JGZ is pijler onder programma Jeugd en Gezin

,,Uw professionaliteit is van essentieel belang voor het slagen van mijn plannen,” zei minister Rouvoet op het congres van de jeugdgezondheidszorg. ,,Ik wil met u een nieuwe slag maken als het gaat om preventie en vroegsignalering. Als problemen bij een kind en het gezin eerder worden onderkend, als eerder ondersteuning en hulp worden ingeschakeld, kunnen wel veel ellende voorkomen.”

Dames en heren,
Ik dank het Centrum Jeugdgezondheid voor de uitnodiging. Welkom aan iedereen, welkom aan u, professionals van de jeugdgezondheidszorg die ouders en kinderen van Nederland ondersteunen bij het opvoeden en opgroeien.

Graag wil ik u aan het begin van dit jaarcongres vertellen over mijn ambities als minister voor Jeugd en Gezin. Ik doe dat vandaag extra gemotiveerd, omdat de jeugdgezondheidszorg een van de belangrijkste pijlers is van dat programma. Dus, eenvoudig gezegd: u bent hard nodig.

Zowel in uw werk als in mijn beleid staan de kinderen centraal. In kranten en op televisie is steeds vaker aandacht voor jeugd en gezin, voor jeugdgezondheidszorg en voor jeugdhulpverlening. De jeugdgezondheidszorg met alles wat daarbij hoort staat in het middelpunt van de belangstelling. En ik besef terdege dat de politieke en maatschappelijke discussies u en uw werk raken. Als er wordt gesproken over “Rouvoet die achter de voordeur wil komen”. Als er in media en Kamer een debat woedt over wie er in het Elektronisch Kinddosier mag kijken, dan gaat het in wezen over uw dagelijkse werkzaamheden.

Ik ben blij dat ik hier vandaag bij u te gast ben om daar over te spreken. Want uw sector is van essentieel belang voor het slagen van mijn plannen. Inderdaad, ik wil een grote slag maken als het gaat om de preventie en vroegsignalering. Eerder risico’s onderkennen, daar waar er daadwerkelijk sprake is van gevaar voor de ontwikkeling van een kind. Ik heb een grote ambitie als het gaat om het opsporen en terugbrengen van kindermishandeling. We willen goede, laagdrempelige ondersteuning van de ouders bij lastige vraagstukken van opvoeden en opgroeien. Deze ambities zal ik alleen kunnen waarmaken met inzet van u allen.

Ik reken daarbij op uw professionaliteit. Sterker nog, ik ben daarvan afhankelijk. Dit geef ik ook steeds aan in debatten met de Kamer. Ik wil de professionals, - dus u, de aanwezigen hier- zo goed mogelijk in staat stellen hun werk te doen. We gaan niet vanuit Den Haag voorschrijven welke vragenlijst u moet invullen, zoals wel eens gesuggereerd is. Daar gaat u zelf over. We gaan u geen keurslijf opdringen. Maar ik wil wel dat u de optimale informatie heeft om met uw kennis de juiste vragen te stellen. En belangrijker nog, in staat wordt gesteld om de juiste beoordeling te maken. Wat is het beste voor het kind en het gezin. Daar gaat het om.

Elk kind heeft immers recht op een goede ondersteuning bij zijn of haar ontwikkeling naar volwassenheid. Dat hij of zij thuis niet mishandeld of misbruikt wordt. Dat het belang van het kind altijd voorop staat. Dat ouders hun eigen problemen, - welke dat ook zijn- de baas worden zodat het kind veilig kind kan zijn. Naar mijn volle overtuiging zijn het de ouders die primair verantwoordelijk zijn voor het gelukkig en gezond opgroeien van een kind. En het zijn de overheid en de professionele hulpverleners die moeten meedenken en meehelpen als ouders dat niet alleen kunnen. Opvoeden in een ingewikkelde maatschappij als de onze is geen sinecure.

De verantwoordelijkheid van de ouders zal altijd ons uitgangspunt zijn. We willen ouders daarbij ondersteunen. Als er hulp nodig is, moet deze volop en laagdrempelig beschikbaar zijn. We willen problemen zo vroeg mogelijk signaleren en ouders die hulp nodig hebben, dat aanbieden. Opvoedingsondersteuning moet voor alle ouders beschikbaar en bereikbaar zijn. Wat natuurlijk niet betekent dat alle ouders van Nederland onder deze minister opvoedingsondersteuning opgedrongen of opgelegd krijgen. Er zal altijd sprake moeten zijn van een zorgvuldige opbouw; eerst een aanbod op basis van vrijwilligheid. Drang alleen indien nodig, juist vanuit de hoek van de professionals. En pas in laatste instantie is de overheid aan zet, als het echt nodig is in belang van het kind.

