.
Daarom pleit ik ervoor de conjunctuur in 2008 nauwlettend te volgen. Het is zaak de loonkosten te matigen zodra de conjunctuuromslag zich voordoet en niet te wachten tot de werkeloosheid stijgt. Zo kunnen we de daling van de economische groei afremmen en de verslechterende omstandigheden op de arbeidsmarkt tegengaan. Het verheugt mij dat u in uw nota hetzelfde signaal afgeeft.
Dames en heren!
Tot slot nog dit. Conjunctuuromslagen doen zich niet overal op hetzelfde moment voor. Zo floreert de bouw op dit moment, terwijl de economische groei in industriële sectoren als de metaalindustrie al is ingezakt.
Daarom breek ik een lans voor een systeem van arbeidsvoorwaarden dat rekening houdt met de specifieke ontwikkelingen in branches en individuele ondernemingen. Maatwerk dus, iets waar de RMU ook voor pleit.
Ik constateer met vreugde dat er de laatste jaren zogenaamde “gelaagde” bedrijfstak-CAO’s zijn afgesloten. Die bieden bedrijven meer mogelijkheden om eigen keuzes te maken op het gebied van de arbeidsvoorwaarden.
In sommige CAO’s betreft die keuzevrijheid ook de twee kernpunten: arbeidstijden en beloning. Het gaat dan om resultaatsafhankelijke beloningssystemen en/of de keuzemogelijkheid tussen atv-dagen of geld. Maar dit soort afspraken zien we nog lang niet in alle CAO’s. Mijn vraag aan u en andere sociale partners is om te overwegen om in meer CAO’s keuzevrijheid te bieden op deze bepalende arbeidsvoorwaarden. Dat komt het aanpassingsvermogen van het bedrijfsleven ten goede en speelt in op individuele wensen van werknemers.
U geeft als Reformatorische Maatschappelijke Unie met uw nota een zinvolle voorzet voor de broodnodige aanpassingen in het arbeidsvoorwaardenbeleid. Ik hoop en verwacht dat de andere sociale partners zich door uw visie zullen laten inspireren.
Ik dank u voor uw aandacht.
-slot-