Presentatie kwaliteitsagenda 'Tekenen voor kwaliteit, rekenen op vertrouwen'
o Afgelopen vrijdag bij NOVA sprak Karst Veling de hoop uit dit Kabinet (het denken over) ons Nederlandse onderwijs uit de negatieve spiraal kon halen. En als het aan Minister Plasterk, mij en Sharon Dijkstra ligt dan gebeurt dat. We werken met man en macht, eensgezind en op verschillende manieren aan die beslissende wending. Door leraren eindelijk de aandacht te geven die ze al jaren verdienen.
En door 100 procent in te zetten op de verbetering van de kwaliteit. In het basis onderwijs, het beroeponderwijs en (vandaag met stip) in het voortgezet onderwijs.
Goede leraren bepalen de kwaliteit van de school. Goed onderwijs bepaalt de kwaliteit van de samenleving.
Dit Kabinet wil dat iedereen, ongeacht afkomst en achtergrond, meedoet. En we willen een samenleving waarin mensen verantwoordelijkheid nemen voor elkaar. Goed onderwijs is daarvoor een onmisbare voorwaarde. Daarom: wat slecht gaat moet goed, en wat goed gaat moet beter.
o Hoe staan we ervoor? Het beeld is gemengd:
„« Internationaal scoren we niet slecht. Maar het niveau van taal en rekenen laat te wensen over.
„« Onze laagopgeleiden scoren naar verhouding het best. Da’s mooi. Onze toppers scoren naar verhouding minder goed. Dat moet beter.
„« Het aantal jongeren dat voortijdig de school verlaat is veel minder geworden. Maar we zetten aanval op de uitval onverminderd voort: elke jongere die zonder startkwalificatie de school verlaat, is er een teveel.
„« Ouders geven het VO gemiddeld een cijfer 7,5. Nederlanders over het algemeen waardeert het onderwijs lager.
o Wat gaan we doen?
Onlangs bracht Mc Kinsey een onderzoek uit met de titel ‘How the world’s best-performing schoolsystems come out on top’. Achter deze frivole titel gaan serieuze en belangwekkende uitkomsten schuil.
De beste kwaliteit van je onderwijs bereik je als land onder drie voorwaarden: zorg dat de juiste mensen leerkracht worden. Zorg dat je die leerkrachten goed opleidt en begeleidt. En zorg dat het systeem maatwerk levert voor elk kind. Het lerarenplan dat afgelopen vrijdag is gepresenteerd, sluit aan bij die eerste twee voorwaarden. In de kwaliteitsagenda’s loopt dat maatwerk als rode draad door de voorstellen.
Onderwijs moet met zijn tijd meegaan. En de manier waarop je onderwijs aanbiedt dus ook. Onderwijsgevers zitten er met hun neus bovenop, en scholen kunnen zelf het beste bepalen hoe zij lesgeven. Daar gaan we dus niet op in. Daarbij moet wel gewaarborgd blijven dat wat kinderen leren, gedegen is: een optimale voorbereiding op de samenleving van morgen. Daar staat de overheid garant voor. En daar gaan we wel op in. Samen staan we voor hogere prestaties en onderwijs waarin recht wordt gedaan aan de mogelijkheden en talenten van elke leerling. We werken daarom gericht aan de inhoud van het onderwijs.
Samen met de VO-Raad presenteren we deze kwaliteitsagenda als startdocument: een aftrap voor verder overleg met de hele sector. We hebben daarbij niet gekozen voor een ‘laat duizend bloemen bloeien politiek’, maar voor focus en kwaliteit geformuleerd in concrete doelen.
Ik neem ze onder de volgende noemers met u door:
1.Aantoonbare verbetering taal en rekenen
2. Goede en betrouwbare examens
3. Excellentie bevorderen, betere ontwikkeling toptalent
4. Alle leerlingen een passende kwalificatie
5. Voor alle leerlingen een maatschappelijke stage
6. Reductie van het aantal zeer zwakke scholen
Maar ik begin met het meest actuele onderwerp op dit moment: de onderwijstijd:
[Zie sprekpunten op kaartjes]
Ga ik over tot de zes punten van de kwaliteitsagenda:
1.Aantoonbare verbetering taal en rekenen
Een pianist begint met noten lezen, een tennisprof leert eerst hoe hij op de juiste manier tegen een bal moet slaan. Om je schoolloopbaan te kunnen volgen moet elke leerling om te beginnen goed leren lezen, schrijven en rekenen. Daar is geen woord Spaans bij: de fundamenten moeten goed zijn.