Ik neem vaak uw sector als voorbeeld. U komt al jaren achter de voordeur. Bijvoorbeeld bij ouders die - om wat voor reden dan ook - geen gebruik maken van het consultatiebureau. U komt daar door een afspraak te maken voor een huisbezoek. En als u op een dichte deur stuit, belt u nog een keer aan. De aanhouder wint, en dan lukt het om die afspraak te maken. Dat hoor ik steeds weer. Dat is drang in de goede zin van het woord. Mensen overtuigen van het belang van een gesprek. We hoeven niet altijd op te schalen naar het zwaarste middel; er kan al zoveel, als we maar willen.
U komt er niet om mensen een cijfer te geven, maar omdat u er vanuit gaat dat ouders het beste met hun kinderen voor hebben. U komt daar met uw betrokkenheid en met uw deskundigheid om hen in een vroegtijdig stadium steun en advies te geven. En daarom laten de mensen u ook binnen.

Maar als het echt mis dreigt te gaan, als de veiligheid en ontwikkeling van het kind serieus in het gedrang komen, moeten we willen èn kunnen ingrijpen. Als er vermoedens of signalen zijn dat een gezin problemen heeft waar ze niet meer uitkomen, dan kunnen hulpverleners niet wachten tot ouders zelf naar hen toekomen. Dan is een actieve benadering nodig. Dat betekent inderdaad ook bemoeizorg.
En soms moet ook die laatste stap worden gezet. Als ouders echt die opvoedingsondersteuning nodig hebben, en ze weigeren, dan moeten we deze hulp kunnen opleggen. Als ouders echt hun verantwoordelijkheid niet willen of kunnen nemen. Omdat anders het kind in de verdrukking komt. Deze beslissing kan en zal niet lichtvaardig genomen worden. En zal dus altijd via de rechter gaan. In de toekomst kan een OTS sneller en eerder worden opgelegd, zo heb ik met mijn collega Hirsch Ballin afgesproken, maar er zal altijd een rechtelijke toets blijven. Daar sta ik voor.
De vrijblijvendheid voorbij, maar altijd met checks and balances.

Dames en heren,

Met verreweg de meeste kinderen en gezinnen gaat het goed. Duizenden ouders maken graag gebruik van de Jeugdgezondheidszorg. Voor die ouders is het consultatiebureau de plaats waar ze raad en daad vinden, waar ze bruikbare antwoorden krijgen op vragen over hun kind. Als het gaat om de slaapgewoontes van hun baby. Als het gaat om de puberzoon. Mensen hebben daar veel vertrouwen in, want ze merken een grote betrokkenheid van de uitstekend gekwalificeerde professionals. De Jeugdgezondheidszorg is dat punt waar elk gezin met opvoedingsvragen terecht kunnen.
De beste preventie tegen veel problemen op latere leeftijd is een gezonde en veilige ontwikkeling van jonge kinderen. En als er één sector is die preventie als kerntaak heeft, dan is het uw sector. Ook daar ligt uw kracht. Bij preventie hoort een tijdige signalering en een voortvarende aanpak van risicovolle ontwikkelingen.

Wat dat betreft staat het takenpakket van de JGZ de laatste tijd in de belangstelling. Om niet te zeggen: onder druk. Gemeentelijke en landelijke politici verwachten dat de jeugdgezondheidszorg meer oog krijgt voor het signaleren van risicosituaties. Op zich een legitieme vraag. Maar ik weet ook dat sommigen van u de evenzeer legitieme vraag stellen: is er dan nog wel voldoende tijd om voor alle kinderen het basistakenpakket goed uit te voeren?
Een aantal gemeenten is al bezig om na te gaan hoe aan beide behoeftes kan worden voldaan. Ook dat is de kracht van uw sector: dat u bereid bent aan te sluiten bij de veranderende behoeften in de maatschappij en daar uw kennis en vaardigheden voor te verruimen.
En natuurlijk is het zo dat naarmate u risicokinderen en - gezinnen beter in kaart brengt, de vraag naar ondersteuning zal groeien. Daarom heb ik in mijn begroting voor het komend jaar extra geld gereserveerd voor de gemeenten. Zij kunnen dat gebruiken om vanuit de Centra voor Jeugd en Gezin direct hulp te bieden als dat nodig is.

Dames en heren,

Ik wil met u een nieuwe slag maken als het gaat om preventie en vroegsignalering. Als problemen bij een kind en het gezin eerder worden onderkend, als eerder ondersteuning en hulp worden ingeschakeld, kunnen we veel ellende voorkomen. Daar ligt een belangrijke maatschappelijke opdracht; een rode draad in mijn beleid. Dat vindt u overal terug in mijn plannen. Van het Actieplan Aanpak Kindermishandeling, de stroomlijning van de jeugdzorg tot het terugdringen van de bureaucratie. Sneller, eerder en beter zijn de kernbegrippen.

