Brandveiligheid jeugdzorginstellingen

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten- Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DLZ/KZ-2818589

13 december 2007

Inleiding

Begin dit jaar is door de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer het actieprogramma Brandveiligheid (TK nr. 2006-2007, 26956, nr. 46) aan de Tweede Kamer gezonden. Met dit actieprogramma streeft het kabinet er naar om het bewustzijn voor brandveiligheid bij verantwoordelijken in alle fasen in het bouw- en gebruikersproces scherp te krijgen en daardoor het aantal brandonveilige situaties tot een minimum te beperken. Vanwege de kwetsbare groepen mensen die zich in jeugdzorginstellingen en de internaten voor schippers en kermisjeugd bevinden, zijn deze sectoren in het actieprogramma Brandveiligheid tot één van de prioriteiten benoemd.

Bij de uitvoering van dit actieprogramma wordt een actieve rol van alle betrokken partijen verwacht.
Primair ligt de verantwoordelijkheid voor het verbeteren van de brandveiligheid in de jeugdzorginstellingen en internaten voor schippers- en kermisjeugd bij het bestuur van de instellingen. De voormalige staatssecretaris van het Ministerie van VWS heeft op
21 december 2006 een circulaire uitgebracht aan de voorzitters van Raden van Toezicht en Raden van Bestuur van jeugdzorginstellingen en internaten voor schippers- en kermisjeugd waarin expliciet is aangegeven, dat de zorgaanbieder primair verantwoordelijk is voor het brandveilige gebruik van zijn voorziening(en) en voor de veiligheid van de bij hem in zorg zijnde cliënten en geacht wordt hiervoor adequate maatregelen te treffen. Ik zal de instellingen zoveel mogelijk ondersteunen bij het invullen van deze verantwoordelijkheid.

Daarnaast heb ik aan het College Bouw Zorginstellingen (CBZ) gevraagd mij te rapporteren over de situatie van brandveiligheid in de hiervoor genoemde sectoren.
Begin juli 2007 heeft het CBZ zijn rapportage uitgebracht over de brandveiligheid in de jeugdzorg en de internaten voor schippers- en kermisjeugd. Deze rapportage is bij deze brief bijgevoegd (bijlage 1).

CBZ rapportage zorg- en jeugdzorginstellingen
Met betrekking tot de risico-inventarisatie brandveiligheid in de jeugdzorginstellingen van het CBZ constateer ik dat deze een verkennend karakter heeft. Het CBZ geeft aan dat de resultaten van deze inventarisatie in beperkte mate representatief zijn. Uit de inventarisatie komt een divers beeld naar voren. Er zijn jeugdzorginstellingen die serieus werk maken van het aspect brandveiligheid, waarbij het bewustzijn groot is en die voldoen aan de huidige brandveiligheidseisen. Maar er zijn ook jeugdzorginstellingen waarbij dit nog niet het geval is. Het CBZ constateert dat in de praktijk niet alle eisen worden nageleefd.
Bij internaten voor schippers- en kermisjeugd komt een ander beeld naar voren. Het CBZ constateert dat bij veel instellingen sprake is van een toereikend brandveiligheidsniveau. Het algemene beeld is dat deze sector zich bewust is van zijn verantwoordelijkheid voor de brandveiligheid.

Bouwbesluit
Het CBZ rapporteert dat er nog maar een beperkt deel van de jeugdzorginstellingen daadwerkelijk het brandveiligheidsniveau heeft afgestemd op de in het Bouwbesluit 2003 gestelde eisen (niveau bestaande bouw) ten aanzien van vooral een correcte uitvoering van (sub)compartimentering en zelfsluitende deuren.

Bedrijfshulpverlening
Ook heeft het CBZ twijfels over de mate waarin bij een calamiteit sprake kan zijn van een voldoende snelle beschikbaarheid van bedrijfshulpverlening. Dit houdt in: het optreden van het personeel bij brand met bijbehorende instructies, het opstellen en uitvoeren van ontruimingsplannen en ontruimingsoefeningen en het aanstellen van voldoende bedrijfshulpverleners. Deze situatie doet zich volgens het CBZ-rapport vooral voor in de jeugdzorg.

