Conferentie over onderwijssociologie 'Kennis en beroepsonderwijs'
Dames en heren,
Een paar weken geleden mocht ik een toespraak houden bij een schip, dat op het punt stond uit te varen. Het schip ging op expeditie en zoals dat hoort bij zo’n gelegenheid wenste ik de bemanning een behouden vaart en sprak ik de wens uit, dat ze met mooie opbrengsten terug zouden komen.
Dames en heren,
Het ging toen, op 1 oktober, niet om een ècht schip. De speech hield ik bij de aftrap van Durven, delen, doen – een onderzoeksprogramma in het voortgezet onderwijs waaraan dertien scholen meedoen. Het schip – als ik dat beeld nog even mag vasthouden- is onderweg met aan boord, zoals gezegd de dertien scholen, maar ook met wetenschappers en drie heel concrete onderzoeksvragen.
Voor het eerst is er nu een onderzoeksprogramma in het VO, dat heel nadrukkelijk op zoek gaat naar de onderbouwing van onderwijskundige vraagstukken door de wetenschap. Want het is belangrijk om nieuwsgierig te zijn, te willen weten wát beter kan en hóe het beter kan, maar: scholen zijn geen laboratoria waar ruimte is voor mislukte experimenten. Daarom moet je evidence based te werk gaan.
Het onderwijsbeleid staat middenin de maatschappelijke belangstelling. In de kranten zien we vurige pleidooien voor de terugkomst van de ambachtsschool en niet minder vurige pleidooien voor competentiegericht onderwijs. Het parlementair onderzoek naar onderwijsvernieuwing is in volle gang. ‘Waarom heeft het allemaal niet gewerkt zoals we dachten?’ lijkt daarbij de hamvraag te zijn. Een betere manier om de urgentie van het thema van deze conferentie te illustreren is er bijna niet. En daarmee zijn we meteen bij de cruciale rol van kennis.
Evidence based kennis, om precies te zijn. Kennis als basis en als toetsteen voor onderwijs en onderwijsbeleid.
De minister heeft in 2005 advies gevraagd aan de Onderwijsraad. Die constateerde en ik citeer:
‘In het onderwijs worden vaak nieuwe methoden en aanpakken geïntroduceerd zonder dat duidelijk is dat het nieuwe beter is dan het voorgaande (…) Aan de andere kant vindt beschikbare kennis over bijvoorbeeld bewezen effectieve taalmethoden maar langzaam de weg naar de onderwijspraktijk..’.
Einde citaat.
Anders gezegd: we onderzoeken niet voldoende of nieuw beleid werkt. En als daar onderzoek over voor handen ís maken we er te weinig gebruik van. Ook, juist in de Bve sector is wat dat betreft een wereld te winnen.
Er wordt op dit moment te weinig wetenschappelijke kennis verzameld, gebruikt en toegankelijk gemaakt voor de mensen in de praktijk. Daarnaast lopen universiteiten - met uitzondering van het Max Goote Instituut en de daaraan verbonden leerstoelen - nauwelijks warm voor (nieuw) onderzoek naar het MBO. Terwijl juist daar de behoefte aan wetenschappelijk onderzoek groot is.
Om u een voorbeeld te geven: de Volkskrant onlangs:
’15-jarige kan niet zelfstandig leren.’
Volgens onderzoeker Jolles zijn de hersenen van een 15-jarige nog niet volgroeid, kunnen ze hun impulsen nog niet voldoende beheersen en hebben ze daarom veel begeleiding nodig.’ Dat type onderzoek zou heel goed van pas kunnen komen bij de inrichting van competentiegericht onderwijs!
Ik schets het iets zwart witter dan het is: er zijn in het mbo weliswaar onderzoeken, die zijn ook van goede kwaliteit, maar ze gaan alleen in op deelproblemen. We hebben behoefte aan meer overkoepelende, visionaire studies, waar de praktijk ook nog veel voordeel van heeft.
Als u mij vraagt wat er op het terrein van onderzoek in de onderwijssector verbeterd kan worden, dan zeg ik:
(1) Zet in op meer vraag-gestuurd onderzoek. Geen onderzoeken uitvoeren omdat er ergens nog een pot geld is, maar om problemen die docenten en deelnemers in het bve feitelijk tegenkomen in kaart te brengen.