Dames en heren,

Een van de manieren waarop dit alles gestalte krijgt, is de oprichting van de Centra voor Jeugd en Gezin. Ik vind het opmerkelijk en verheugend dat het centrum - het CJG, zoals het al kortweg genoemd wordt - al zo’n bekend begrip is, nog voordat het overal is gevestigd.

Van dat centrum - dat ook uw onderkomen wordt - heb ik een duidelijk beeld voor ogen. Het is een plek, een gebouw, waar ouders en kinderen van alle leeftijden en culturen gemakkelijk terecht kunnen met al hun vragen over opgroeien en opvoeden; een plaats met een positieve en deskundige uitstraling, een centrum dat veel aan preventie doet en dat snel signaleert en in actie komt als een gezin in moeilijkheden dreigt te komen.

Ik hoor sommigen van u al denken: een soort consultatiebureau dus. Ik ben geneigd om daar ja op te zeggen, want ik hoop van harte dat het CJG een zelfde positief en deskundige imago krijgt als uw consultatiebureaus.
Maar, ik zeg er meteen achteraan: het CJG is méér dan het consultatiebureau. Allereerst is de doelgroep breder. Het is bestemd voor kinderen van 0 tot 23 en hun ouders en voor ouders die een kind verwachten. Het centrum bundelt de taken van jeugdgezondheidszorg met de gemeentelijke taken op het gebied van gezondheid, opgroeien en opvoeden die in de Wet maatschappelijk ondersteuning zijn beschreven.
Naast die bundeling van bestaande taken gaat het CJG ook direct de opvoed- en gezinsondersteuning bieden waar ik het net over had.

Bovendien wordt in het CJG de schakel gelegd met het Bureau Jeugdzorg en via de Zorgadviesteams met het onderwijs. Samenwerking van instanties binnen de Centra Jeugd en Gezin staat voorop. Geen extra laag dus.

Dames en heren,

Voor de kinderen en hun ouders met problemen is het nodig dat hulpverleners, onderwijzers en andere instanties, beter gaan samenwerken. Dat is in de afgelopen jaren door een aantal ernstige gezinsdrama’s wel duidelijk geworden. Ik wil daarom bereiken dat risicosignalen eerder worden opgepakt, dat er sneller hulp wordt gegeven. En ik wil bereiken dat de hulp van alle betrokken instellingen beter gecoördineerd wordt.
We moeten voorkomen dat er - ondanks alle goede bedoelingen en alle inspanning - kinderen tussen de wal en het schip vallen. Een betere samenwerking en een betere coördinatie. Eén gezin, één plan.

Zodra er meerdere zorgverleners hetzelfde gezin ondersteunen, moeten zij met elkaar het zorgplan maken. Dat betekent met elkaar bepalen wie verantwoordelijk is voor de coördinatie van de zorg. Wie de coördinatie op zich neemt, is afhankelijk van de problemen van het kind of het gezin. Maar dat iemand die verantwoordelijkheid op zich neemt, moet duidelijk zijn.
Dat kan – bijvoorbeeld bij jonge kinderen - de jeugdgezondheidszorg zijn. Maar het kan ook een instelling zijn die geen onderdeel uitmaakt van het CJG. Dus ook bijvoorbeeld iemand van school, een schoolmaatschappelijk werker, als de problemen zich vooral daar voordoen. Dát er een coördinator aangewezen wordt, is uiteindelijk de verantwoordelijkheid van de gemeente.

Als er sprake is van een justitiële ondertoezichtstelling, blijft uiteraard de casemanager van het Bureau Jeugdzorg verantwoordelijk voor de zorgcoördinatie. Dat ligt voor de hand. Maar ook dan moet het motto gelden: één gezin, één plan.

Dus geen kunstmatig keurslijf of nieuwe regeltjes uit een Haagsche werkelijkheid. Elkaar aanspreken op de verantwoordelijkheid die iedereen voelt en moet voelen. Duidelijkheid creëren, zodat gezin en professionals weten waar ze aan toe zijn.
En als stok achter de deur hebben we de gemeente die in de persoon van de wethouder die iedereen aan tafel zet. En niemand gaat de deur uit voor er een oplossing is voor het kind. Dit is de lijn die ik heb aangegeven in mijn brief aan de Kamer hierover. We zullen deze lijn actief naar buiten brengen. Vandaag biedt een eerste goede gelegenheid daartoe.

