Akkoord over wijnhervorming: Nederland mag suiker blijven toevoegen aan wijn
Vandaag hebben de Europese landbouwministers een akkoord bereikt over de hervorming van het Europees wijnbeleid. De hervorming moet leiden tot een internationaal goed concurrerende wijnsector waarbij kwaliteit voorop staat. Wijnproducerende landen kunnen het geld dat nu naar distillatie en exportsubsidies gaat, inzetten voor onder andere het rooien van onrendabele wijngaarden en maatregelen om de concurrentiekracht van de sector te versterken. Handelsverstorende marktmaatregelen, zoals exportsubsidies, worden geleidelijk afgeschaft.
Noord- en oost-Europese wijnboeren mogen suiker blijven gebruiken voor het produceren van wijn. Omdat de zon in Nederland niet altijd genoeg schijnt, zijn er jaren dat er te weinig natuurlijke suikers in de druiven zitten. Daardoor ontstaat bij de vergisting te weinig alcohol in de wijn. Door het toevoegen van suiker wordt de vergisting verder gestimuleerd en het gewenste alcoholpercentage bereikt. In eerdere voorstellen van de Europese Commissie zou deze productiemethode worden verboden.
Minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit: 'Ik heb mij de afgelopen zes maanden zeer intensief ingezet voor het behoud van suikerverrijking voor Nederlandse wijnboeren. Ik ben blij dat er nu een akkoord is bereikt waarbij deze traditionele productiemethode blijft bestaan.'
Door het akkoord kan ook de druivensoort prominent op het etiket worden vermeld. Vele niet-Europese wijnen, bijvoorbeeld uit Chili of Australië, hebben al 'Merlot' of 'Shirah' prominent op het etiket staan.
Hervormingen waren noodzakelijk omdat er in Europa een overschot aan wijn is. 'In andere sectoren zijn de overschotten reeds weggewerkt en ik ben blij dat de wijnplas ook tot het verleden gaat behoren', aldus minister Verburg. Tot nu toe zijn deze wijnoverschotten altijd weggewerkt via distillatie waarbij de wijn wordt omgezet in pure alcohol. In 2006 is er 28 miljoen hectoliter wijn omgezet in alcohol. Deze distillatie en opslag wordt betaald door de Europese Unie, de laatste jaren kostte dat meer dan 500 miljoen euro per jaar.