Openbaarmaking topinkomens in de publieke en semi-publieke sector
In 2006 waren er 1.115 mensen in de publieke en semi-publieke sector die meer verdienden dan het gemiddelde belastbare jaarloon van een minister (171.000 euro in 2006). Gemiddeld verdienden zij 202.957 euro. Daarnaast waren er 259 mensen die in 2006 een ontslagvergoeding kregen waardoor zij boven het jaarloon van een minister uitkwamen. In totaal gaat het om 1.374 functionarissen, werkzaam bij 384 verschillende organisaties. Ten opzichte van vorig jaar is sprake van een daling van het aantal mensen met een hoger inkomen dan de minister. Dit wordt met name veroorzaakt door de daling van het aantal meldingen vanwege een ontslagvergoeding.
Dit blijkt uit het overzicht over topinkomens bij instellingen die worden gefinancierd uit publieke middelen, die minister Ter Horst naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. Het is de tweede keer dat de minister van BZK een overzicht op basis van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (WOPT) naar de Kamer stuurt.
De bewindspersonen van Volksgezondheid, Welzijn en Sport stuurden al drie keer eerder een analyse naar de Tweede Kamer over de inkomens van bestuurders en toezichthouders van de zorginstellingen aan de hand van jaarverslagen van de zorginstellingen. Deze analyse van VWS is nu bij de WOPT-rapportage gevoegd. Die twee zijn nu samen in één brief aan de Tweede Kamer aangeboden door de minister van BZK mede namens de bewindslieden van VWS.
Uit de VWS-analyse blijkt dat tweederde van de bestuurders van zorginstellingen in 2006 minder dan 150.000 euro verdiende (ongeveer 865 bestuurders). In het derde deel dat meer verdiende, verdiende ongeveer 7 procent van het totaal (ongeveer 50 bestuurders) meer dan 200.000 euro.
De in 2006 van kracht geworden salarisadviesregeling van de toezichthouders stelt een lagere norm dan gebruikelijk was in de zorginstellingen. De bestaande salarissen worden niet door de nieuwe norm geraakt. Het valt te merken in het beeld uit de jaarverslagen dat die norm nog geen gemeengoed in de praktijk is.
De gemiddelde loonstijging van de bestuurders van zorginstellingen was in 2006 4,4 procent.
De openbaarmaking van topinkomens past binnen het kabinetsbeleid voor de topinkomens in de publieke en semi-publieke sector (hier werken in totaal circa 2,1 miljoen mensen). Voor de publieke sector heeft het kabinet in september 2007 besloten om stapsgewijs toe te werken naar een samenhangend loongebouw, waarin niemand meer verdient dan een minister en het salaris van de minister-president het hoogste is. De wetsvoorstellen hiervoor liggen nu bij de Tweede Kamer.
Voor de semipublieke sector heeft de commissie-Dijkstal in september 2007 een advies uitgebracht, waarin wordt gepleit voor een gedifferentieerde aanpak. Het kabinet zal hierover in 2008 zijn standpunt bepalen.
Naar aanleiding van het aantal ontslagvergoedingen in de WOPT-rapportage over 2005 wordt in opdracht van de commissie-Dijkstal een onderzoek uitgevoerd naar de aard van deze vergoedingen. De commissie zal over normering hiervan in 2008 advies uitbrengen aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De commissie-Dijkstal voert ook een evaluatie uit van de WOPT die in 2008 gereed zal zijn.
Naar aanleiding van de publicatie van de Wopt-gegevens over 2006 is gebleken dat een aantal organisaties in de zorg een foutieve opgave heeft gedaan waardoor zij met te hoge bedragen danwel ten onrechte op de Woptlijst vermeld stonden. Het betreft hier Florence zorggroep en Delta psychiatrisch centrum (ontslagvergoeding dubbel opgegeven) en Thuiszorg Diensten Centrale (TDC) (typefout bij opgave). TDC is van de Woptlijst verwijderd aangezien het correcte bedrag lager is dan 171.000 euro.
Documenten
-
Overzicht van topinkomens bij instellingen die worden gefinancierd uit publieke middelen
Rapportage van publiek gefinancierde topinkomens conform de Wet Openbaarmaking uit Publieke middelen gefinancierde Topinkomens...
-
Aanbiedingsbrief aan de Tweede Kamer bij het overzicht van topinkomens bij instellingen gefinancierd uit publieke middelen