Risico inventarisatie & evaluatie (RI&E)
Uit de CBZ-rapportage blijkt dat meer aandacht moet worden besteed aan het veiligheidsbesef en het veiligheidsmanagement in de jeugdzorginstellingen. Ruim éénderde van de jeugdzorginstellingen beschikt niet over de verplichte RI&E op grond van de Arbowet. Bovendien beschikken veel zorginstellingen niet over een goed functionerende bedrijfshulpverlening. Juist deze organisatorische aspecten, zo blijkt ook uit de rapporten over de Schipholbrand en de brand in het Twenteborg ziekenhuis, zijn van zeer groot belang.

Aanpak brandveiligheid
De inventarisatie van het CBZ is voor mij aanleiding om in samenhang met het actieprogramma Brandveiligheid de volgende stappen te zetten.

Ten eerste zal ik het initiatief nemen tot het laten ontwikkelen van pasklare instrumenten die betrokken instellingen kunnen gebruiken om hun brandveiligheid te vergroten.
Een geschikt instrument om instellingen te ondersteunen bij het oplossen van dit vraagstuk is een nog nader vorm te geven beoordelingsmodel “Integrale brandveiligheid/brandveiligheidsmatrix”.

Dit model moet een antwoord geven op de vraag welke bouwkundige, installatietechnische en organisatorische instrumenten moeten zijn ingevuld om een brandveilige omgeving te realiseren. Brandveiligheid is een combinatie van disciplines. Een tekort op bijvoorbeeld een bouwkundig aspect kan gecompenseerd worden door extra inzet op andere disciplines.
Het nog uit te werken model moet dan ook antwoord geven op de vraag in hoeverre gangbare investeringen nog proportioneel zijn en in hoeverre er geen gelijkwaardige en goedkopere oplossingen mogelijk zijn. Daar waar bijvoorbeeld vanwege de personele consequenties niet voldaan kan worden aan de organisatorische eisen (zoals bij kleinschalige zorgvoorzieningen) moet het model een antwoord geven of er alternatieven zijn, die gelijkwaardige oplossingen bieden (bijvoorbeeld detectie- en sprinklersystemen).
Over dit te ontwikkelen model is met de ministeries van Wonen, Werk en Integratie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het CBZ overleg gevoerd. Het CBZ heeft aangegeven een dergelijk model te kunnen ontwikkelen. Bij het ontwikkelen van dit model zullen de brancheorganisaties Maatschappelijke Ondernemers groep Jeugdzorg (MO-groep) en de Centrale Stichting voor Schippers- en Kermisjeugd (Censis) nauw worden betrokken, naast deskundigen op het brandveiligheidsgebied zoals het Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid Nibra en de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding.

Ten tweede zal ik een veiligheidsconferentie organiseren met als doel de resultaten van de inventarisaties van het CBZ en het actieprogramma Brandveiligheid breed bekend te maken en jeugdzorginstellingen en internaten voor schippers- en kermisjeugd maximaal aan te sporen de brandveiligheid serieus te nemen en op korte termijn alles in het werk te stellen om deze op orde te brengen. Doelgroep zijn de voorzitters van de Raad van Toezicht en de Raad van Bestuur van deze instellingen. Gelet op andere conferenties over (patiënt)veiligheid in de sector AWBZ ben ik voornemens deze conferentie(s) in het voorjaar van 2008 te houden.

Ten derde zal ik de ontwikkeling van een interactief onderwijsinstrument “Opleiden en Oefenen” (E-learning) ondersteunen zodat iedereen die in de jeugdzorg gaat werken kennis heeft (en zich bewust is) van de brandveiligheidsaspecten van zijn of haar werk. In de regio Den Haag wordt tussen een samenwerkingsverband van zorginstellingen (IbMZ) en de Onderwijsgroep Mondriaan ervaring opgedaan met deze vorm van interactief onderwijs. Het is mijn bedoeling een dergelijk onderwijsinstrument samen met de sector en de onderwijs organisaties breder te verspreiden.

Ten vierde zal ik de ontwikkeling van instrumenten voor de sector ondersteunen die het mogelijk maken de bedrijfshulpverlening en de brandweerzorg beter op elkaar te laten aansluiten. Bijvoorbeeld door het maken van voorbeeldafspraken op dit punt.

Op een later moment zal ik een vervolgmonitor laten opstellen om zo zicht te houden op de situatie rond brandveiligheid in de jeugdzorginstellingen. Op basis hiervan kan besloten worden of vervolgactiviteiten noodzakelijk zijn.

De Minister voor Jeugd en Gezin,

mr. A. Rouvoet