Uiteraard wil ik nog iets zeggen over het Elektronisch Kinddossier. Het onderwerp zal vast niet aan uw aandacht ontsnapt zijn. Het is uitgebreid aan de orde geweest in de media en ik heb een boeiend debat met de Kamer gehad. En er zullen nog boeiende debatten volgen, daar ben ik zeker van.
Zoals u weet ben ik voorstander van het zo snel mogelijk digitaliseren van de papieren dossiers, zoals dat ook in andere sectoren van de jeugdzorg gebeurt of al is gebeurd. Door allerlei ontwikkelingen, waaronder juridische, heb ik afgezien van het invoeren van één centraal systeem. De digitalisering moet echter volop doorgaan. Ik heb de Tweede Kamer daarom laten weten dat jgz-organisaties alvast aan de slag kunnen met het aanschaffen van een digitaal systeem. De bedoeling is dat iedereen in de JGZ op 1 januari 2009 digitaal kan registreren.
Landelijke uitwisseling van gegevens is en blijft het doel; er mogen geen kinderen kwijtraken door verhuizing bijv. Daar gaan we nu hard mee aan de slag zodat in de loop van volgend jaar duidelijkheid wordt hoe die landelijke uitwisseling vorm gaat krijgen. De systemen die nu worden aangeschaft moeten geschikt zijn om landelijke uitwisseling mogelijk te maken. We zullen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, branche-organisatie Actiz, en GGD Nederland actief gaan communiceren hoe gemeenten dit het beste kunnen aanpakken.
En rond diezelfde tijd moet ook bekend zijn hoe we de ketenbrede uitwisseling van informatie verder kunnen verbeteren. Ik ga dit onderzoeken op verzoek van de Kamer, waarbij ik mijn randvoorwaarden reeds heb aangegeven. Toegang voor andere dan jgz-medewerkers kan wettelijk niet en zou funest zijn, omdat er dan minder informatie in het EKD zal worden ingebracht. Het is wel mogelijk, bijvoorbeeld via gestandaardiseerde berichten die aan geautoriseerde hulpverleners/instanties worden verstrekt de informatie-uitwisseling te verbeteren. Zodat professionals, die met hetzelfde kind bezig zijn, van elkaar weten wat er gebeurt. Uiteraard gaan we ondertussen volop door met de ontwikkeling van de Verwijsindex waarin risico-signalen worden opgeslagen en uitgewisseld door professionals.

Dames en heren,

Ik begon mijn betoog met het belang van het benadrukken van professionaliteit. Ùw professionaliteit. En onze steun daarbij.
Met de toegenomen aandacht voor jeugd en daarmee ook de jeugdgezondheidszorg, zijn we allemaal in de schijnwerpers komen te staan. Die gevoelde urgentie is goed. Maar soms ook lastig. We zoeken de balans tussen verantwoordelijkheid nemen en verantwoordelijkheid afleggen. Korter gezegd: we willen dat sneller de juiste hulp wordt ingeschakeld maar we willen niet dat we gehaast of onzorgvuldig gaan werken. Beslissingen betreffende kinderen zijn altijd belangrijke beslissingen.

Een speerpunt in mijn beleid is daarom de verdere professionalisering van de jeugdsector. De mensen van JGZ en de Jeugdzorg in staat stellen het werk zo goed mogelijk te doen. Effectieve en bewezen methodes aanreiken bijv zodat de kwaliteit van het werk kan stijgen. Van lang niet alle signaleringsinstrumenten en behandelmethoden - met name in de jeugdzorg - is bekend of ze effectief zijn.
Om die wetenschappelijke basis te versterken, heb ik vorige maand het onderzoeksprogramma ‘Zorg voor Jeugd’ gepresenteerd. Het programma moet meer kennis opleveren over effectieve interventies en instrumenten in de jeugdgezondheidszorg en de geïndiceerde zorg. Ik heb daarvoor 42 miljoen euro vrijgemaakt, waarvan 6 miljoen speciaal voor het ontwikkelen, actualiseren en invoeren van richtlijnen voor professionals in de Jeugdgezondheidszorg.

Tot slot dames en heren,
Ik heb het gehad over de kracht van de JGZ. Als binnenkort het Centrum voor Jeugd en Gezin uw onderkomen wordt, dan zal dat u allemaal extra energie kosten. Het zal nieuwe kennis en vaardigheden van u vragen. Het zal wellicht voor sommigen verandering van taken tot gevolg hebben.
U mag bij die veranderingen rekenen op de ondersteuning van het Centrum Jeugdgezondheid. Het centrum, dat nu twee jaar bestaat, heeft haar plaats gevonden. Ik heb het volste vertrouwen dat het op een goede manier de regie zal voeren bij alle veranderingen en bij het invoeren van de nieuw te ontwikkelen richtlijnen.

De Jeugdgezondheidszorg, ik zei het al, is een van de belangrijkste pijlers van mijn programma. De kracht van uw sector is straks de kracht van de Centra voor Jeugd en Gezin. Dat vind ik een hoopvolle gedachte, voor alle ouders en kinderen van Nederland.

Ik wens u een leerzaam, inspirerend, maar ook een gezellig congres toe.

Directie PG