Het gaat om vaardigheden die je de rest van je leven nodig hebt om vooruit te komen. Dus moet de kwaliteit daarvan buiten kijf staan. Er is - gekoppeld aan nieuwe onderwijsvormen- veel zorg in de samenleving over taal- en rekenen.
Daarom zetten we stevig in op het verbeteren van de kwaliteit van die basisvaardigheden.
Onderzoek uit 2005/2006 wees uit dat:
Meer dan tien procent van de leerlingen in vmbo, havo en zelfs vwo niet in staat is zelfstandig leerboeken te lezen die voor hen gemaakt zijn. Ook de resultaten op het gebied van rekenen zijn over het algemeen te laag.
Het mag duidelijk zijn: daar moeten we flink aan sleutelen. Al eerder is geconstateerd dat het niveau vaker en op vaste tijden getoetst moet worden. De expertgroep doorlopende leerlijn taal en rekenen gaat landelijk vaststellen welk niveau je op welk moment in de schoolloopbaan moet hebben. Zodat scholen de zaak beter kunnen toetsten en gealarmeerd raken als een leerling het gewenste niveau niet haalt.
Los daarvan hebben we de ambitie om in 2011 het percentage leerlingen dat onder Pisa niveau leesniveau 1 presteert, met acht procent te hebben teruggebracht.
2. Goede en betrouwbare examens
Tekenen voor kwaliteit betekent ook: tekenen voor kwaliteit van examens.
Vooral het schoolexamen lag de afgelopen jaren onder vuur. De voor het schoolexamen behaalde resultaten weken te vaak te veel af van die van het centraal examen.
Daarom is het nodig de kwaliteit van het schoolexamen zowel inhoudelijk als procesmatig te versterken. OCW en de VO-raad werken daar samen aan, want we zijn samen verantwoordelijk voor het examensysteem in zijn geheel.
Het uitgangspunt daarbij is dat de discrepantie tussen de cijfers van het schoolexamen en van het centraal examen niet verder mag oplopen dan een 0,5 punt.
Om dat doel te bereiken kunnen verschillende instrumenten worden ingezet.
De belangrijkste is dat de door de VO-raad ontwikkelde standaard schoolexamens (die komt in 2008 beschikbaar) de norm wordt bij de kwaliteitsborging door scholen.
Alles is erop gericht het systeem van examens zo in te richten, dat het geloofwaardig is, dat de rechtszekerheid van leerlingen is gewaarborgd en dat de doorstroom naar het vervolgonderwijs in tact blijft.
3. Excellentie bevorderen, betere ontwikkeling toptalent
De nivelleringsgedachte die jarenlang leidend is geweest voor onderwijsbeleid heeft ertoe geleid dat zwakke en gemiddelde leerlingen het internationaal gezien erg goed doen. Maar juist aan de bovenkant presteren we het zwakst. Zeker nu we hoger opgeleide mensen nodig hebben, en dat aantal stelselmatig afneemt, moeten we inzetten op aandacht voor en begeleiden van uitblinkers.
In het VO gaan we onderzoek laten doen om te zien hoe we toptalent kunnen bevorderen. We denken hierbij onder meer aan talentprijzen
-uitwisseling stimuleren
-het instellen van talentprijzen voor scholen
-aangepast lesmateriaal
-interesse in beta/techniekvakken stimuleren
4. Alle leerlingen een passende kwalificatie
Iedereen doet mee, en dat we moeten voorkomen dat uitvallers zonder behoorlijk startbewijs aan de zijlijn van de samenleving komen te staan. We hebben de ambitie het aantal schoolverlaters te halveren.
Ook hier is aandacht voor individuele situatie van het kind essentieel. Zoals het maken van de goede beroepskeuze, waarbij gekeken wordt naar wensen en waarbij het beeld dat een kind van een bepaald beroep heeft wordt getoetst naar realiteit. Die loopbaanbegeleiding kan met name op het VMBO nog een stuk beter.
