Toespraak bij het symposium Biobrandstoffen en Biodiversiteit
Toespraak door Directeur Generaal, ir. A. M. Burger van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bij het symposium Biobrandstoffen en Biodiversiteit van het KNAW en het Copernicus Instituut op 12 december 2007 in Amsterdam.
Dames en heren,
Het is mij een genoegen om mij namens minister Verburg tot u te mogen richten. U had natuurlijk liever gezien dat hier de minister zelf stond, dat begrijp ik best. Maar als de Tweede Kamer roept, dan buigt de minister. En dan buigen wij mee...
Het is goed om te ervaren hoezeer uw bijdragen prikkelen en uitdagen. Er zijn verschillende zienswijzen over de samenhang tussen klimaat, biodiversiteit, het verbruik van grondstoffen en het gebruik van brandstoffen voorbij gekomen. Sommige tegengesteld aan elkaar, maar in de wetenschap is dat altijd goed. Als mij iets duidelijk is, dan is het wel dat er nog veel meer mysteries over blijven.
Twee onderwerpen stonden centraal: biobrandstoffen en biodiversiteit. Ik zal bij allebei een voetnoot plaatsen. Ik zal en passant ook aangeven wat naar mijn idee de rol van de overheid is.
Ik begin bij biodiversiteit. Professor Baas heeft in zijn inleiding een schitterende definitie gegeven van biodiversiteit. Ik heb daar eigenlijk niets aan toe te voegen. Wel wil ik de waarde van het thema nog eens onderstrepen. De overheid is er bijzonder trots op dat we naast de expertise op het gebied van bio-energie, ook biodiversiteitsonderzoek in Nederland hebben. Welbeschouwd is biodiversiteit ooit de moeder van de agrarische ontwikkeling geweest. Daarmee staat het aan de wieg van onze beschaving.
Voor u spreekt het misschien vanzelf dat u kennis over ecosystemen en bio-energie onderling deelt. U laat dat ook zien door in projecten samen te werken, zoals in het Mondiaal Biomassa Assessment. Het is ook uw idee -dat van de Global Change Commissie van het KNAW en het Copernicus Instituut- om vandaag verschillende disciplines samen te brengen. Kennis wordt groter als je haar deelt, maar kennis is óók voor derden van belang. Voor ´gewone burgers´, voor politici die in het internationale veld actief zijn en voor de ambtenaren van het ministerie van LNV. Voor People, Planet en Profit. Ik zal dit toelichten.
De samenleving heeft behoefte aan herkenbare aangrijpingspunten. Er is nauwelijks tijd om complexe vraagstukken te analyseren en met behapbare oplossingen te komen. Wat gevoel voor urgentie betreft hebben we wel iets te danken aan Al Gore en Leonardo di Caprio. Al is het jammer dat grote groepen mensen nu lijken te denken dat u aan het werk bent om de sumatraanse tijger in het regenwoud te laten overleven. Als ik passanten op straat zou vragen waar de wetenschap aan bijdraagt, dan zouden ze wijzen op hartverscheurende beelden. Zoals de scene in de miljoenendocumentaire Earth. Daarin sterft een ijsbeertje een tergend langzame dood als gevolg van smeltend poolijs. En dat ijsbeertje, dat lijkt verrassend veel op Knut.
Ik chargeer natuurlijk. Er zijn gelukkig andere dan sentimentele motieven om je te interesseren voor al wat leeft. Er is gevoel voor schoonheid : wuivend koren in de zomer. Spiritueel besef : die reusachtige kringloop waarin opeenvolgende generaties een plaats krijgen. Liefde : wat is mijn perzische kat een geweldig beest. En verwondering : een commerciele zender als National Geografic leeft van programma´s over de wonderlijke symbiose tussen plant-en diersoorten.
Niettemin is er een gat. Een gat tussen willen en doen. De overheid wil het gat verkleinen met inzicht. Dat betekent: helpen het moreel appel van nu te verbinden aan logica en rede. Helpen sterke beelden te vertalen naar praktische keuzes voor alledag. Ervoor zorgen dat betrokkenheid niet wegsmelt als poolijs. Door te investeren in een adequate kennisinfrastructuur, via een campagne, met onderzoek en door partijen samen te brengen. En vooral : we stimuleren samenwerking. Daarom is het ook zo motiverend om te zien dat hier vandaag klimatologen, geologen, biologen en sociologen met elkaar in gesprek gaan.
Dames en heren,
Ik stap over op biobrandstof en biomassa. Ook op dit terrein kun je spreken van diversiteit. Het Copernicus Instituut en mijnheer Faaij hebben daar indrukwekkende voorbeelden van gegeven. Sommige toepassingen hebben duidelijk meer potentieel dan andere. U gaat ook de kern van het probleem van het economisch en politiek evenwicht in de wereld, toenemend landgebruik, niet uit de weg. Vragen die ook minister Verburg zich stelt.
Ik zal mij, in de tijd die mij is gegeven, vooral aangeven wat de opstelling van de overheid rond het vraagstuk is.
Biobrandstoffen zijn belangrijke ingrediënten van de groene samenleving die dit kabinet voor zich ziet. Over vijftien jaar, zegt het kabinet, zijn we in Nederland al een heel eind. Dan is de agrarische sector in alle opzichten duurzaam. Dat is de reden dat we het gebruik van groene grondstoffen in producten en productieprocessen zoveel mogelijk ondersteunen.
