Meer eenheid en openheid in tuchtrecht
De Nederlandse tuchtrechtspraak moet meer eenheid en openheid krijgen. Dat staat in het kabinetsstandpunt tuchtrecht, waarmee de ministerraad op voorstel van staatssecretaris Albayrak van Justitie heeft ingestemd. Niet alleen wordt het tuchtrecht voor de verschillende beroepsgroepen geharmoniseerd, ook wordt het hoger beroep in het tuchtrecht gecentraliseerd binnen de reguliere rechtspraak. Bovendien wil het kabinet alle uitspraken op internet laten publiceren.
Het kabinet reageert met het kabinetsstandpunt op het rapport 'Beleidsuitgangspunten wettelijk geregeld tuchtrecht', dat eind 2006 is opgesteld door een werkgroep onder leiding van prof. mr. Huls. De maatregelen uit het kabinetsstandpunt gelden voor de advocatuur, het notariaat, de gerechtsdeurwaarders, accountants, octrooigemachtigden, beroepsbeoefenaren in de individuele gezondheidszorg, veterinairen, loodsen en zeevarenden. Voor al deze beroepsgroepen geldt dat zij een wettelijk geregeld tuchtrecht kennen, te zien als sluitstuk van hun zelfregulering.
In de loop der jaren heeft de praktijk van het tuchtrecht zich in de verschillende beroepsgroepen verschillend ontwikkeld. Het systeem en het belang van het tuchtrecht staan wat het kabinet betreft niet ter discussie, maar het is wel zaak dat de organisatie en toegankelijkheid worden geharmoniseerd. Zo moet er meer eenheid komen in de benoemingsduur en -procedures van leden van de tuchtcolleges, worden de procesrechtelijke termijnen geharmoniseerd en dient er meer eenheid te komen in de hoogte van de boetes die de tuchtrechters kunnen opleggen. Deze veranderingen moeten ertoe leiden dat het tuchtrecht zijn normstellende functie voor beroepsgroepen behoudt, maar tegelijkertijd voor de klagers (burgers en bedrijven) toegankelijker en begrijpelijker wordt.
Het kabinet stelt voor om alle tuchtrechtelijke uitspraken (zo mogelijk via één website) op internet te publiceren, zoals dat nu al gebeurt bij de reguliere rechtspraak. Dit versterkt de preventieve werking in de richting van beroepsgenoten en versterkt de publieke toegankelijkheid van de informatie. Dit versterkt de positie van (potentiële) klagers. Voor de tuchtrechter, beroepsorganisaties en het openbaar ministerie zullen ook de naam en het tuchtrechtelijk verleden van de beroepsbeoefenaar opvraagbaar zijn. Klagers moeten ook de mogelijkheid krijgen om bij de tuchtrechter om een schadevergoeding te verzoeken. Het hoger beroep in tuchtrechtzaken wordt in de toekomst ondergebracht bij de reguliere rechtspraak, zoals dat nu de situatie is bij de meerderheid van de beroepen. Dit wordt gecentraliseerd bij één college. Wel blijft de tuchtrechtspraak ook in hoger beroep als zodanig herkenbaar, bijvoorbeeld door het inrichten van specifieke kamers waarin zowel rechters als beroepsgenoten uit de beroepscolleges zitting kunnen hebben. Het Centraal tuchtcollege voor de gezondheidszorg wordt niet meegenomen in deze centralisering.
Op dit moment leggen de tuchtrechters uit de verschillende beroepsgroepen nog verschillende maatregelen op. Het kabinet vindt dit onwenselijk en stelt één maatregelencatalogus voor waaruit tuchtrechters voortaan hun maatregel kunnen kiezen. Deze variëren van een waarschuwing of berisping tot schorsing voor bepaalde duur of ontzetting uit het ambt.
De voorstellen uit het kabinetsstandpunt worden uitgewerkt in een wetsvoorstel tuchtprocesrecht waarin ook ruimte gereserveerd zal worden voor de organisatorische aanpassingen in het tuchtrecht. Naar verwachting zal dit wetsvoorstel in 2008 aan de Tweede Kamer worden gezonden.