Kunsthandel beperkt kwetsbaar voor inmenging georganiseerde misdaad
De Nederlandse kunst- en antiekhandel is niet extreem kwetsbaar voor binnendringing door de georganiseerde criminaliteit. De structuur van de sector en de benodigde expertise om erin actief te kunnen zijn, vormen belemmeringen voor criminelen om eenvoudig financieel gewin te behalen. Tegelijkertijd moet wel worden geconstateerd dat er voor plegers van kunstcriminaliteit een relatief lage pakkans is. De prioriteiten van handhavende organisaties liggen elders, waardoor de benodigde capaciteit en expertise ontbreken. Hoewel het niet waarschijnlijk lijkt dat kunst en antiek in Nederland worden misbruikt voor grootschalige witwasoperaties, kunnen kunstdieven, vervalsers en importeurs van beschermd cultureel erfgoed vaak hun straf ontlopen. De basis om tot een sluitende aanpak te komen - die ligt in een goede registratie, een centraal meldpunt en een netwerk van expertise - ontbreekt. Dat blijkt uit een onderzoek van het bureau INTRAVAL in opdracht van het ministerie van Justitie.
De onderzoekers hebben zich het afgelopen jaar gebogen over de vraag of de kunst- en antiekhandel kwetsbaar is voor (georganiseerde) criminaliteit. Het onderzoek, dat plaatsvond in het kader van het ‘Programma Versterking aanpak georganiseerde misdaad’ van het ministerie van Justitie, heeft geresulteerd in het rapport Schone kunsten. Preventieve doorlichting kunst- en antiekhandel. In het rapport wordt naast veel algemene informatie over de omvang en organisatie van de handel, een nauwgezet beeld gegeven van de aspecten waarop de kunst- en antiekhandel in Nederland dreiging ondervindt van crimineel misbruik. Ook wordt uitgebreid aandacht besteed aan het functioneren van toezicht en opsporing. Het rapport zal op korte termijn gevolgd worden door een brief met een beleidsreactie van de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en van Justitie aan de Tweede Kamer. Aan de uitvoering van verschillende aanbevelingen wordt al gewerkt.
Weinig bevindingen staven de stelling dat de kunst- en antieksector in Nederland zou zijn doordrongen van (georganiseerde) criminaliteit. Wel zijn er enkele kwetsbare aspecten. Wet- en regelgeving die specifiek van toepassing is op de kunst- en antiekhandel is schaars. Verder wordt in Nederland geen aandacht besteed aan het centraal registreren van vermiste en gestolen kunst- en antiekobjecten. Het KLPD is daar in 2001 mee gestopt, zonder dat deze taak aan een andere overheidsinstantie is overgedragen. Daardoor mist de sector in Nederland de preventieve werking van (centrale) registratie: een sluitende registratie maakt de handel in gestolen objecten riskanter, hetgeen dieven en helers kan ontmoedigen. De derde kwetsbare factor is doorvoer. Schiphol - dat goede faciliteiten heeft voor kunst- en antiektransport - en de haven van Rotterdam - waar jaarlijks meer dan 5 miljoen containers worden verwerkt - zijn grote Europese doorvoerhavens.
De mogelijkheden en instrumenten om criminaliteit in de kunst- en antiekhandel te bestrijden worden verschillend beoordeeld. De van toepassing zijnde wetgeving wordt niet als sluitend ervaren. De twee belangrijkste internationale verdragen op dit terrein, de UNESCO-conventie 1970 en het UNIDROIT-verdrag, zijn door Nederland niet geratificeerd. De opsporing en handhaving van aan kunst en antiek gerelateerde criminaliteit zijn in Nederland matig ontwikkeld. Een centraal aanspreek- en doorverwijspunt is er niet meer, sinds de opheffing van de kunst- en antiekcentrale van het KLPD in 2001. Een volledig overzicht van in Nederland vermiste en gestolen kunst- en antiekvoorwerpen is er derhalve niet.
Uit gegevens van de Belastingdienst en de Kamer van Koophandel blijkt dat het aantal instellingen in de kunst- en antieksector in Nederland tussen de 4.000 en 6.500 ligt. Afgaande op gegevens van de Belastingdienst wordt verondersteld dat de kunsthandel jaarlijks tussen 500 en 700 miljoen euro omzet.