Een bekend dilemma daarbij is: steunen we voor de mond (voedselvoorziening) of voor de motor (energieproductie)? Minister Verburg heeft in internationale fora aangegeven dat er wat haar betreft geen misverstand kan bestaan als beide vormen met elkaar gaan concurreren. Dan moet er gekozen worden en is het onze menselijke plicht eerst monden te vullen en daarna motoren. Dat alleen al stelt grenzen aan de schaalgrootte waarop energiegewassen kunnen worden geteeld.
Een vergelijkbaar dilemma doet zich voor bij het verondersteld verlies aan biodiversiteit. Gerede kans dat de aarde sterk verschraald achterblijft als we op grote schaal monoculturen zoals bijvoorbeeld sommige energiegewassen gaan telen. Daarom heeft het kabinet ook hoge verwachtingen van innovatieve technologieën voor de zogenaamde tweede generatie brandstoffen, dat wil zeggen het gebruik van bijproducten uit de agrarische sector. Het zijn brandstoffen die niet concurreren met voedsel voor mensen of dieren. Maar alleen door kennis op te bouwen en te experimenteren komen we erachter hoe kansrijk deze brandstoffen zijn. Daarom vind ik het onderzoeksproject 'biodiesel from Brazil' ook zo interessant. Alle vraagstukken aangaande duurzaamheid maar ook de technische aspecten komen aan de orde.
Zoals u weet heeft minister Verburg, mede namens de ministers Cramer, Koenders, Eurlings en van der Hoeven de Overheidsvisie op de Biobased Economy in de energietransitie naar de Tweede Kamer gestuurd. Daarin gaat het niet om òf eerste òf tweede generatie, maar èn het nog verder ontwikkelen van eerste generatie biobrandstoffen èn de ontwikkeling van de tweede generatie biobrandstoffen. Als we het hebben over bioraffinage ligt de nadruk op zogenaamde optimale verwaarding. Eerst worden de delen die voor hoogwaardige producten kunnen worden gebruikt geïsoleerd, de restproducten die dan overblijven kunnen voor energie worden ingezet. Een mooi voorbeeld daarvan is Ecoson, een nieuwe fabriek die ik vorige week namens de minister opende. De fabriek werkt dierlijke resten om naar biodiesel.
Om de klimaatdoelstelling te kunnen halen (in dertig jaar tijd dertig procent minder uitstoot van broeikasgassen), let de overheid scherp op de daadwerkelijke positieve CO2 bijdrage van biobrandstoffen. Zo zien we graag een certificeringsysteem voor duurzame palmolie en soja, en voor voedsel, en voor veevoer en voor biomassa. En als we niet zeker weten dat biomassa uit ontwikkelingslanden duurzaam genoeg is, richten we ons op bio-energie uit Europa zelf.
Internationale samenwerking is weer een ander speerpunt van mijn ministerie, en van de ministeries van Ontwikkelingssamenwerking en VROM. Immers, als klein land alleen redden we het niet. Handelsketens over de hele wereld zullen moeten mee-vergroenen. Die ketens zijn de laatste jaren zelf ook steeds veranderd. Ze hebben een mondiaal karakter gekregen, onder andere door verstedelijking, bevolkingsgroei, klimaatschommelingen. Door de ontwikkeling van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid zal die trend alleen maar doorzetten. Het is dus evident dat regeringen internationaal nog meer moeten samenwerken.
Dames en heren, ik rond af.
Voor beide thema´s geldt : de samenleving heeft u nodig en u heeft de samenleving nodig. Dat maakt het niet makkelijker, maar wel interessant.
Ten aanzien van het gebruik van biobrandstoffen zullen we als overheid eerste èn tweede generatie energiegevers faciliteren. Daarbij maken we keer op keer slimme afwegingen en ontwikkelen we samen met het bedrijfsleven op criteria voor duurzaamheid. Ten aanzien van biodiversiteit zie ik de nieuwe duurzaamheidethiek in de samenleving als positief. Maar als overheid moeten we ook onafhankelijke kennis en feiten de informatiekringloop inbrengen, opdat we de Nobelprijs- en Oscarwinnende Amerikanen of popsterren minder nodig hebben.
Door kennis groeit alles. Kennis stelt burgers in staat verantwoordelijk te handelen. Nieuwe technologieën maken bedrijven duurzamer. En als burgers en bedrijven verantwoordelijke keuzes maken, neemt de kwaliteit van de aarde vanzelf toe. Daar weet u zich in de onderzoekspraktijk weer mee gesteund. Op uw beurt helpt de wetenschap ons, de overheid, weer om focus op de politieke en maatschappelijke agenda te houden.
Het is een grote ambitie van dit kabinet om de wereld beter achter te laten dan we haar aantroffen. Maar ik besef ook dat onze inzet alleen effect heeft als veranderingen in de samenleving en daarbuiten breed worden gedragen. Samen is niet voor niets het motto. Het is essentieel dat u en ik, maar ook individuen, bedrijven en maatschappelijke organisaties samenwerken. Zonder dat geen ´samen leven´. En geen Planet, People en Profit.
Ik dank u wel.