(2) Pleit ik daarbij voor een goede wisselwerking tussen onderzoek en onderwijspraktijk. De uitkomsten van onderzoeken moeten toegankelijker worden gemaakt voor scholen. En scholen moeten hun kennis en praktijkervaring actiever delen met de wetenschap.
Loek Nieuwenhuis,een van de drie hoogleraren op de Max Goote Bijzondere Leerstoelen, zei bij zijn aanvaarding hierover het volgende.
‘Kennis maken is niet het privilege van onderzoeksinstellingen maar vergt een gebalanceerd samenspel tussen praktijk en onderzoek, waarbij soms resultaten uit onderzoek leidend zijn, maar ook, en waarschijnlijk vaker, inzichten uit de praktijk nieuwe kennis genereren, die later door onderzoek wordt geformaliseerd’. Einde citaat.
Tenslotte moet er veel meer aandacht komen voor de implementatie van onderzoeksbevindingen.
Een onderzoek stopt niet bij de presentatie van een deftig eindrapport: ik zou zeggen: daar begint het pas.
Dat het kan, bewijst de expeditie in het VO waar ik het net over had: daar komen de betrokken onderzoekers regelmatig op school om te ervaren of hun aanpak echt werkt. Als het niet blijkt te werken, dan bekijken ze samen welke andere mogelijkheden er zijn. En ook voor lectoren in MBO en HBO zie ik hier een mooie rol weggelegd, als intermediair tussen docenten, onderzoekers en studenten.
Tot zover wat er wat mij betreft zou moeten of kunnen. U vraagt zich misschien ook af wat OCW - kraamkamer van onderwijsbeleid - er zelf aan gaat doen.
Daar heb ik een heel concreet antwoord op. Binnen OCW beschikken we sinds kort over een directie Kennis en een kenniskamer. De directie Kennis stelt zich op als postillion d’amour tussen kennisinstellingen en beleidsmakers. Met andere woorden, ook bij onze beleidsmedewerkers is kennis van wetenschappelijke onderzoeken niet altijd bekend. De directie Kennis gaat hierin verandering aanbrengen.
En dan is er de kenniskamer. Een direct overleg tussen mensen van mijn departement en bestuurders en directeuren van kennisinstellingen. In die kenniskamer kan OCW aangeven welke extra kennis nodig is om goed beleid te maken. De kennisinstellingen kunnen daarmee aan de slag. En verder gaan we twee centra oprichten.
Het eerste centrum is een onderzoeksinstituut voor evidence based onderwijs. Het instituut gaat zich straks onder andere bezighouden met onderzoek naar en evaluatie van onderwijsbeleid, waarbij we proberen te achterhalen wat nou echt effectief is. En speciaal voor uw sector, komt er, op korte termijn, een expertisecentrum beroepsonderwijs. Dat zal een samenwerking zijn tussen het expertisecentrum van CINOP en het Max Goote Kenniscentrum. Dit centrum zal een schakelfunctie voor de bve-sector vervullen. Een schakel tussen onderzoek, onderwijspraktijk en beleid. OCW en de sectororganisaties (MBO Raad en COLO) zullen dit centrum financieel ondersteunen. Dit centrum moet een natuurlijke partner worden bij de invulling van de R&D-functie in de Bve-sector. En een brug slaan naar de universiteiten. Als onderzoekers zult u hier volop bij worden betrokken.
U hoort er later zeker nog meer van.
Dames en heren,
Er staat dus veel in de steigers, maar aan het echte bouwen moeten we nog beginnen. Genoeg werk aan de winkel dus, voor ons allemaal. Ik zou willen zeggen: laten we ook het mbo spreekwoordelijk op expeditie sturen. Door hechte relaties te laten opbloeien tussen onderzoek, onderwijs en beleid. Laten we het Mbo op een nog hoger plan brengen door evidence based beleid. Daar hebben onze mbo ‘ers recht op en dat verdient onze samenleving die gedijt bij hoogwaardig vakmanschap.
Dank u wel.