De VO-raad zal hiervoor stimuleringsplan ontwikkelen. En we gaan een onderzoek laten doen naar de gunstige invloed van LOB op het verminderen van schooluitval. Daarnaast vragen we van scholen een actieve rol in de zorg van kwetsbare leerlingen, met name bij de overgang van het VMBO naar MBO.
Daarnaast wordt de laatste tijd herhaaldelijk een relatie gelegd tussen schooluitval en de vroege selectie in ons onderwijssysteem. Dit gaan we nader onderzoeken.
5. Voor alle leerlingen een maatschappelijke stage
Burgers hebben niet alleen rechten als individuen, maar zijn ook verantwoordelijk voor de samenleving. De maatschappij is wat je er samen van maakt.
Daarom is het belangrijk dat onderwijs jongeren voorbereidt op hun maatschappelijk functioneren: op burgerschap.
Om die reden is in het Coalitieakkoord de invoering van de maatschappelijke stage vastgelegd.
Alle jongeren in het voortgezet onderwijs zullen tijdens hun schooltijd een maatschappelijke stage moeten volgen. Zo ervaren jongeren dat ‘burger zijn’ meer betekent dan klant te zijn van de overheid. Kortom: samenleven kun je leren!
We gaan de maatschappelijke stage gefaseerd invoeren. Over vier jaar is de maatschappelijke stage in het voortgezet onderwijs verplicht voor alle leerlingen en maakt het integraal onderdeel uit van het curriculum. We geven ruimte aan eigen initiatief van de leerling en regionale samenwerking door gemeenten, stageaanbieders en bemiddelaars en het onderwijs. Scholen hebben daarbij de regie.
6. Reductie van het aantal zeer zwakke scholen
Zeer zwakke scholen presteren onder de norm van een minimaal vereiste basiskwaliteit. Leerlingen verdienen beter. Daarom willen we het aantal zeer zwakke scholen terugdringen.
Daartoe is het toezicht van de inspectie verscherpt.
Scholen die het risico lopen, het predicaat ‘zwak’ opgelegd te krijgen, worden aangemerkt als risicovol. Risicovolle scholen krijgen ondersteuning van crisisteams en met een periodiek kwaliteitsonderzoek wordt in de gaten gehouden of een school genoeg vooruitgang boekt.
Ten aanzien van zwakke scholen volgen we een tweesporenbeleid:
1. door risicovolle scholen tijdig te detecteren kan worden voorkomen dat ze zeer zwakke scholen worden;
2.scholen die al als ‘zeer zwak’ bekend staan krijgen hulp en begeleiding, zodat die negatieve status zo kort mogelijk duurt.
Alles is erop gericht, te voorkomen dat leerlingen bloot staan aan onderwijs van slechte kwaliteit, of de tijd die ze eraan bloot staan, zo kort mogelijk te laten duren.
In het totale plaatje streven we naar een verhoging van het percentage scholen dat voldoende scoort op het kenmerk kwaliteitszorg van 31,4 5 nu naar 50% in 2010 en 75 % in 2012.
Slotwoord
Deze kwaliteitsagenda heeft als titel ‘tekenen voor kwaliteit’. Daar heb ik hier bij u aan toegevoegd: rekenen op vertrouwen. Dat is niet zomaar een leuke woordspeling. Ik zie deze ambities niet los van elkaar.
De inzet op kwaliteit moet allereerst leiden tot beter onderwijs. Daarom maken wij, als overheid met de VO-Raad een agenda om dat te bereiken. Maar het onderwijs is niet van Den Haag of van de VO-Raad. Het onderwijs is van en voor leerlingen, leraren, schoolleiders, ouders. Bedrijven en instellingen. De samenleving.
Onze kwaliteitsagenda werkt aan onderwijs waar mensen graag willen werken, kinderen graag willen leren. Daarom is het geen eindnota maar een startdocument. We gaan er de komende tijd over in gesprek met alle belanghebbenden. Dat zal af en toe een stevig gesprek zijn, maakt niet uit. We hebben hetzelfde doel voor ogen. Onderwijs waarvan de basis gedegen is, jongeren leert samenleven, uitvallers erbij trekt en zichtbaar en meetbaar kwaliteit biedt. Onderwijs waar Nederland trots op is en bijdraagt aan een mooie samenleving. Laten we daarvoor tekenen!