Toespraak van staatssecretaris A. Aboutaleb van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tijdens een bijeenkomst van het Provinciaal Ondernemingsraad Contact Noord Nederland op 14 november 2007 in Westerbork.
Dames en heren,
Het was een eindje rijden, maar ik ben blij dat ik hier ben. Als ik kijk naar het aantal kilometers, dan is het een hele afstand. Maar als ik kijk naar onze betrokkenheid bij de sociale werkvoorziening, dan staan we heel dicht bij elkaar.
We hebben samen hetzelfde doel: zorgen dat mensen met een arbeidshandicap kunnen werken. Het liefst in een zo gewoon mogelijke werkomgeving.Alle mensen, met en zonder handicap, zijn volwaardige burgers en moeten ook volwaardig mee kunnen doen in de samenleving.
Dat is uw doel. Dat is mijn doel. Dat is ook het doel van de modernisering van de WSW die volgend jaar in zal gaan. De Tweede Kamer is al akkoord. En ik heb het volste vertrouwen dat ook de Eerste Kamer met de veranderingen in zal stemmen.
Vóór ik u vertel wat we met die vernieuwde wet willen bereiken, zal ik u vertellen wat we er niet mee willen bereiken.
Het gaat niet om een bezuiniging.
Kijk maar in de begroting die op Prinsjesdag naar het parlement is gestuurd. En zie hoeveel geld er de komende jaren voor de WSW wordt uitgetrokken. Het is en blijft ruim 2,3 miljard euro per jaar.Vergelijk het budget voor 2008 met dat voor 2007, vergelijk het budget voor 2010 met dat voor 2007, en zie: er gaat geen euro af.
Het gaat dus niet om een bezuiniging.
Wat willen we dan wel bereiken met de nieuwe wet?
We willen meer WSW’ers aan het werk op een passende plek. Een plek die past bij hun persoonlijke mogelijkheden. De WSW’er zélf hoort centraal te staan. De helft van de mensen, die door het CWI worden geïndiceerd, krijgt het advies: begeleid werken. Maar slechts drie procent doet dat ook werkelijk. Dat is weinig. Dat is te weinig. We willen dat er méér mensen begeleid gaan werken bij een reguliere werkgever. Zonder dat we ze naar buiten jagen. Ze houden gewoon hun WSW-indicatie en alle rechten die daar bij horen. Maar mensen die begeleid kúnnen werken, verdienen de kans dat ook te dóén.
Dat willen we op drie manieren bereiken.
Een: meer sturing door de gemeenten.
Twee: meer medezeggenschap voor WSW’ers.
En drie: meer bereidheid van werkgevers om WSW’ers in dienst te nemen.
Ik neem de drie met u door.
Eén. Gemeenten krijgen meer verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening. Vanaf 1 januari 2008 krijgt iedere gemeente een eigen budget. Daar zijn de gemeenten zelf ook voorstander van. Met een eigen budget kunnen ze hun eigen beleid bepalen.
Wie betaalt, bepaalt.
Het blijft mogelijk dat gemeenten de WSW gezamenlijk uitvoeren, maar de financiële verantwoordelijkheid komt bij iedere gemeente apart te liggen. Daardoor kunnen gemeentebesturen het beleid beter sturen en kunnen gemeenteraden het beleid ook beter controleren.
Dat is democratische winst.
Er is meer winst. De administratieve lasten gaan omlaag én er komt een bonus om begeleid werken te bevorderen. Een bonus die kan oplopen tot 3000 € per werkplek. Dat geld geven we aan de gemeenten. Díé beslissen wat ze ermee doen. Ze kunnen de bonus, geheel of gedeeltelijk, aan de betrokken WSW’er geven of aan de betrokken werkgever. Dat beslis ik niet. Dat beslist de gemeente. Al zal het geld natuurlijk wel binnen het kader van de WSW moeten worden ingezet.Volgend jaar is er 18 miljoen euro extra voor die bonussen beschikbaar.Tel uit je winst.
Dat brengt me bij het tweede doel van de modernisering. WSW’ers krijgen meer te vertellen. Over het beleid in hun gemeente en over hun eigen budget.Er komt een persoonsgebonden bugdet, PGB, voor WSW’ers die begeleid willen werken. Daarmee kunnen ze zelf zoeken naar een passende plek bij een werkgever. Zelfstandig of samen met een bekwame begeleidingsorganisatie. Het PGB kan worden gebruikt voor begeleiding, voor aanpassing van de werkplek, voor vervoer of om een deel van het loon te vergoeden. De WSW’er krijgen het geld niet zelf in handen, maar geven de gemeente aan hoe ze het besteed willen hebben.
De betrokkenheid van de WSW’ers bij de uitvoering is van wezenlijk belang. We moeten de zaken niet voor hen regelen, maar met hen. Daarom wordt er van gemeenten ook gevraagd een vorm van cliëntenparticipatie te organiseren.Ik wil u, als ondernemingsraadsleden, nog eens duidelijk maken dat cliëntenparticipatie iets anders is dan werknemersvertegenwoordiging.
Er zijn twee grote verschillen. In de eerste plaats vertegenwoordigt de OR een andere groep. In de tweede plaats heeft de OR andere taken.U, als ondernemingsraadslid, vertegenwoordigt de werknemers van het sw-bedrijf. Alle werknemers. WSW’ers er niet WSW’ers.Bij cliëntenparticipatie gaat het om de doelgroep van de WSW. De WSW’ers in de sw-bedrijven, de WSW’ers die extern werken én de mensen op de wachtlijst.
Dat is het eerste verschil. Het tweede verschil zit ‘m in de taken.
U, als ondernemingsraadlid, praat mee over… Nou, dat hoef ik u niet te vertellen, dat weet u zelf het beste.Bij cliëntenparticipatie gaat het om medezeggenschap over het beleid van de gemeente. Hoe voert de gemeente de WSW uit? Hoe gaan ze in een gemeente om met de wachtlijst? Hoe gaan ze om met de bonussen om begeleid werken te bevorderen?
Bij cliëntenparticipatie gaat het dus duidelijk om een ander soort medezeggenschap. Cliëntenparticipatie doet niets af aan uw werk. Integendeel. Het één kan het ánder juist versterken.Het is eigenlijk net als met medezeggenschap in het onderwijs of de zorg. Voor leraren en verpleegkundigen zijn er ondernemingsraden. Voor ouders, leerlingen en cliënten zijn er ouderraden, schoolraden en cliëntenraden. De praktijk bewijst dat die prima naast elkaar kunnen bestaan en elkaar ook prima kunnen aanvullen. Dat kan ook gebeuren als het gaat om cliëntenraden en ondernemingsraden in de sociale werkvoorziening. Ik zie het als een verrijking. Als een vereiste om mensen met een arbeidshandicap als volwaardige burgers mee te laten doen.
Dan kom ik aan het derde doel van de wijziging van de WSW. De aanpak door en van werkgevers.Als we meer WSW’ers bij gewone werkgevers willen laten werken, dan kunnen we niet zonder de bereidheid van werkgevers om WSW’ers in dienst te nemen.Hoe krijgen we werkgevers zover?In de eerste plaats door financiële risico’s weg te nemen. Hoe kleiner het financiële risico dat werkgevers lopen, hoe groter de bereidheid om iemand uit de WSW in dienst te nemen.Daarom is er al een permanente no-riskpolis bij ziekte of arbeidsongeschiktheid ingevoerd. En voortaan lopen werkgevers ook geen financieel risico meer als de indicatie vervalt van een WSW’er die ze in dienst hebben. Gemeenten worden namelijk verplicht de subsidie door te betalen aan de werkgever tót de gemeente een ander plek heeft gevonden of de betrokkene besluit daar niet aan mee te werken.Maar het wegnemen van financiële risico’s is niet genoeg. Het gaat ook om het wegnemen van vooroordelen.Dat is een taak voor u en voor mij. We zullen iedere gelegenheid aan moeten grijpen om ongewenste vooroordelen weg te nemen en gewenste voorlichting te geven. We zullen werkgevers er keer op keer van moeten overtuigen dat veel werknemers in de WSW uitstekend in staat zijn om, op een aangepaste werkplek, bij een reguliere werkgever aan de slag te gaan.
Dames en heren,
Dát willen we allemaal bereiken met de modernisering van de WSW.Maar dat is niet het eind van het verhaal.Met deze wetswijziging komt er nog geen einde aan de wachtlijsten.Het probleem van de wachtlijsten is te groot om binnen de WSW te worden opgelost. Dat moeten we breder aanpakken. Dat gaan we ook doen. Begin volgend jaar komt er een commissie met onafhankelijke deskundigen om de problematiek in kaart te brengen. Dat is de eerste stap. Dat wil niet zeggen dat we in de tussentijd met onze armen over elkaar blijven zitten. Absoluut niet. We blijven de wachtlijsten bestrijden. Ik geef vier voorbeelden. Eén. Dit jaar keren we 50 miljoen euro extra uit voor het aanpakken van de wachtlijsten. Twee. De modernisering van de WSW maakt het mogelijk dat gemeenten geld voor re-integratie gebruiken om mensen op de wachtlijst op weg naar werk te helpen. Drie. De gemeenten gaan de stofkam door de wachtlijsten halen, zodat er alleen WSW’ers op staan die echt beschikbaar zijn. En vier. Vanaf 1 januari 2008 komt er 25 miljoen extra voor 1000 WSW-plaatsen. Dat geld is bedoeld als een soort pleister voor de pijntjes die ontstaan door het nieuwe financieringssysteem, maar is een mooie opsteker voor de mensen op de wachtlijsten: 1000 plaatsen extra.
Dames en heren,
Door de modernisering zullen sw-bedrijven zich meer dan ooit moeten richten op het aan de slag helpen van WSW’ers buiten het sw-bedrijf. Het is niet de bedoeling dat sw-bedrijven, vanuit een eigen economisch belang, werknemers vasthouden, die zich bij een reguliere werkgever verder kunnen ontwikkelen. Dat is misschien wel positief voor de bedrijfsvoering, maar het is niet de bedoeling van de wet, niet in het belang van de betrokken werknemer, en ook niet in het belang van de mensen op de wachtlijst. Mensen die regulier kunnen werken, via detachering of begeleid werken, horen die kans te krijgen.
Dáár draait het om bij de modernisering.
U speelt daar een belangrijke rol bij. U kent het bedrijf én de werknemers als geen ander. U kunt een belangrijke bijdrage leveren. Zoveel mogelijk mensen aan het werk op een plek die bij hen past. Als het moet, binnen de beschutting van de sociale werkvoorziening. Als het kan, buiten bij een reguliere werkgever.
Dat is uw doel. Dat is mijn doel. Laten we daar sámen aan werken.